ECLI:NL:RBOVE:2021:2265

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
8968728 \ EJ VERZ 21-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluiten van de vergadering van eigenaars van de Vereniging van Eigenaren Serviceflat Beeckestein te Deventer niet nietig of vernietigbaar verklaard

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de besluiten genomen op de vergadering van eigenaars van de Vereniging van Eigenaren Serviceflat Beeckestein te Deventer op 6 juli 2020 nietig te verklaren. De verzoekers zijn eigenaren van appartementsrechten in het gebouw en hebben eerder bezwaar gemaakt tegen de wijze van besluitvorming tijdens de vergadering. De VvE heeft verweer gevoerd en betwist dat de besluiten nietig of vernietigbaar zijn. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van relevante wetgeving, waaronder artikel 5:130 lid 1 BW, en heeft vastgesteld dat de besluiten niet in strijd zijn met de wet of de akte van splitsing. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verzoekers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen en dat de besluiten niet in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. De vorderingen van de verzoekers zijn afgewezen en zij zijn veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8968728 \ EJ VERZ 21-15
Beschikking van de kantonrechter van 1 juni 2021
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,wonende in Deventer,

2.
[verzoeker 2],
wonende in Deventer,
verzoekende partijen,
gemachtigde: mr. M.F.H. van Delft,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS SERVICEFLAT BEECKESTEIN TE DEVENTER,
gevestigd in Deventer,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. D.N. Reijnders.
Verzoekende partijen zullen hierna gezamenlijk [verzoeker 1] c.s. genoemd worden en afzonderlijk [verzoeker 1] en [verzoeker 2] . Verwerende partij zal hierna de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 oktober 2020 in de zaak met zaaknummer 8703966 CV EXPL
20-3412 en de daarin genoemde processtukken
- de akte van [verzoeker 1] c.s. waarin bezwaar is gemaakt tegen een digitale zitting en de reactie daarop van de VvE
- de aanvullende producties 8 tot en met 10 van de VvE
- de akte na (tussen)vonnis van [verzoeker 1] c.s.
- de mondelinge behandeling van 8 april 2021 en de spreekaantekeningen die de Vve op die zitting heeft voorgedragen. Bij de mondelinge behandeling zijn, na oproeping conform het bepaalde in artikel 5:130 lid 3 BW, verschenen:
- [verzoeker 1] c.s., bijgestaan door mr. Van Delft;
- namens de VvE de heer [A] (penningmeester), mevrouw [B] (voorzitter) en de heer [C] (werkzaam bij Portalis), bijgestaan door mr. Reijnders;
- via een videoverbinding hebben als belanghebbenden de zitting bijgewoond de heren [D] , [E] en [F] en mevrouw [G] .
1.2.
Hierna is bepaald dat in de zaak uitspraak zal worden gedaan.
1.3.
De ten behoeve van de mondelinge behandeling door de VvE ingediende aanvullende producties 11 tot en met 15 heeft de kantonrechter buiten beschouwing gelaten omdat die te laat zijn ingediend.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker 1] c.s. zijn eigenaar van appartementsrechten die recht geven op het exclusieve gebruik van verschillende woonruimten in het appartementsgebouw aan de [adres] in Deventer en uit dien hoofde van rechtswege lid van de VvE. [verzoeker 1] is tot 29 mei 2019 bestuurder geweest van de VvE. [verzoeker 2] is directeur geweest van de serviceflat Beeckestein.
2.2.
In (het splitsingsreglement dat deel uitmaakt van) de akte van splitsing van de VvE staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
artikel 10
(…)
2. Het bestuur is verplicht een onderhoudsplan op te (laten) maken, waarin zijn opgenomen de onderhouds- en herstelwerkzaamheden en de vernieuwingen die op meer jaren betrekking hebben, met een schatting van de daaraan verbonden kosten en een gelijkmatige toerekening van die kosten aan de onderscheiden jaren. Dit meerjarenonderhoudsplan dient te worden opgemaakt voor een door de vergadering vast te stellen periode van tenminste vijf jaren. Is die periode langer dan vijf jaren dan moet het plan elke vijf jaar worden herzien.
