ECLI:NL:RBOVE:2021:1538

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
08-284410-20 en 08-318617-20 (t.t.z. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging en poging tot brandstichting met een molotovcocktail

De rechtbank Overijssel heeft op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling, bedreiging en poging tot brandstichting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident op 20 december 2019, waarbij de verdachte zijn ex-partner mishandelde door haar tegen de muur te duwen, wat leidde tot letsel. Daarnaast bedreigde hij haar meerdere malen met de dood en zware mishandeling, en ook een andere persoon, [slachtoffer 2]. De bedreigingen werden gedaan via sms en Whatsapp, waarbij de verdachte dreigende teksten verstuurde die angst veroorzaakten bij de slachtoffers.

In een tweede zaak, die plaatsvond op 26 april 2020, werd de verdachte beschuldigd van het medeplegen van een poging tot brandstichting. Hij had een medeverdachte, [medeverdachte], aangestoken om een molotovcocktail naar de woning van zijn ex-partner te gooien. De rechtbank oordeelde dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar was, hoewel de brand niet daadwerkelijk ontstond. De verdachte had instructies gegeven aan [medeverdachte] en was betrokken bij de voorbereiding van het delict. De rechtbank vond de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting voldoende om hem als medepleger aan te merken.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De straf van drie jaar werd opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte dat de verdachte geen openheid van zaken had gegeven over zijn handelen en dat zijn gedrag een grote impact had op de slachtoffers, vooral gezien de kinderen die bij de ex-partner woonden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-284410-20 en 08-318617-20 (t.t.z. gev.) (P)
Datum vonnis: 13 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
30 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.P.G. Sommers en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.S. Wibbelink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-318617-20
-
feit 1: [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
-
feit 2: [slachtoffer 1] heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling;
-
feit 3: [slachtoffer 2] heeft bedreigd met de dood, dan wel met zware mishandeling;
parketnummer 08-284410-20
- samen met een ander heeft geprobeerd opzettelijk brand te stichten door een molotovcocktail/brandbom door een ruit van een woning aan [adres 2] te Hengelo (O) te gooien.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-318617-20
1.
hij op of omstreeks 20 december 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), zijn
(ex-)levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door:
(met kracht) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen, in elk geval die [slachtoffer 1] een duw te geven (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen);
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 december 2019 tot en met 25 mei 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 1] (in persoon) dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, mensen uit Polen zou laten komen om die [slachtoffer 1] en haar familie kreupel te laten slaan, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] (via Whatsapp of SMS gericht aan de moeder van die [slachtoffer 1] , te weten [naam 1] ) dreigend de woorden toe te voegen: "Ik kan nachtmerries veroorzaken wat het daglicht niet kan verdragen. Dat is mijn voordeel met mijn achterban", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke dreigende woorden vervolgens door die [naam 1] aan die [slachtoffer 1] zijn verteld en/of kenbaar zijn gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] (via Whatsapp en/of SMS) dreigend de woorden toe te voegen:
- "Trouwens had van [naam 2] begrepen dat je naar gomorra kijkt. Goed opletten wat met
met mensen gebeurt die verraden bij de politie of samenwerkt met de politie" en/of
- "Tot zaterdag moet ik mijn kinderen zien anders gaat het wederom een safehouse
voor jou worden"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] (via [slachtoffer 2] ) dreigend de woorden toe te voegen – zakelijk weergegeven – dat hij, verdachte, Poolse mensen zal inhuren om die [slachtoffer 1] en haar familie af te laten maken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke dreigende woorden vervolgens door die [slachtoffer 2] aan die [slachtoffer 1] zijn verteld en/of kenbaar zijn gemaakt;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Arnhem, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] meerdere malen althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (via Whatsapp en/of SMS) dreigend de woorden toe te voegen:
- " is zelfmoord geen optie voor jou" en/of
- " En politie heeft alles geseponeerd dus jou goede getuigenverklaring heeft ook jou nog shit opgeleverd" en/of
- " Kankerrat je. Bent nog in leven je zou zelfmoord plegen. Doe dat snel beter voor jou ben je ook geen schande meer voor jezelf" en/of
- " Jij zou zelfmoord plegen zie ik ook nog niet. Kankerrat. Hoop dat je voor de trouwdag van je dochter dood neer valt. Anders kunnen die Polen je komen helpen ermee",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
parketnummer 08-284410-20
hij op of omstreeks 26 april 2020 te Hengelo (O) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk:
- een zogenaamde molotovcocktail/brandbom (een fles gevuld met terpentine, althans een brandbare vloeistof/brandbaar gas met daarin een stuk stof (vermoedelijk een sok)) gemaakt en/of
- ( vervolgens) zich met die molotovcocktail/brandbom, althans een fles gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, begeven naar de woning gelegen aan [adres 2] en/of
- ( vervolgens) een steen door de ruit in de voorgevel van voornoemde woning gegooid, althans een ruit in de voorgevel van voornoemde woning vernield en/of
- ( vervolgens) open vuur via dat stuk stof met die terpentine, althans brandbare vloeistof/brandbaar gas in aanraking gebracht (en zodoende voornoemde molotovcocktail/brandbom aangestoken) en/of
- ( vervolgens) die brandende molotovcocktail/brandbom, althans een fles gevuld met een brandbare vloeistof/brandbaar gas, door voornoemde vernielde ruit van die woning naar binnen gegooid,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning gelegen aan [adres 2] en/of de zich in die woning bevindende goederen en/of aangrenzende en/of zich in de nabijheid van die woning bevindende (overige) woningen en/of gebouwen en/of zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en/of andere personen in die woning en/of de bewoners en/of andere personen in de aangrenzende en/of zich in de nabijheid van die woning bevindende woningen en/of gebouwen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Dit onderdeel bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Parketnummer 08-318617-20
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de onder feit 1 tenlastegelegde mishandeling op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde bedreigingen, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de bedreiging van [slachtoffer 1] onder het eerste gedachtestreepje alleen blijkt uit de verklaring van die [slachtoffer 1] . Dit is onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs, zodat voor die specifieke bedreiging vrijspraak zal moeten volgen. Voor de bedreigingen onder het tweede, derde en vierde gedachtestreepje zoals onder feit 2 ten laste gelegd, stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde bedreigingen, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, omdat de uitlatingen van verdachte niet voldoen aan de juridische eisen voor de kwalificatie van een bedreiging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 tenlastegelegde mishandeling wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. De verdediging heeft daarnaast vrijspraak bepleit van het eerste en vierde gedachtestreepje van de onder feit 2 tenlastegelegde bedreigingen, wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs. De tenlastegelegde bedreigingen onder het tweede en derde gedachtestreepje kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, aldus de verdediging.
