Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.de maatschap [eiser 1] ,
[eiser 1]; gedaagde zal hierna worden genoemd:
de gemeente.
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 1 september 2020 met de productie 1 tot en met 42,
- de conclusie van antwoord d.d. 9 december 2020 met de producties 1 tot en met 14,
- het tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is gelast,
- de door [eiser 1] (opnieuw) overgelegde productie 11,
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser 1] met de producties 42 en 43,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 maart 2021 met daaraan gehecht de pleitnotities van [eiser 1] respectievelijk gemeente.
2.De feiten
Reconstructieplan) vastgesteld. In dit Reconstructieplan zijn Landbouw Ontwikkelingsgebieden (hierna:
LOG) aangewezen.
Omgevingsverordeningvastgesteld. Een vastgestelde Omgevingsverordening dwingt de gemeenten om bij de vaststelling van hun bestemmingsplannen rekening te houden met het provinciale Reconstructieplan. In de Omgevingsverordening 2009 stond (artikel 2.9.2, lid 1):
het Bestemmingsplan). Volgens het ontwerpbestemmingsplan zouden in dit Bestemmingsplan twee LOG’s worden aangewezen, waaronder het LOG [straatnaam] . Op deze locaties zou intensieve veehouderij mogelijk worden via een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid. [2]
primair besluit). In het primaire besluit staat dat het plan voor het vestigen van een vleesvarkenshouderij op het perceel [straatnaam] in strijd is met de op 16 april 2013 vastgestelde LOG-visie en er is geen aanleiding om in dit geval van het vastgestelde beleid af te wijken. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan de gevraagde herziening van het Bestemmingsplan en het verzoek wordt dus afgewezen.
beslissing op bezwaarvan 27 januari 2015 heeft de gemeente (College van B&W) het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Zij kwam met de Commissie Bezwaarschriften tot de conclusie dat nieuwvestiging of hervestiging van een intensieve veehouderij in een LOG niet mag worden uitgesloten. Dergelijke nieuwvestiging of hervestiging dient te worden toegestaan. Binnen de grenzen van het Reconstructieplan en de omgevingsverordening heeft de gemeente wel beleidsvrijheid (“microplanologische beleidsvrijheid”: de gemeente heeft de ruimte om de exacte omvang van de mogelijke ontwikkelingen in een LOG binnen de in het Reconstructieplan gegeven grenzen te bepalen), maar een nullijn is niet in overeenstemming met het Reconstructieplan. Deze weigeringsgrond had de gemeente dus niet mogen hanteren.
Omgevingsverordening 2017)
tweede beslissing op bezwaargenomen. Het verzoek van [eiser 1] om wijziging van het bestemmingsplan is daarbij opnieuw afgewezen.
nieuwvestigingvan agrarische bedrijven
uitsluitend is toegestaan op bestaande agrarische bouwpercelen of op voormalige agrarische bouwpercelen. Een nieuw agrarisch bouwperceel kan slechts aan de orde zijn bij
verplaatsing.
3.de vordering
4.de standpunten van partijen
- zodat de realisatie van intensieve veehouderij op het perceel [straatnaam] (ong) te [plaats 1] mogelijk zou zijn - op 2 juli 2013 niet mogen afwijzen. De gemeente had dat verzoek kunnen en moeten toewijzen. Door dat niet te doen, heeft gemeente onrechtmatig jegens [eiser 1] gehandeld. [eiser 1] lijdt daardoor schade, die de gemeente dient te vergoeden.
5.de beoordeling door de rechtbank
I. Inleiding
Het primaire besluit bestond ten tijde van de beoordeling door de Afdeling niet meer. Het was immers herroepen. De Afdeling heeft daar dus geen oordeel over gegeven. Uit het feit dat de Afdeling de gevolgen van de tweede beslissing op bezwaar in stand heeft gelaten (de weigering het bestemmingsplan te wijzigen), kan niet worden afgeleid dat het primaire besluit op het moment dat dat genomen werd, rechtmatig was. In het algemeen kan dat al niet omdat de Afdeling daar niets over heeft gezegd, maar in dit concrete geval kan dat al helemaal niet omdat in de tussentijd de regelgeving was gewijzigd. Het beroep van de gemeente op de formele rechtskracht van het besluit, faalt dus.
Ook is er volgens de gemeente geen ongeschreven zorgvuldigheidsnorm geschonden door geen rekening te houden met de belangen van [eiser 1] als agrariër bij de wijziging van het bestemmingsplan (de correctie-Langemeijer).
niet mag worden uitgesloten. In de praktijk komt het erop neer dat nieuwvestiging of hervestiging van intensieve veehouderijen in de LOG-gebieden moet worden toegestaan.
De gemeenteraad dient na te gaan waar nieuwvestiging of hervestiging van dergelijke bedrijven mogelijk is. De provinciale regelgeving is
dwingend. Binnen de grenzen van het reconstructieplan en de omgevingsverordening heeft de gemeente wel beleidsvrijheid, de zogenoemde microplanologische beleidsvrijheid. De gemeenteraad heeft de ruimte om de exacte omvang van de mogelijke ontwikkelingen in een LOG binnen de in het reconstructieplan gegeven grenzen te bepalen.
november 2017, op welk moment het Provinciale beleid inmiddels was gewijzigd.
rechtmatigeplannen. Hoezeer wellicht ook begrijpelijk dat de gemeente ook oog wil hebben voor andere inwoners en hun belangen, deze wijze van handelen is jegens [eiser 1] onzorgvuldig (in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, zeker voor een overheid) te noemen.
Hengelo/Weevers, over een begunstigend overheidsbesluit) en van 6 januari 2017, AB 2017/407 (
UWV/X, over een belastend besluit), heeft de Hoge Raad uitgesproken welk causaliteitscriterium moet worden gehanteerd bij besluitenaansprakelijkheid.
lijkthier aan de orde, maar is dat niet. De gemeente heeft weliswaar op 28 november 2017 opnieuw een afwijzend besluit heeft genomen dat (inhoudelijk) in stand is gebleven, maar dat kon alleen omdat de betreffende regelgeving (de Omgevingsverordening) inmiddels was gewijzigd, en dit de nieuwe afwijzingsgrond was. Deze algemene regel van overweging 3.4.2 van dit arrest, gaat hier dus niet op [8] .
isvastgesteld echter met uitzondering van de LOG-gebieden (zie r.o. 2.8).
in de woorden van de rechtbank, samengevat):
27 maart 2009 oordeelde dat [eiser 1] voldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden van herbenutting van bestaande locaties, en dat die er niet waren.
- salaris van de advocaat: 2 procespunten maal € 563,00 (tarief II) = € 1.126,00
- verschotten: kosten uitbrengen dagvaarding (€ 100,89) en griffierecht (€ 656,00) = € 756,89.