3. Het onderhoudsplan als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld door de vergadering. (…)
(…)
artikel 11
1. Voor de aanvang van elk boekjaar legt het bestuur aan de vergadering over een begroting voor dat boekjaar, in welke begroting de volgende posten duidelijk moeten zijn onderscheiden:
a. de schulden en kosten als bedoeld in artikel 9 eerste lid;
b. de aan het desbetreffende boekjaar toe te rekenen bedragen uit hoofde van het onderhoudsplan als bedoeld in artikel 10 tweede lid en derde lid;
c. toevoegingen aan het reservefonds; en
d. de baten bedoeld in artikel 9 tweede lid, waarvan renten en andere opbrengsten van het vermogen ten gunste van het reservefonds komen.
2. De begroting wordt vastgesteld door de vergadering. (…)
(…)
artikel 12
1. Na afloop van elk boekjaar maakt het bestuur de jaarrekening en het jaarverslag op. Uit de tot de jaarrekening behorende balans moet de grootte van het reservefonds blijken. (…)
2. In de jaarvergadering bedoeld in artikel 45 tweede lid legt het bestuur de jaarrekening ter vaststelling over aan de vergadering. (…)
3. Bij het vaststellen van de jaarrekening bepaalt de vergadering tevens de definitieve bijdragen van de eigenaars, met inachtneming van de verhouding als is bepaald in artikel 8 tweede lid.
(…)
(…)
artikel 49
Iedere eigenaar is bevoegd, hetzij in persoon, hetzij bij een schriftelijk gevolmachtigde die al dan niet lid van de vereniging is, de vergadering bij te wonen, daarin het woord te voeren en het stemrecht uit te oefenen, wat dit laatste betreft met inachtneming van het bepaalde in artikel 47 derde lid en artikel 48 eerste lid. Een bestuurder kan niet als gevolmachtigde optreden. (…)
(…)
artikel 52
(…)
2. (…) Het bestuur kan geen onderhoudswerkzaamheden opdragen die niet op de vastgestelde begroting voorkomen, tenzij het daartoe vooraf door de vergadering is gemachtigd.
(…)
(…)
artikel 58
(…)
6. Het bestuur is verplicht het huishoudelijk reglement en de wijzigingen daarvan te publiceren in de openbare registers.
2.3.
Artikel 5 van het huishoudelijk reglement luidt als volgt:
Personen in dienst van de VvE dan wel werkzaam voor de VvE mogen niet als gevolmachtigde van eigenaren aan vergaderingen deelnemen. (…)
2.4.
Met ingang van 1 januari 2020 is Portalis Beheer B.V. (hierna te noemen: Portalis) de beheerder van de VvE.
2.5.
Per brief van 12 juni 2020 zijn de leden van de VvE uitgenodigd om (bij voorkeur bij volmacht) te verschijnen op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020. Bij die brief was onder meer een uitleg over de wijze van vergaderen gevoegd waarin onder meer vermeld stond:
Vergaderen bij Volmacht
(…)
Volmacht kan gegeven worden aan (een medewerker van) Portalis. Het modelreglement van uw VvE staat niet toe dat u een lid van het bestuur een volmacht geeft.
De volmachten en stemformulieren kunnen worden opgestuurd naar Portalis (…) Inscannen en per mail sturen naar Portalis mag ook (…). U kunt de volmacht en het stemformulier ook afgeven bij de receptie.
2.6.
Op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 zijn drie besluiten genomen.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker 1] c.s. vorderen voor recht te verklaren dat de besluiten genomen op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 nietig zijn, althans de vernietiging van die besluiten, met veroordeling van de VvE in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De VvE voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna nader worden ingegaan voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 5:130 lid 1 BW dient de vernietiging van een besluit van een orgaan van een vereniging van eigenaars in een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter te worden verzocht. In een dergelijke verzoekschriftprocedure kan tevens een beroep op de nietigheid van het besluit in kwestie aan de orde worden gesteld (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275). De kantonrechter heeft daarom ambtshalve aanleiding gezien de onderhavige vordering af te splitsen van de overige vorderingen die [verzoeker 1] c.s. bij dagvaarding van 3 augustus 2020 hadden ingediend in de zaak met zaaknummer 8703966 CV EXPL 20-3412. Het gaat daarbij om – kort gezegd – de nakoming van service-overeenkomsten.
