ECLI:NL:RBOVE:2021:1780

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
C/08/264496 KG ZA 21/91
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot inzage in bescheiden op grond van artikel 843a Rv in kort geding tussen aandeelhouders van een vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Ankum Holding B.V. en Ladyboss Holding B.V. Ankum Holding vorderde inzage in bepaalde bescheiden die door Ladyboss Holding zouden zijn aangemerkt als 'lijken in de kast'. De vordering was gebaseerd op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat partijen het recht geeft om inzage te vragen in bescheiden waarover zij niet beschikken, maar een ander wel.

De rechtbank oordeelde dat Ankum Holding niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de gevraagde bescheiden daadwerkelijk bestonden. Ladyboss Holding had betwist dat er dossiers klaarliggen die als 'lijken in de kast' zijn aangemerkt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering te breed was geformuleerd en dat Ankum Holding niet had aangetoond dat er concrete bescheiden waren waar zij recht op had.

De rechtbank wees de vorderingen van Ankum Holding af en veroordeelde haar in de proceskosten van Ladyboss Holding, die in totaal op € 1.683,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/264496 KG ZA 21/91
Vonnis in kort geding van 23 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
ANKUM HOLDING B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
eisende partij, hierna te noemen Ankum Holding,
advocaat: mr. P.A.M. Manning,
tegen

1.de besloten vennootschap LADYBOSS HOLDING B.V.,gevestigd te Dalfsen,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen, hierna gezamenlijk te noemen Ladyboss Holding (enkelvoud),
advocaat: mr. H.C.W. Geffroy.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 april 2021;
- de e-mail van 12 april 2021 met producties 1 t/m 10 aan de zijde van Ladyboss Holding;
- de e-mail 12 april 2021 aan de zijde van Ankum Holding;
- de pleitaantekeningen aan de zijde van Ankum Holding;
- de pleitaantekeningen aan de zijde van Ladyboss Holding;
- de mondelinge behandeling van 13 april 2021, die via Skype heeft plaatsgevonden en waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ankum Holding en Ladyboss Holding zijn beiden voor 50% aandeelhouder in de besloten vennootschap Holding Inbetween HAM B.V. (hierna: Holding Inbetween HAM). Enig aandeelhouder en bestuurder van Ankum Holding is de heer [A] . Enig aandeelhouder en bestuurder van Ladyboss Holding is [gedaagde 2] .
2.2.
Holding Inbetween HAM is aandeelhouder en bestuurder van haar drie dochtervennootschappen Hameco Agro Int B.V., Hameco Agro B.V. en Millerson B.V.
2.3.
Holding Inbetween HAM heeft bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam een verzoek ex artikel 2:345 jo. 2:349a lid 2 BW ingediend. Inzet van deze procedure is het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen Holding Inbetween HAM, als ook binnen haar drie dochtervennootschappen, en het daartoe benoemen van een onderzoeker. Daarnaast heeft Holding Inbetween HAM twee onmiddellijke voorzieningen gevraagd, namelijk het onmiddellijk schorsen van Ankum Holding als bestuurder van Holding Inbetween HAM en het benoemen van een tijdelijke commissaris met een doorslaggevende stem in de algemene vergadering van aandeelhouders van Holding Inbetween HAM.
2.4.
Op 1 april 2021 heeft bij het gerechtshof Amsterdam de behandeling plaatsgevonden van voornoemd verzoek. Door mr. C.J. van Dijk, advocaat van Holding Inbetween HAM, is tijdens deze behandeling gesproken over “lijken in de kast” met betrekking tot het handelen van [A] als aandeelhouder en bestuurder van Holding Inbetween HAM.