Tenslotte heeft de verdediging vrijspraak bepleit van de onder feit 3 tenlastegelegde bedreigingen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte deze uitlatingen wel heeft gedaan, maar dat deze uitlatingen niet zijn te kwalificeren als een strafbare bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht (Sr).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte – haar ex-partner – op 20 december 2019 in haar woning aan [adres 2] in Hengelo (O) was. Verdachte duwde aangeefster tegen de muur, waardoor zij op haar stuitje viel. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] stonden op dat moment op tien meter afstand van de voordeur van de woning waarin aangeefster en verdachte zich bevonden en zij hoorden een klap uit de woning komen. Tevens hoorden zij een korte gil van aangeefster. Blijkens een verklaring van huisarts [naam 3] van 20 december 2019 liep aangeefster moeilijk en had zij een hematoom rondom haar stuit. Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 december 2019 in de woning van aangeefster was en dat hij en aangeefster in de gang met de schouders tegen elkaar aan liepen. Verdachte ontkent dat hij aangeefster een duw heeft gegeven waardoor zij op de grond is gevallen en weerspreekt dat hij haar mishandeld heeft.
De rechtbank is van oordeel dat het door de huisarts geconstateerde letsel van aangeefster de aangifte in voldoende mate ondersteunt. Het geconstateerde letsel is daarentegen moeizaam te rijmen met de verklaring van verdachte. Op basis van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door tegen haar lichaam te duwen, ten gevolge waarvan aangeefster ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen.
4.3.2
Feit 2
Ten aanzien van het in de tenlastelegging onder feit 2 opgenomen eerste en vierde gedachtestreepje overweegt de rechtbank dat er per gedachtestreepje slechts één bewijsmiddel in het dossier aanwezig is en dat verdachte deze uitlatingen ontkent. Om die reden is niet voldaan aan het bewijsminimum en spreekt de rechtbank verdachte vrij van deze onderdelen van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging.
De rechtbank komt – met uitzondering van het eerste en vierde gedachtestreepje – tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 juni 2020, pagina 39;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5°, Sv, de uitgewerkte sms-berichten van verdachte, pagina’s 53 en 59;
het aanvullende proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaal nummer 112, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , van 3 februari 2021, met daarachter gevoegd een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5°, Sv, de screenshot van het Whatsapp-gesprek met verdachte.
4.3.3
Feit 3
De rechtbank overweegt met betrekking tot het tenlastegelegde onder feit 3 dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling onder meer is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van verdachte daarop was gericht. [2]
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat de door verdachte via Whatsapp verstuurde uitlating "Hoop dat je voor de trouwdag van je dochter dood neer valt. Anders kunnen die Polen je komen helpen ermee", juridisch kan worden gekwalificeerd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, omdat die bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij aangever redelijkerwijs de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Uit het vorengaande volgt dat enkel een gedeelte van het onder feit 3 opgenomen vierde gedachtestreepje bewezen kan worden verklaard. De overige onder feit 3 opgenomen uitlatingen leveren geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op, zodat de rechtbank verdachte voor deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreekt.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot bewezenverklaring van een gedeelte van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 28 augustus 2020, pagina 166;
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, het uitgewerkte Whatsapp-bericht van verdachte, pagina 167 en de screenshot van het Whatsapp-gesprek met verdachte, pagina 169.
Parketnummer 08-284410-20
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan een poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat er slechts twee bewijsmiddelen tegen verdachte in het dossier aanwezig zijn, namelijk de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en het aangetroffen DNA-spoor van verdachte op een flesje dat als molotovcocktail is gebruikt. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] onbruikbaar is voor het bewijs, omdat deze verklaring onbetrouwbaar is. [medeverdachte] heeft pas een maand na zijn aanhouding een belastende verklaring afgelegd en deze verklaring is inconsistent. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het DNA-spoor van verdachte op het flesje dat als molotovcocktail is gebruikt, is terechtgekomen doordat verdachte dat flesje op 24 april 2020 bij de Albert Heijn in Den Haag heeft gekocht.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
4.6.1
De betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]
De rechtbank acht, anders dan de verdediging heeft betoogd, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar. De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaring van [medeverdachte] uitvoerig en gedetailleerd is en dat de verklaring op essentiële punten steun vindt in onder meer het onderzoek naar de mastgegevens van zijn telefoon, het telefonisch verkeer tussen [medeverdachte] en verdachte voor en na het strafbare feit en de DNA-sporen die zijn aangetroffen op de molotovcocktail, de camerabehuizing en de steen waarmee is gegooid. [medeverdachte] heeft een reden gegeven waarom hij pas in het vierde politieverhoor een belastende verklaring over verdachte heeft afgelegd. [medeverdachte] wist niet dat de ex-partner en de kinderen van verdachte normaliter in de woning verbleven waar hij de molotovcocktail naar binnen heeft gegooid. [medeverdachte] had, nadat hij hiervan in kennis werd gesteld, meteen spijt van zijn handelen. Daarnaast belast [medeverdachte] ook zichzelf met zijn verklaring. Dat de verklaringen van [medeverdachte] niet op alle punten consistent zijn, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de geloofwaardigheid niet af.
4.6.2
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 april 2020 is verdachte samen met [medeverdachte] vanuit Den Haag naar Hengelo gereden. Verdachte heeft tijdens deze autorit aan [medeverdachte] verteld dat hij een huis in Hengelo had dat in de brand moest. Verdachte kwam met het plan om een molotovcocktail te maken met een fles met brandende vloeistof. In Hengelo aangekomen is verdachte samen met [medeverdachte] langs de woning aan [adres 2] gereden in het kader van een voorverkenning. Verdachte heeft tijdens deze voorverkenning aan [medeverdachte] laten zien om welke woning het ging. Ook heeft verdachte verteld dat [medeverdachte] het raam moest ingooien en vervolgens de molotovcocktail naar binnen moest gooien. [medeverdachte] zou daarvoor geld van verdachte krijgen. Op 25 april 2020 is [medeverdachte] vanuit Den Haag naar Hengelo gereden. Op 25 april 2020 om 23:35 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van [medeverdachte] gebruik van een mast aan de Vöckersweg in Hengelo. Om 23:39 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van [medeverdachte] gebruik van een mast aan het [adres 3] in Hengelo. Op 26 april 2020 om 01:08 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van [medeverdachte] gebruik van een mast aan de PC Hooftlaan in Hengelo.