4.2.
[verzoeker 1] c.s. kunnen zich niet verenigen met de besluiten die op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 zijn genomen. Dit betreft (1) een besluit over de financiële afwikkeling van verzekeringsclaims, (2) het besluit tot vaststelling van het jaarplan groot onderhoud 2020 en (3) het besluit tot vaststelling van de begroting 2020. Tussen partijen staat inmiddels vast dat het voorgenomen besluit tot vaststelling van de jaarrekening 2018 op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 niet is genomen, zodat een nietigverklaring dan wel vernietiging wat dat betreft niet aan de orde kan zijn.
nietige besluiten?
4.3.
Op grond van artikel 5:129 lid 1 jo 2:14 lid 1 BW is een besluit van de vergadering van eigenaars dat in strijd is met de wet of de akte van splitsing nietig, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat het huishoudelijk reglement, anders dan [verzoeker 1] c.s. menen, geen deel uitmaakt van de akte van splitsing. In de akte van splitsing is weliswaar een splitsingsreglement als bedoeld in artikel 5:111 sub d BW opgenomen waarin ook een bepaling omtrent het huishoudelijk reglement is opgenomen, maar in het splitsingsreglement of in de akte van splitsing staat nergens vermeld dat het huishoudelijk reglement deel uitmaakt van die akte of dat reglement. Voor zover de vergadering van eigenaars op 6 juli 2020 een besluit heeft genomen dat in strijd is met het huishoudelijk reglement, is dat besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub c jo 5:129 lid 2 BW dus niet nietig maar vernietigbaar.
(1) het besluit over de financiële afwikkeling van verzekeringsclaims
4.5.
[verzoeker 1] c.s. hebben niets aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat het besluit over de financiële afwikkeling van verzekeringsclaims nietig is, zodat een nietigverklaring van dat besluit niet aan de orde is.
(2) het besluit tot vaststelling van het jaarplan groot onderhoud 2020
4.6.
[verzoeker 1] c.s. betogen dat het besluit tot vaststelling van het jaarplan groot onderhoud 2020 in strijd is met de akte van splitsing en dus nietig. Volgens hen kon het jaarplan groot onderhoud 2020 niet worden goedgekeurd, omdat een vastgesteld meerjaren onderhoudsplan (MJOP) dat de basis vormt voor dat jaarplan, ontbreekt. Zij wijzen in dit kader op artikel 10 lid 2 en artikel 52 lid 2 van de akte van splitsing.
4.7.
De VvE betwist dat het jaarplan groot onderhoud is opgesteld zonder MJOP. Zij stelt zich op het standpunt dat bij de vergaderstukken voor de vergadering van eigenaars van 26 februari 2020 reeds het MJOP 2020-2034 is aangeleverd. Volgens de VvE is die vergadering uitgesteld vanwege door [verzoeker 1] c.s. geuite bezwaren en is de vervolgens op 24 maart 2020 geplande vergadering vanwege de coronapandemie komen te vervallen, maar neemt dit niet weg dat er wel een MJOP was opgesteld waarmee het jaarplan is onderbouwd.
4.8.
[verzoeker 1] c.s. erkennen dat het MJOP 2020-2034 voor de vergadering van 26 februari 2020 is aangeleverd, zodat hiervan kan worden uitgegaan.
4.9.
