ECLI:NL:RBOVE:2021:1886

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
8950106 \ CV EXPL 20-5715
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van rente en buitengerechtelijke kosten na voldoening van de hoofdsom

In deze zaak vordert de eiser, een besloten vennootschap, betaling van rente en buitengerechtelijke kosten van de gedaagde vennootschap onder firma. De hoofdsom van € 2.367,44 is door de gedaagde voldaan nadat de vordering was overgedragen aan de incassogemachtigde, maar voordat de eerste aanmaning was ontvangen. De eiser stelt dat de buitengerechtelijke kosten al verschuldigd waren op het moment van de overdracht aan de incassogemachtigde. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de factuur eerder had moeten betalen en dat de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, omdat de incassohandelingen zijn verricht. De kantonrechter wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten. De gedaagde wordt hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 399,62, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast moet de gedaagde de proceskosten en nakosten vergoeden. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8950106 \ CV EXPL 20-5715
Vonnis van 4 mei 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
[A],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
eisende partij, hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: Intercash Incasso en juridisch advies
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1],gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partijen, hierna gezamenlijk te noemen [gedaagde 1],
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 december 2020;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1];
- de conclusie van repliek van [eiser];
- de conclusie van dupliek van [gedaagde 1].
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde 1] heeft in juli 2020 een set messen voor een hakselaar bij [eiser] gekocht voor een bedrag van € 2.367,44. [eiser] heeft [gedaagde 1] daarvoor een factuur gestuurd. De factuur staat op datum van 12 juli 2020.
2.2.
Intercash Incasso en juridisch advies (hierna: Intercash) heeft op 19 oktober 2020 een aanmaning naar [gedaagde 1] verzonden. Op 20 oktober 2020 heeft [gedaagde 1] de koopprijs voldaan.
Wat wil [eiser]?
2.3.
[eiser] wil dat [gedaagde 1] ook de rente over de koopprijs en de incassokosten betaalt. [gedaagde 1] heeft te laat betaald en [eiser] heeft, na eerst zelf aanmaningen te hebben verstuurd, de vordering uit handen gegeven aan Intercash.
2.4.
[eiser] vordert – nadat zij haar eis heeft gewijzigd – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagde 1] een bedrag van € 399,62 betaalt. Dat bedrag bestaat uit de wettelijke handelsrente van € 44,50 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 355,12. Daarnaast vordert [eiser] de wettelijke rente over € 399,62 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van betaling. Dit vordert [eiser] hoofdelijk, wat betekent dat wanneer de VOF of één van de twee gedaagde vennoten betaalt, de andere twee gedaagden niet meer hoeven te betalen. Tot slot wil [eiser] dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld in de proceskosten, plus wettelijke rente, en in de nakosten.
Wat vindt [gedaagde 1]?
2.5.
[gedaagde 1] voert ten eerste aan dat hij het bedrag van de factuur vóór ontvangst van het eerste bericht van Intercash heeft betaald, en dat hij daarom geen verdere kosten verschuldigd is. Daarnaast voert [gedaagde 1] aan dat hij de factuur later heeft ontvangen dan [eiser] stelt. Tot slot vindt hij dat de kosten die in de verschillende brieven en e-mails worden genoemd voor verwarring zorgen, omdat de genoemde bijkomende kosten steeds verschillend zijn.

3.De beoordeling

Wat vindt de kantonrechter van de zaak?