In Hengelo aangekomen heeft [medeverdachte] van verdachte een gele plastic tas van het merk Jumbo gekregen met daarin een flesje Desperados, een stuk stof en een flesje met terpentine. [medeverdachte] is naar de woning aan [adres 2] gereden die verdachte op
24 april 2020 tijdens de voorverkenning had aangewezen. [medeverdachte] heeft het flesje Desperados gevuld met terpentine en heeft het stuk stof in de fles gedaan. [medeverdachte] is vervolgens naar de woning gelopen en heeft een steen door het kleine raampje aan de voorzijde van de woning gegooid. [medeverdachte] heeft het stuk stof in de fles in brand gestoken en heeft de brandende fles naar binnen gegooid. Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] richting de woning aan [adres 2] kwam lopen met een gele plastic tas van het merk Jumbo in zijn handen. Om 01:23 uur en om 02:08 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van [medeverdachte] gebruik van een mast aan [adres 4] te Hengelo. De woning aan [adres 2] valt binnen het dekkingsgebied van deze mast. Op de camerabeelden is voorts te zien dat [medeverdachte] een glazen fles uit de tas pakt en om 02:16:55 uur een bovenhandse beweging richting de voorgevel van de woning maakt. Kort is te zien dat iets oplicht tussen [medeverdachte] en de gevel van de woning. Ook is te zien dat [medeverdachte] vervolgens is weggelopen. Om 02:24 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van [medeverdachte] gebruik van een mast aan de PC Hooftlaan te Hengelo. Om 05:44 uur maakte een telefoon met het telefoonnummer van [medeverdachte] gebruik van een mast in Den Haag.
Zowel voorafgaand aan het incident als vlak na het incident hebben [medeverdachte] en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] telefonisch contact met elkaar gehad. De gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] heeft voorafgaand aan het incident drie keer naar het telefoonnummer van [medeverdachte] gebeld, om 23:21 uur, om 23:35 uur en om 01:23 uur. [medeverdachte] heeft voor het gooien van de molotovcocktail tevergeefs geprobeerd contact te krijgen met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Nadat de molotovcocktail door [medeverdachte] in de woning is gegooid, heeft [medeverdachte] om 02:24 uur drie minuten gebeld met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op 26 april 2020 omstreeks 02:33 uur werd aangeefster [slachtoffer 1] – die op dat moment met haar kinderen bij haar moeder verbleef – gebeld door haar buurvrouw [getuige] , die aan [adres 5] te Hengelo woonachtig is. Getuige [getuige] bevond zich op
26 april 2020 in haar slaapkamer en hoorde rond 02:15 uur een harde knal. Verderop in de straat, bij de woning van aangeefster, zag zij een persoon in de voortuin staan. Getuige [getuige] zag plotseling vuur bij het ingeslagen raam ontstaan. Na het telefonisch contact met getuige [getuige] , heeft aangeefster meteen 112 gebeld. Naar aanleiding van deze melding heeft verbalisant [verbalisant 4] zich naar [adres 2] in Hengelo begeven. Verbalisant [verbalisant 4] rook bij binnenkomst in de woning een sterke terpentinegeur. Hij zag dat er op de bank in de woonkamer een baksteen lag en ter hoogte van de keuken zag hij een kapotte fles liggen. In de opening van de fles zat een beige kleurige doek die sterk naar terpentine rook. Het topje van de doek was afgebrand.
Op 26 april 2020 om 10:45 uur is in de woning door de bij het Team Forensische Opsporing werkzame verbalisant [verbalisant 5] onderzoek verricht. Tijdens het forensisch onderzoek werden onder meer glasscherven aangetroffen. Een deel van de aangetroffen glasscherven werd bijeen gehouden door een etiket, waarop de naam Desperados was aangebracht. Uit een gedeelte van de flessenhals stak een bruinkleurig doekje (de lont). De rand van het doekje was door inwerking van het vuur aangetast. Het doekje was droog. Het feit dat het doekje droog was, kan volgens de verbalisant passen bij een vluchtige stof die onder invloed van temperatuur en tijd verdampt, zoals terpentine. Uit empirisch onderzoek naar de deugdelijkheid van de lont in droge en natte (met terpentine doordrenkte) toestand, is komen vast te staan dat de ontbrandbaarheid van de droge lont goed was, en die van de doordrenkte lont beter. Gezien het door vuur vergane deel van de lont, heeft de lont gebrand. Indien de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels terecht was gekomen, was het zeer waarschijnlijk geweest dat deze vlam hadden gevat. Het uitblijven van de brand is daarom naar het oordeel van verbalisant [verbalisant 5] niet het gevolg geweest van een ondeugdelijk middel, maar veeleer te wijten aan onzorgvuldig handelen. Door het (te) vluchtig handelen van de verdachte die de molotovcocktail gooide, was het vuur waarschijnlijk onvoldoende ontwikkeld toen het met de ontbrandbare stof in de woning werd gebracht. Het vuur ging daardoor uit voordat het in de woning brand kon veroorzaken.
Door verbalisant [verbalisant 5] zijn verschillende goederen en sporen veiliggesteld en onderzocht op biologische sporen. Deze goederen en sporen zijn overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut voor nader onderzoek.
Uit de bemonstering van de camerabehuizing onder het afdak nabij de voordeur van de woning (SIN: AANH2027NL) is een DNA-profiel verkregen. De deskundige heeft gerapporteerd dat het veel waarschijnlijker is dat de bemonstering DNA-materiaal bevat van [medeverdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA-materiaal bevat van een onbekende, niet verwante persoon. De rechtbank leidt uit deze onderzoeksresultaten, in samenhang met de rest van het dossier, af dat de camerabehuizing DNA-materiaal bevat van [medeverdachte] .
