In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Ommen. De eiser ontving een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, maar deze werd door verweerder ingetrokken met ingang van 6 juli 2019, omdat eiser volgens verweerder zijn woonplaats had veranderd door een opname in een kliniek in Heerlen. Eiser heeft tegen deze intrekking beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn woonplaats in Ommen bleef, omdat zijn opname tijdelijk was en hij de intentie had om terug te keren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de bijstandsuitkering een belastend besluit is en dat de bewijslast bij de bijstandverlenende instantie ligt. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de opname van eiser in de kliniek onderzocht. Eiser had zijn woning in Ommen aangehouden en had de wens om na zijn opname terug te keren. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet zorgvuldig had gehandeld door de beleidsregels niet toe te passen en dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke feitelijke grondslag berustte. Daarom werd het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen.
De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.068,-- zijn vastgesteld voor de rechtsbijstand. Daarnaast werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 48,-- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.