3.1.
Het verweer van [gedaagde 1] dat hij de factuur later heeft ontvangen dan [eiser] stelt, moet worden verworpen. [gedaagde 1] heeft, ondanks dat hij afwijkingen in de factuurdatum en de ontvangstdatum naar eigen zeggen bijhoudt, niet gezegd wanneer hij de factuur dan wel heeft ontvangen. Onduidelijk blijft of dat dan binnen of buiten de betalingstermijn was. Daarmee heeft [gedaagde 1] onvoldoende onderbouwd dat hij de factuur niet voor de vervaldatum heeft ontvangen. Bovendien geldt dat [gedaagde 1] op het moment dat hij de factuur wel ontving, en als de datum van ontvangst inderdaad buiten de betalingstermijn lag, de factuur alsnog had moeten betalen, of daarover in ieder geval contact had kunnen opnemen met [eiser].
3.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde 1] door te laat te betalen de rente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geworden. Op 19 oktober 2020 heeft [eiser] de vordering uit handen gegeven aan Intercash. Intercash heeft dezelfde dag nog het dossier samengesteld en een brief opgesteld en naar [gedaagde 1] gestuurd. Op 20 oktober 2020 heeft [gedaagde 1] de koopprijs betaald. [gedaagde 1] stelt echter dat hij de koopprijs heeft betaald voordat hij het eerste bericht van Intercash heeft ontvangen en dat hij dus geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is geworden.
3.3.
Met betrekking tot het verschuldigd worden van buitengerechtelijke incassokosten heeft de Hoge Raad het volgende bepaald. [1] Het recht op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten bestaat, indien daadwerkelijk incassohandelingen zijn verricht. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten in handelsovereenkomsten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht. Een enkele brief is in beginsel voldoende. Dit stelsel brengt mee dat, indien de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser incassohandelingen heeft verricht waartoe hij in redelijkheid kon overgaan, de volgens het Besluit genormeerde vergoeding door de schuldenaar verschuldigd is, ongeacht de aard en omvang van de verrichte incassohandelingen.
3.4.
De kantonrechter overweegt dat de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd worden op het moment dat de incassowerkzaamheden zijn verricht. Dat betekent dat het opstellen en verzenden van een brief, ongeacht het moment van ontvangst van die brief, al betekent dat er werkzaamheden zijn verricht en er dus buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn. De kantonrechter stelt vast dat, naast de aanmaningen die [eiser] zelf heeft verzonden, maar waarvan de ontvangst wordt betwist door [gedaagde 1], [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat ook door Intercash buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht vóórdat de betaling op 20 oktober 2020 werd ontvangen, namelijk de werkzaamheden op 19 oktober 2020. [gedaagde 1] zal de buitengerechtelijke incassokosten dus moeten betalen. Het bedrag van € 355,12 voldoet aan het vastgestelde tarief en zal worden toegewezen.
3.5.
[gedaagde 1] heeft erkend dat hij de rente over de koopprijs moet betalen. De wettelijke handelsrente van € 44,50 tot 20 oktober 2020 zal dan ook worden toegewezen. De kantonrechter begrijpt uit de dagvaarding dat [eiser] ook vanaf de dag van dagvaarding de wettelijke handelsrente heeft willen vorderen. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen zoals in 3.6. vermeld.
3.6.
Op grond van artikel 6:44 BW wordt de betaling van [gedaagde 1] eerst in mindering gebracht op de kosten, daarna op de rente en daarna op de hoofdsom. Er zal dus een bedrag van € 355,12 + € 44,50 = € 399,62 aan hoofdsom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 399,62 vanaf de dag van dagvaarding (24 december 2020) tot de dag van volledige betaling.
3.7.
Voor het betoog van [gedaagde 1] dat de verschuldigde bedragen in de aanmaningen steeds verschillen, geldt dat dat niet altijd kan worden voorkomen. Dit kan dan ook niet tot afwijzing van de vordering leiden. De bijkomende kosten worden hoger naarmate meer rente is verschuldigd of meer (proces)handelingen zijn verricht. Hoewel het klopt dat de door Intercash voorspelde kosten niet altijd juist zijn vermeld, doet dat niet af aan het feit dat [gedaagde 1] de rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
Tot slot
3.8.
[gedaagde 1] wordt in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten betalen die [eiser] heeft gemaakt. Die kosten worden begroot op € 366,32. Dit bedrag bestaat uit € 90,32 aan kosten voor de dagvaarding, € 126,00 aan griffierecht dat [eiser] aan de rechtbank heeft moeten betalen en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] (2 punten x tarief € 75,00 – één voor de dagvaarding en één voor de conclusie van repliek).
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen aan de hand van de hierna te bepalen termijn.
3.9.
De nakosten, waarvan [eiser] betaling heeft gevorderd, worden begroot op € 37,50 (0,5 punt x tarief € 75,00).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde 1], hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 399,62 aan [eiser], te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 24 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1], hoofdelijk, in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 366,32, te betalen binnen veertien dagen en bij gebreke daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de nakosten, begroot op € 37,50;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021.

Voetnoten

1.HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2014:1405).