Uit de bemonstering van de steen (SIN: AANU6175NL) is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen, van wie zeker één man. De deskundige heeft gerapporteerd dat de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn als de bemonstering celmateriaal bevat van [medeverdachte] en twee onbekende, niet verwante personen dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van drie onbekende, niet verwante personen. De rechtbank leidt uit deze onderzoeksresultaten, in samenhang met de rest van het dossier, af dat de steen DNA-materiaal bevat van – onder anderen – [medeverdachte] .
Uit de bemonstering van de bolle zijden van de fles Desperados (SIN: AANU6208NL) is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. De deskundige heeft gerapporteerd dat er een DNA-hoofdprofiel is afgeleid van een man en dat dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent, dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurige onbekende man overeenkomt met dit DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard. Hieruit leidt de rechtbank af, in samenhang met de rest van het dossier, dat de bemonstering van de bolle zijden van de fles Desperados DNA bevat van verdachte.
4.6.3
De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] blijkt dat er onderzoek is verricht naar de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer is vergeleken met een telefoonnummer dat volgens verdachte zelf bij hem in gebruik was, namelijk [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek komt naar voren dat zowel met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik was bij verdachte, als met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact is onderhouden met een aantal dezelfde personen. Daarnaast is ook uit onderzoek naar voren gekomen dat zowel met telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik was bij verdachte, als met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] veel gebruik werd gemaakt van dezelfde masten. Daarbij komt dat [medeverdachte] bij de politie en ter zitting heeft verklaard dat hij voor en na het incident telefonisch contact heeft gehad met verdachte en dat verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op basis van de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , in samenhang met de verklaring van [medeverdachte] , stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ten tijde van en kort voor en na het tenlastegelegde feit bij verdachte in gebruik is (geweest).
4.6.4
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van verdachte zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. [3]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Het staat vast dat [medeverdachte] op 26 april 2020 een ruit van de woning aan [adres 2] in Hengelo met een steen heeft ingegooid en dat [medeverdachte] vervolgens door die ruit een brandende molotovcocktail naar binnen heeft gegooid. Ook staat vast dat verdachte niet bij de uitvoering van deze handelingen aanwezig was.
De betrokkenheid van verdachte was als volgt. Twee dagen voorafgaand aan het misdrijf is verdachte samen met [medeverdachte] naar Hengelo gereden in het kader van een voorverkenning. Verdachte heeft tijdens deze autorit aan [medeverdachte] verteld dat hij een huis had in Hengelo dat in de brand moest en hem verzocht dit te doen. Verdachte heeft in het bijzijn van [medeverdachte] het plan uitgesproken om een molotovcocktail te maken met een fles met brandbare vloeistof. Verdachte is vervolgens samen met [medeverdachte] langs de bewuste woning aan [adres 2] in Hengelo gereden en heeft [medeverdachte] verteld dat die woning in de brand moest. Verdachte heeft [medeverdachte] instructies gegeven over de uitvoering van het misdrijf. Verdachte heeft [medeverdachte] in ruil voor deze handelingen geld aangeboden.
Op 25 april 2020 heeft verdachte in Hengelo goederen aan [medeverdachte] verstrekt zoals hiervoor onder de feiten en omstandigheden is vermeld, terwijl vast is komen te staan dat die goederen bestemd waren voor de uitvoering van het misdrijf om brand te stichten en ook zijn gebruikt met dat doel. Op een van de goederen, een fles Desperados, is het DNA van verdachte aangetroffen. Dit past binnen de door [medeverdachte] gegeven verklaring.
Verdachte heeft voorafgaand aan het incident drie keer telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte] op verschillende tijdstippen. Daarnaast heeft [medeverdachte] vlak voor het incident telefonisch contact met verdachte proberen op te nemen. Na het incident heeft [medeverdachte] drie minuten telefonisch contact gehad met verdachte.
Op grond van het voorgaande – in het bijzonder ook de wijze waarop de handelingen elkaar hebben opgevolgd en/of met elkaar in verband staan – is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de poging tot brandstichting, is de bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Het zwaartepunt van de door verdachte geleverde bijdrage ligt naar het oordeel van de rechtbank in zijn initiërende rol als opdrachtgever en zijn intellectuele bijdrage, die als wezenlijk dient te worden aangemerkt. Verdachte is twee dagen voor het incident met [medeverdachte] naar Hengelo gereden en heeft hem toen de woning getoond van zijn ex-partner. Nadat [medeverdachte] op 25 april 2020 naar Hengelo was vertrokken, heeft verdachte voorafgaand aan het incident telefonisch contact gehad met [medeverdachte] . Verdachte heeft zich op dit moment niet van het plan gedistantieerd, terwijl hij dit wel had kunnen doen door bijvoorbeeld de politie te bellen.
Dit alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn handelen een aanzienlijke intellectuele rol als medepleger heeft vervuld, naast een niet onaanzienlijke rol als feitelijk uitvoerder van voorbereidingshandelingen. Om die reden is sprake van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] dat sprake is van medeplegen.
4.6.5
Opzet
Zoals hiervoor vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [medeverdachte] in opdracht van verdachte een steen door de ruit van de woning aan [adres 2] in Hengelo heeft gegooid en de lont – bestaande uit een stuk doek – van de molotovcocktail heeft aangestoken, waarna hij deze molotovcocktail in die woning heeft gegooid. [medeverdachte] heeft deze molotovcocktail aldus brandend door de kapotte ruit van voornoemde woning gegooid. Uit forensisch onderzoek komt naar voren dat het zeer waarschijnlijk is dat als de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels in de woonkamer terecht was gekomen, deze vlam hadden gevat. Naar het oordeel van de rechtbank is dergelijk handelen naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op en geschikt voor het veroorzaken van een brand. De kans op brand was naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Onder deze omstandigheden hebben verdachten naar het oordeel van de rechtbank in voorwaardelijke zin opzet gehad op brandstichting.