3.Het geschil

3.1.
Ankum Holding vordert – kort samengevat – veroordeling van Ladyboss Holding tot afgifte van kopieën van alle stukken die door Ladyboss Holding zijn aangemerkt als “lijken in de kast” dan wel alle stukken die Ladyboss Holding als zodanig zou kunnen aanmerken, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Ladyboss Holding in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Ankum Holding baseert haar vordering op artikel 843a Rv en stelt zich op het standpunt dat aan alle in dat artikel neergelegde vereisten is voldaan. Ankum Holding voert aan dat tijdens de behandeling van het verzoek bij de Ondernemingskamer door (de advocaat van) verzoekster is gezegd dat er dossiers klaarliggen waaruit het disfunctioneren van [A] als bestuurder van Holding Inbetween HAM zou blijken. Deze dossiers waren volgens Ankum Holding geëtiketteerd als “lijken in de kast”. Formeel gezien is de verzoekster Holding Inbetween HAM, maar materieel gezien Ladyboss Holding. Het belang van Ankum Holding bij inzage is gelegen in de positie van [A] als bestuurder en de daaruit mogelijk voortvloeiende aansprakelijkheid, maar ook als aandeelhouder en in het kader van het aanstaande onderzoek van de aan te stellen onderzoeker. Alleen door te weten om welke stukken en/of dossiers het gaat kan zij zich behoorlijk voorbereiden op de besprekingen met de onderzoeker, aldus Ankum Holding.
3.3.
Ladyboss Holding concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Ankum Holding in de proceskosten. Volgens Ladyboss Holding heeft Ankum Holding geen rechtens te respecteren belang bij inzage in dossiers van Ladyboss Holding en is het verzoek veel te ruim. Zij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een zogenoemde ‘fishing expedition’. Ladyboss Holding voert daarnaast aan dat de term “lijken in de kast” niet te letterlijk moet worden genomen. Met “dossiers” is de administratie, correspondentie en gespreksverslagen bedoeld die zoals gebruikelijk in een handelsonderneming worden vastgelegd en waaruit het handelen van [A] blijkt waarvoor de vennootschap het verzoek tot schorsing van [A] als bestuurder heeft gedaan. De term ‘lijken in de kast’ impliceert dat ze op dit moment nog onbekend zijn, aldus Ladyboss Holding. Er is geen aanwijzing dat ze bestaan, enkel een vermoeden. Bovendien zou [A] deze lijken in de kast zelf moeten kennen, omdat het zijn eigen handelen als bestuurder betreft. Ten slotte voert Ladyboss Holding aan dat Ankum Holding geen spoedeisend belang heeft, omdat tijdens het aanstaande onderzoek in de procedure bij de Ondernemingskamer alles op tafel zal komen te liggen en Ankum Holding voldoende gelegenheid zal krijgen om hierop te reageren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of Ladyboss Holding (kopieën van) de door Ankum Holding verlangde stukken moet afgeven. Gelet op de stelling van Ankum Holding dat zij belang heeft bij de gevraagde informatie vanwege het aanstaande onderzoek van de Ondernemingskamer is – zonder in de beoordeling van deze stelling te treden – voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisende belang.
Het inzagerecht van artikel 843a Rv
4.2.
Artikel 843a Rv biedt een partij de mogelijkheid om kennis te nemen van bescheiden waarover zij niet, maar een ander wel beschikt. Een op basis van dit artikel ingestelde vordering is, met uitzondering van de gevallen genoemd in het derde en vierde lid van dit artikel, toewijsbaar als het gaat om concreet door de eiser geduide bescheiden die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, en de eiser een rechtmatig belang heeft bij inzage in, of afschrift dan wel uittreksel van, die bescheiden. Het vierde lid bepaalt dat degene die over de bescheiden beschikt of ze onder zijn berusting heeft geen inzage daarin, of afschrift dan wel uittreksel daarvan, hoeft te geven als daar gewichtige redenen voor zijn.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4.3.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van Ankum Holding afwijzen, nu zij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de bescheiden daadwerkelijk bestaan. Bovendien is haar vordering te breed geformuleerd, waardoor deze onvoldoende bepaalbaar is. Voor dit oordeel is van belang dat Ladyboss Holding heeft betwist dat er ten behoeve van het onderzoek van de Ondernemingskamer daadwerkelijk dossiers klaarliggen die door haar zijn aangemerkt als ‘lijken in de kast’. Ladyboss Holding heeft enkel een vermoeden dat er zich lijken in de kast bevinden en heeft om die reden verzocht om een onderzoek door een door de Ondernemingskamer te benoemen onderzoeker. Gelet op die betwisting ligt het op de weg van Ankum Holding om in dit kort geding aannemelijk te maken dat de betreffende bescheiden wel bestaan (vgl. HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244, r.o. 3.8.4). Ankum Holding is daar niet in geslaagd. Zij heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dat kan worden aangenomen. Dit geldt temeer nu [A] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat er geen ‘lijken in de kast’ zijn. Het moet er daarom voor worden gehouden dat Ladyboss Holding niet aan de vordering kan voldoen. Daarnaast is de vordering te breed geformuleerd. Een partij kan slechts inzage vragen in bepaalde met name genoemde stukken. De vermoedelijke inhoud en strekking hoeft weliswaar niet te worden gespecificeerd, maar bij het aanduiden van de bescheiden dient voor de betrokkenen duidelijk te zijn op welke bescheiden wordt gedoeld. Met Ladyboss Holding is de voorzieningenrechter van oordeel dat dat hier niet het geval is. De vordering zal daarom worden afgewezen. Aan de beoordeling van de vraag of ten aanzien van deze bescheiden is voldaan aan de (overige) vereisten van artikel 843a Rv, komt de voorzieningenrechter hierdoor niet toe.
Conclusie
4.4.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van Ankum Holding worden afgewezen. Ankum Holding zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Ladyboss Holding begroot op € 667,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Ankum Holding in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Ladyboss Holding begroot op € 1.683,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2021.