In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 april 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van een dwangsombesluit dat door het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland aan verzoekster was opgelegd. Het dwangsombesluit, dat op 31 december 2020 was genomen, verplichtte verzoekster om een chalet op haar perceel in Giethoorn te verwijderen, omdat dit zou zijn geplaatst in strijd met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Eerder was een vergelijkbaar verzoek op 24 februari 2021 afgewezen.
Tijdens de zitting op 6 april 2021, die digitaal plaatsvond, werd de zaak behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder onvoldoende duidelijkheid had verschaft over welke overtreding precies aan de basis lag van het dwangsombesluit. De voorzieningenrechter merkte op dat de lastgeving in het dwangsombesluit onduidelijk was en dat verweerder niet had kunnen aantonen dat het chalet als bouwwerk in de zin van de Wabo moest worden aangemerkt. De voorzieningenrechter besloot daarom het dwangsombesluit te schorsen tot twee weken na de beslissing op het bezwaar van verzoekster.
Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster, die op € 1.068 werden vastgesteld. De voorzieningenrechter benadrukte dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.