4.6.6
Gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Uit het forensisch rapport blijkt dat in de voornoemde woning stoffen meubels, waaronder een fauteuil en een bank, stonden. Het is zeer waarschijnlijk dat als de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels achter het ingegooide raam terecht was gekomen, deze vlam hadden gevat. In de aangrenzende woningen lagen personen te slapen ten tijde van het naar binnen gooien van de brandende molotovcocktail. Uit het forensisch rapport komt ook naar voren dat er levensgevaar voor omwonenden, die in de aangrenzende woningen lagen te slapen, te duchten was geweest indien de woning vlam had gevat. De rechtbank overweegt dat wanneer op een nachtelijk tijdstip, een moment waarop de meeste mensen in hun woning liggen te slapen, in een woning een brandende molotovcocktail naar binnen wordt gegooid, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestaat dat ten gevolge van deze brand voor bewoners van de aangrenzende woningen levensgevaar te duchten is. Daarbij verhoogt het tijdstip – midden in de nacht – de kans op slachtoffers, aangezien slapende mensen doorgaans minder snel reageren op dreigend gevaar. De rechtbank is gezien de bovengenoemde omstandigheden van oordeel dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.
4.6.7
Deugdelijkheid middel
[medeverdachte] heeft, zoals eerder vermeld, in opdracht van verdachte een flesje Desperados gevuld met terpentine, het doekje in het flesje gedaan, het doekje vervolgens aangestoken en de brandende molotovcocktail in de woning gegooid. De verschillende feitelijke handelingen zoals die door [medeverdachte] in opdracht van verdachte zijn verricht, zijn te duiden als een begin van uitvoering waardoor het voornemen van [medeverdachte] en verdachte om brand te stichten in de woning aan [adres 2] in Hengelo is geopenbaard. De gegooide molotovcocktail is terecht gekomen in een woonkamer waar stoffen meubels stonden. [medeverdachte] kon niet precies inschatten waar de molotovcocktail die hij gooide tot stilstand zou komen, hoe de vlam zich precies zou ontwikkelen en waar de vonken terecht zouden komen. De stoffen meubels hadden, eenmaal in aanraking met de brandende molotovcocktail, naar mag worden aangenomen, zeer goed vlam kunnen vatten. Uit het forensisch rapport blijkt ook dat kan worden gesteld dat het uitblijven van de brand te wijten is aan het onzorgvuldig handelen van [medeverdachte] . Gezien de beperkte verbranding van de lont van de molotovcocktail en de beeldopnamen, kan worden gesteld dat door (te) vluchtig handelen van [medeverdachte] , het vuur waarschijnlijk onvoldoende was ontwikkeld toen het met de ontbrandende stof in de woning werd gebracht. De molotovcocktail was onder de genoemde omstandigheden een deugdelijk middel, maar verdachten zijn niet geslaagd in de opzet om brand te stichten in de woning. De rechtbank is derhalve van oordeel dat door verdachten gebruik is gemaakt van een deugdelijk middel, waardoor sprake is van een strafbare poging tot brandstichting.
4.6.8
Conclusie
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de in de zaak met parketnummer 08-318617-20 tenlastegelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 08-284410-20 tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-318617-20
feit 1
hij op 20 december 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) zijn ex-levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen;
feit 2
hij in de periode van 21 december 2019 tot en met 16 april 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 1] meerdere malen heeft bedreigd met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 1] via Whatsapp gericht aan de moeder van die [slachtoffer 1] , te weten [naam 1] , dreigend de woorden toe te voegen: "Ik kan nachtmerries veroorzaken wat het daglicht niet kan verdragen. Dat is mijn voordeel met mijn achterban", welke dreigende woorden vervolgens door die [naam 1] aan die [slachtoffer 1] kenbaar zijn gemaakt en
- die [slachtoffer 1] via sms dreigend de woorden toe te voegen:
  • "Trouwens had van [naam 2] begrepen dat je gomorra kijkt. Goed opletten wat met mensen gebeurt die verraden bij de politie of samenwerkt met de politie" en
  • "Tot zaterdag moet ik mijn kinderen zien anders gaat het wederom een safehouse voor jou worden";
Feit 3
hij op 13 augustus 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] via Whatsapp dreigend de woorden toe te voegen: "Hoop dat je voor de trouwdag van je dochter dood neer valt. Anders kunnen die Polen je komen helpen ermee";
parketnummer 08-284410-20
hij op 26 april 2020 te Hengelo (O) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand te stichten, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk:
- een zogenaamde molotovcocktail/brandbom (een fles gevuld met terpentine met daarin een stuk stof) gemaakt en
- vervolgens zich met die molotovcocktail/brandbom begeven naar de woning gelegen aan [adres 2] en
- vervolgens een steen door de ruit in de voorgevel van voornoemde woning gegooid en
- vervolgens open vuur via dat stuk stof met die terpentine in aanraking gebracht en zodoende voornoemde molotovcocktail/brandbom aangestoken en
- vervolgens die brandende molotovcocktail/brandbom door voornoemde vernielde ruit van die woning naar binnen gegooid,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning gelegen aan [adres 2] en de zich in die woning bevindende goederen en aangrenzende woningen en de zich daarin bevindende goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners en/of andere personen in de aangrenzende woningen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08-318617-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 08-284410-20 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-318617-20
feit 1:
het misdrijf: mishandeling;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 3
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
parketnummer 08-284410-20
het misdrijf: medeplegen van een poging tot het opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht verdachte ter zake van het onder parketnummer 08-318617-20 onder feit 3 tenlastegelegde feit een geldboete ter hoogte van 500,00 euro, een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen.
In het geval de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt heeft de raadsvrouw verzocht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, te weten reclasseringstoezicht en een meldplicht op te leggen. Daarnaast zouden ook toezicht in de vorm van een enkelband en hulpverlening op het gebied van verslaving en agressieregulatie kunnen worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner door haar te duwen, ten gevolge waarvan zij ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. Door zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van aangeefster geschonden en haar respectloos behandeld. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner en zijn neef door hen via sms- en Whatsappberichten bedreigende teksten te versturen. Verdachte heeft hiermee angst bij beide aangevers teweeggebracht. Bij hen ontstond de vrees dat verdachte daadwerkelijk uitvoering zou geven aan zijn dreigementen.
Daarnaast heeft verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] bewogen om brand te stichten in de voormalige echtelijke woning van hem, verdachte, en zijn ex-partner, door daar een brandende molotovcocktail naar binnen te gooien. De fles gevuld met licht ontvlambare terpentine met daarin een brandende doek, is in de woning terecht gekomen. Er ontstond vervolgens een vlam, die om onbekende redenen vanzelf doofde. In de woning bevonden zich stoffen meubels en in de aangrenzende woningen bevonden zich slapende personen. Dat de woning niet in brand is geraakt, is te danken aan de gelukkige omstandigheid dat het vuur door onbekende redenen is gedoofd. Als deze omstandigheid zich niet had voorgedaan, dan waren de gevolgen van het handelen van verdachte en zijn medeverdachte mogelijk veel ernstiger geweest. Een dergelijke poging tot brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en dient als een zeer ernstig strafbaar feit te worden gekwalificeerd. Bij betrokkenen zijn gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Het handelen van verdachte heeft grote impact gehad op het slachtoffer, de ex-partner van verdachte. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat de gedragingen van verdachte voor constante stress en een bedreigende situatie in het gezin met jonge kinderen hebben gezorgd. Verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad. Daarnaast heeft verdachte geen enkele openheid van zaken gegeven over de redenen van zijn handelen. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
Gezien de ernst van deze feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur en modaliteit van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende.
Uit het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 maart 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, Opiumwetdelicten en verkeersdelicten.
Over verdachte is op 12 maart 2021 een rapportage opgemaakt door dr. D.J. Burck, GZ-psycholoog. Hierin komt naar voren dat verdachte en zijn ex-partner in december 2019 zijn gescheiden na een relatie van 18 jaren. Verdachte en zijn ex-partner hebben samen drie kinderen die nu onder toezicht staan. Uit het rapport komt verder naar voren dat verdachte zich tijdens het onderzoek defensief heeft opgesteld. Het testpsychologisch onderzoek was marginaal valide in die zin dat verdachte sociaal wenselijke antwoorden gaf en geprobeerd heeft om zich in een gunstig daglicht te stellen. Er zijn daarnaast aanwijzingen gevonden voor problematisch middelengebruik. Tijdens het onderzoek zijn er geen aanwijzingen naar voren gekomen die zouden kunnen wijzen op een psychiatrisch toestandsbeeld of een ontwikkelingsstoornis. Er kon door de deskundige geen diagnose worden gesteld en er kon geen verband worden vastgesteld tussen een eventuele stoornis en het ten laste gelegde.
Over verdachte is op 23 maart 2021 ook een reclasseringsrapportage uitgebracht. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren veel spanning heeft ervaren binnen de relatie met zijn ex-partner. De kinderen van verdachte staan onder toezicht van jeugdzorg, onder andere vanwege de conflictueuze relatie tussen verdachte en zijn ex-partner. Bij verdachte is sprake van schuldenproblematiek. Verdachte heeft sinds december 2019 weer een vaste relatie. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en het risico op geweld als gemiddeld.
Gelet op de ernst van de feiten en rekening houdend met de bagatelliserende en externaliserende houding van verdachte en het feit dat alle strafbare feiten verband houden met de (ex)partnerrelatie, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 45, 47, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de in de zaak met parketnummer 08-318617-20 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten en het in de zaak met parketnummer 08-284410-20 tenlastegelegde feit heeft begaan;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08-318617-20 onder 1, 2 en 3 en onder parketnummer 08-284410-20 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08-318617-20
feit 1 het misdrijf: mishandeling;
feit 2 het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling;
feit 3 het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
08-284410-20
het misdrijf: medeplegen van een poging tot het opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie jaren;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-318617-20 feit 1
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier Kluut20 (ON2R020051) van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, van 8 februari 2021. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 juni 2020, pagina 38, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster.
Op 20 december 2019 was [verdachte] in mijn woning. Toen de politie weg was, kwam [verdachte] naar mij toe lopen en duwde mij tegen de muur en ik viel op mijn stuitje. Ik had pijn.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 4 januari 2021, pagina 34, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten.
Terwijl wij voor de woning in Hengelo stonden op ongeveer 10 meter afstand van de voordeur, hoorden wij een klap uit de woning komen. Tevens hoorden wij een korte gil van [slachtoffer 1] .
3.
De verklaring van huisarts [naam 3] van 20 december 2019, pagina 41, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die huisarts.
[slachtoffer 1] loopt moeizaam, pijnlijk. Hematoom rondom stuit. Erg drukpijnlijk aldaar.
4.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte.
Op het moment dat de politie in de woning aan [adres 2] in Hengelo kwam, was ik in die woning met de kinderen aan het koken. Toen de politie wegging, is er iets gebeurd. [slachtoffer 1] en ik kwamen in de gang kort tegen elkaar aan. Ze viel.
Parketnummer 08-284410-20
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier Kluut20 (ON2R020051) van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, van 28 december 2020. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.

1.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 26 april 2020, pagina’s 167-168, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster.
Ik ben eigenaar van het pand aan [adres 2] in Hengelo. Ik heb een relatie gehad met [verdachte] . Op 26 april 2020 omstreeks 2:17 uur schrok ik wakker. Ik zag op de telefoon dat de buurvrouw belde van [adres 5] . Ik hoorde dat de buurvrouw zei dat ze een knal had gehoord en daardoor naar het raam was gelopen en naar buiten had gekeken. Toen ze naar buiten keek, zag ze een man voor mijn woning staan. Ik hoorde dat ze zei dat ze zag dat hij iets aanstak en dit door het blijkbaar kapotte raam gooide. Toen ik dit hoorde heb ik direct 112 gebeld.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 1 mei 2020, pagina 194, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige.
Op 26 april 2020 bevond ik mij in de slaapkamer. Omstreeks 02:15 uur hoorde ik een harde knal. Verderop in de straat, bij de woning van [slachtoffer 1] , zag ik een persoon in de voortuin staan. Ik zag plotseling vuur bij het ingeslagen raam ontstaan. Dit vuur brandde kort.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 30 april 2020, pagina 176, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Op 26 april 2020 reed ik naar [adres 2] te Hengelo. Ik liep naar binnen en rook bij binnenkomst een sterke terpentinegeur. Ik liep naar de woonkamer en hier werd de geur sterker. Ik zag dat er op de bank een baksteen lag. Vervolgens zag ik dat ter hoogte van de keuken een kapotte fles lag. Ik zag in het bovenste gedeelte, namelijk de opening van de mond, een beige kleurige doek. Ik voelde dat dit doekje nat was en sterk naar terpentine rook. Ook zag ik dat het topje van dat doekje afgebrand was.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] van 28 april 2020, pagina’s 184-185, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Ik keek de beelden die gemaakt zijn met een beveiligingscamera die bevestigd was aan een woning aan [adres 2] in Hengelo. De werkelijke tijd is één uur later dan wordt aangegeven op de camerabeelden. Om 01:14:51 zie ik een persoon aan komen lopen. Deze persoon draagt een gele plastic tas van de Jumbo. Ik zie dat deze persoon in de richting van de woning loopt. Om 01:15:25 uur zie ik dat de persoon in de Jumbo tas reikt. Ik zie dat de persoon een glazen fles uit de tas pakt. Om 01:16:08 uur zie ik dat de persoon bukt en de Jumbo tas op de grond zet. De man loopt vervolgens richting de voorzijde van de woning. Om 01:16:55 uur zie ik dat de persoon een bovenhandse gooiende beweging maakt in de richting van de voorgevel van de woning. Ik zie vervolgens korte tijd iets oplichten tussen de persoon en de gevel van de woning. Ik zie vervolgens dat de persoon wegloopt van de voorzijde van de woning.
5.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek aan [adres 2] te Hengelo van verbalisant [verbalisant 5] , pagina’s 56-59, onder meer in houdende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Gezien het feit dat de camerabehuizing was beetgepakt, werd deze behuizing met een wattenstaafje bemonsterd op de aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. Ik zag dat de woonkamer, ter hoogte van de voorgevel, was ingericht met een fauteuil en een bankstel, die in lijn achter het openslaand raam stonden opgesteld. Door [slachtoffer 1] werd ik gewezen op een steen, die na het incident door bewoonster apart was gelegd. Ook werd ik door [slachtoffer 1] gewezen op een tas die op de woonkamertafel lag en waarin het glas lag dat na het incident bijeen was gebracht. Ik zag dat een deel van deze gevormde glasscherven bijeen gehouden werd door een etiket, waarop de naam Desperados was aangebracht. Tussen de glasscherven zag ik ook een deel van een flessenhals met opening liggen, waaruit een bruinkleurige doek stak. Ik zag dat de doek droog was. Ik zag dat de rand van het uitstekende deel van de doek, dat wil zeggen het deel van de doek dat uit de flesopening stak, door de inwerking van vuur was aangetast. Ik zag namelijk dat de doek op die plaats verbrand/verkoold was en dat op het resterende deel van de stof geen verbrandingsverschijnselen zichtbaar waren. Het feit dat de doek droog was kan passen bij een vluchtige stof die onder invloed van temperatuur en tijd verdampt. Terpentine is een dergelijke vluchtige stof die onder invloed van temperatuur verdampt.
Hoewel de molotovcocktail terecht kwam in de woonkamer van de woning en daar uit elkaar spatte, doofde het vuur op onbekende wijze. Gezien het door vuur vergane deel van de lont, kan gesteld worden dat de lont heeft gebrand. Om die reden kan gesteld worden dat het zeer waarschijnlijk is, dat als de molotovcocktail was blijven branden en op de stoffen meubels achter het geforceerde raam terecht was gekomen, deze vlam hadden gevat, met alle gevolgen van dien. Om die reden is het uitblijven van de brand niet het gevolg van een ondeugdelijk middel, maar is dit veeleer te wijten aan het onzorgvuldig handelen van de verdachte. Gezien de beperkte verbranding van de lont en de beeldopnamen, kan worden gesteld dat door het (te) vluchtig handelen van de verdachte, het vuur waarschijnlijk onvoldoende was ontwikkeld toen het met de ontbrandbare stof in de woning werd gebracht. Met als gevolg dat de brandende molotovcocktail uitging voordat het in de woning brand kon veroorzaken. De gebruikte molotovcocktail was onder de genoemde omstandigheden een deugdelijk middel, maar men slaagde niet in de opzet de woning in de brand te steken omdat het vuur tijdens of na het inbrengen in de woning doofde.
Indien de woning vlam had gevat, was aanzienlijke schade van de opstal en levensgevaar voor omwonenden, die in de aangrenzende woningen lagen te slapen, te duchten geweest.
6.
Het proces-verbaal van aanvraag DNA-onderzoek sporen en benoeming DNA-deskundige van verbalisant [verbalisant 8] van 3 juni 2020, pagina’s 81-82, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de verbalisant:
Sporen
Spoornummer : PL0600-2020185045-163437
SIN : AANH2027NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 26 april 2020 om 12:02 uur
Plaats veiligstellen : Camerabehuizing onder afdak nabij voordeur
Bijzonderheden : Verdachte probeerde de camera te manipuleren
Spoornummer : PL0600-2020185045-164497
SIN : AANU6175NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 26 mei 2020 om 11:23 uur
Plaats veiligstellen : Gehele steen
Spoornummer : PL0600-2020185045-164737
SIN : ANU6208NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen : 3 juni 2020 om 08:06 uur
Plaats veiligstellen : Bolle zijden 1, 2 en 3 en beide zijden 4
7.
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt en ondertekend door dr. M. Hidding, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, verbonden aan The Maastricht Forensic Institute, pagina’s 94-96, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van de deskundige.
De resultaten van het DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 2.
[afbeelding]
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van het celmateriaal van [medeverdachte] in de bemonstering van camerabehuizing AANH2027NL en de gehele steen AANU6175NL is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende, hypothesen.
Camerabehuizing AANH2027NL:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [medeverdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van een onbekende niet verwante
persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem zeer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Gehele steen AANU6175NL
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [medeverdachte] en twee
onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante
personen.
De resultaten van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de analyse van historische verkeersgegevens telefoonnummers van verbalisant [verbalisant 6] van 15 september 2020, pagina 201-206, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Het bleek dat [medeverdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik had/in gebruik had gehad. Op tijdstippen rondom het strafbare feit maakte het telefoonnummer van [medeverdachte] gebruik van GSM masten in Hengelo. Op 25 april 2020 te 23:35 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan de Vöckersweg in Hengelo. Op 25 april 2020 te 23:39 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan het [adres 3] in Hengelo. Op 26 april 2020 te 01:08 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan de PC Hooftlaan in Hengelo. Op 26 april 2020 te 01:23 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan [adres 4] in Hengelo. Op 26 april 2020 te 02:08 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan [adres 4] in Hengelo. Het dekkingsgebied van de cell aan [adres 4] :
[afbeelding]
Op 26 april 2020 te 02:24 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik van een cell aan de PC Hooftlaan in Hengelo. Het dekkingsgebied van de cell aan de PC Hooftlaan:
[afbeelding]

9.

Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de bevindingen ten aanzien van gebruiker [telefoonnummer 1] van verbalisant [verbalisant 6] van 25 september 2020, pagina 223-225, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant.
Uit de analyse van historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte] is gebleken dat met dit telefoonnummer contact is geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit de analyse bleek dat tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte] en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op 25 april 2020 en 26 april 2020 ook contact was. Op 25 april 2020 te 23:21 uur belde de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] 38 seconden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte] . Op 25 april 2020 te 23:35 uur belde de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] 15 seconden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte] . Op 26 april 2020 te 01:23 uur belde de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] 19 seconden naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte] . Op 26 april 2020 te 02:08 uur werd met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte] 0 seconden naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebeld. Op 26 april 2020 te 02:24 uur werd met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte] 3 minuten naar de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebeld.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gebleken met welke telefoonnummers/personen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact heeft gehad. Tijdens het onderzoek van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik is bij [verdachte] zijn ook de historische verkeersgegevens gevorderd. Uit de analyse van die historische verkeersgegevens is gebleken met welke telefoonnummers/personen [verdachte] met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] contact heeft gehad. Het bleek dat zowel met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] als met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact is onderhouden met een aantal dezelfde personen. Uit de historische gegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is gebleken van welke cellen gebruik werd gemaakt. De cell die het meest gebruik werd (203x) betreft een cell die gelegen is aan de [adres 6] te Hengelo. Deze cell geeft dekking aan het gebied waar zich ook de woning van de ouders van [verdachte] bevindt. Daarnaast werden twee cellen aan [adres 7] te Kwintsheul een aantal keren gebruikt (48x). Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat in gebruik is bij [verdachte] is gebleken van welke cellen gebruik werd gemaakt. De cell die het meest gebruikt werd (4206x) betreft een cell die gelegen is aan [adres 6] te Hengelo. Daarnaast werden ook veelvuldig cellen in Kwintsheul gebruikt. Uit de totale analyse van de historische verkeersgegevens is gebleken dat het zeer aannemelijk is dat [verdachte] de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] was.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 3 november 2020, pagina’s 273-277, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte.
[verdachte] is voor die nacht van 25 op 26 april 2020 bij mij in Den Haag gekomen. [verdachte] heeft mij toen gebeld en hij is naar Den Haag gekomen. Hij vroeg aan mij of ik iets voor hem wilde doen. Hij wilde mij daar ook geld voor geven. Ik zei is goed. Hij belde mij in de week voor 25 april 2020 en hij kwam gelijk naar mij toe. De eerstvolgende keer dat ik hem sprak was die 25e. [verdachte] belde mij toen. Hij vertelde dat hij onderweg was naar mij. We zijn met ons tweeën naar Hengelo gaan rijden. We hebben ergens geparkeerd en we hebben met elkaar gesproken. Daarna zijn we naar Hengelo gereden en onderweg naar Hengelo heeft hij mij verteld wat hij wilde. Hij vertelde dat hij een huis in Hengelo had en dat dat huis in brand moest. Toen kwam [verdachte] met het idee. Dat een fles met brandbaar spul, een soort van molotovcocktail. Hij zei: ‘gooi dat in het huis’. Dat het huis in de brand gaat, was zijn doel. We kwamen toen in Hengelo aan. Toen zijn we naar het huis gereden van hem. Dit was een soort verkenning. Hij heeft er niet bij gezegd dat dit ook het huis van zijn vrouw en kinderen was. Het was zijn plan. Hij zei: ‘dit is de woning’. Hij zei dat het vandaag nog niet kon gebeuren, omdat hij de spullen nog niet had. Die fles enzo. Ik heb hem toen afgezet bij het huis van zijn ouders. Ik ben toen met zijn BMW terug gereden naar Den Haag. Dat was dus de dag voor de 25e. Dat is dan de 24e geweest. Bij die verkenning reden we heel rustig langs. Hij zei dat bij de voorkant een camera zat. Hij zei dat ik het raam in moest gooien en dat ik dan een molotovcocktail naar binnen moest gooien. Dat was dus pas de volgende dag. Ik ben toen in mijn eentje terug gereden naar Den Haag. Op de 25e ben ik vanuit Den Haag naar Hengelo gereden. Ik kwam tussen 00:00 uur en 01:00 uur aan in Hengelo. [verdachte] had mij een adres gegeven. Dat was in het centrum van Hengelo. Ik kreeg van hem een tas. Het was een gele Jumbo tas met een desperadosflesje, een doekje erin en een flesje met brandbaar spul. Je gebruikt dat flesje voor de barbecue, het is een wit flesje. Ik wilde het geld hebben. Daarom heb ik het ook gedaan. Toen ben ik naar dat huis gereden, het huis dat van hem in de brand moest. Ik heb toen in de auto dat desperadosflesje gevuld met het barbecue spul. Ik heb toen dat doekje erin gedaan, in het desperadosflesje. Ik liep naar de woning. Ik gooide een steen door het raam. Ik stak dat doekje in de fles aan. Ik dacht toen in mijn hoofd, ik ga het niet doen. Er zijn buren hiernaast. Dat kan voor hun fataal zijn. Ik keek naar binnen en in de hoek zag ik wel een bank staan. Ik heb dat aangestoken en ik heb die fles naar binnen gegooid. Nadat ik de fles heb gegooid, ben ik weggelopen. Ik heb die camera vastgepakt, omdat ik niet gefilmd wilde worden. Ik ben direct weggegaan, ik heb toen wel met hem gesproken via de telefoon. Ik ben terug gereden naar Den Haag en ik was in de nacht weer terug, tussen 04:00 uur en 06:00 uur. Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] is een oud telefoonnummer van mij. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is van [verdachte] .

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier Kluut20 (ON2R020051) van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, van 8 februari 2021. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.HR 07-06-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659
3.Vgl. Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 en Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718