De kantonrechter constateert dat de akte van splitsing geen specifieke bepaling bevat omtrent het opstellen van een jaarplan groot onderhoud. Artikel 11 lid 1 sub b van die akte schrijft wel voor dat in de jaarlijkse begroting moet zijn opgenomen welke bedragen uit hoofde van het MJOP aan het betreffende boekjaar worden toegerekend en hieruit zou impliciet kunnen worden afgeleid dat een jaarplan groot onderhoud moet zijn gebaseerd op het MJOP. Voor zover al moet worden aangenomen dat dit een door de vergadering vastgesteld MJOP moet betreffen, geldt dat op grond van artikel 52 lid 2 van de akte van splitsing het bestuur met machtiging van de vergadering van eigenaars ook onderhoudswerkzaamheden kan opdragen die niet op de vastgestelde begroting – en dus in het MJOP – voorkomen. Een besluit tot vaststelling van een jaarplan groot onderhoud kan naar het oordeel van de kantonrechter als een zodanige machtiging worden beschouwd. Gelet hierop, stellen [verzoeker 1] c.s. ten onrechte de eis dat voor het nemen van het besluit tot goedkeuring van het jaarplan groot onderhoud 2020 sprake had moeten zijn van een vastgesteld MJOP. De stelling dat dat besluit nietig is wegens strijd met de akte van splitsing, wordt dus niet gevolgd.
(3) het besluit tot vaststelling van de begroting 20204.10. [verzoeker 1] c.s. menen ook dat het besluit tot vaststelling van de begroting 2020 nietig is. Zij voeren in dit kader aan dat die begroting niet kan zijn goedgekeurd omdat er nooit een begroting over 2019 is goedgekeurd, terwijl die volgorde besloten ligt in titel 9 van boek 2 BW. Volgens [verzoeker 1] c.s. is het vaststellen van de begroting 2020 in strijd met het bepaalde in artikel 11 van de akte van splitsing.
4.11.
De VvE betwist ook dit standpunt van [verzoeker 1] c.s. Zij wijst erop dat het aan [verzoeker 1] te wijten is dat geen sprake is geweest van een goedgekeurde begroting over 2019, aangezien hij als bestuurder van de VvE heeft nagelaten om over 2019 een deugdelijke begroting aan de vergadering van eigenaars voor te leggen. Volgens de VvE schrijft noch de wet noch het splitsingsreglement ten aanzien van de goedkeuring van een begroting voor dat de begroting van het voorgaande boekjaar moet zijn vastgesteld en is het in strijd met de systematiek van het splitsingsreglement om alsnog een begroting voor 2019 op te stellen, terwijl dat boekjaar al voorbij is.
4.12.
De kantonrechter is met de VvE van oordeel dat uit de wet of de akte van splitsing niet voortvloeit dat voor het vaststellen van een begroting vereist is dat de begroting van het voorgaande boekjaar is vastgesteld. Alleen al om die reden faalt het beroep van [verzoeker 1] c.s. op de nietigheid van het besluit tot vaststelling van de begroting 2020.
4.13.
De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering tot verklaring voor recht dat de besluiten genomen op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 nietig zijn, zal worden afgewezen.
vernietigbare besluiten?
4.14.
[verzoeker 1] c.s. menen (subsidiair) dat de betreffende besluiten vernietigbaar zijn. Zij voeren daartoe allereerst aan dat verschillende leden van de VvE voor de vergadering van 6 juli 2020 een volmacht hebben verstrekt aan Portalis, terwijl dat volgens artikel 5 van het huishoudelijk reglement niet is toegestaan. Hiermee doen [verzoeker 1] c.s. een beroep op het bepaalde in artikel 2:15 lid 1 sub c BW jo 5:130 BW.
4.15.
De VvE stelt zich naar aanleiding van deze stelling van [verzoeker 1] c.s. op het standpunt dat artikel 5 van het huishoudelijk reglement nietig is. Zij wijst er in dit kader op dat op grond van artikel 3:60 e.v. BW een ieder bevoegd is een ander een volmacht te verlenen om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten, dat in artikel 49 van het splitsingsreglement uitsluitend de bestuurders van de VvE als gevolmachtigden zijn uitgesloten en dat het splitsingsreglement geen opening biedt om in het huishoudelijk reglement beperkingen ten aanzien van gevolmachtigden op te leggen. De VvE betoogt ook dat [verzoeker 1] c.s. geen beroep kunnen doen op het huishoudelijk reglement, omdat dit niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 58 lid 6 van het splitsingsreglement is gepubliceerd in de openbare registers. Tot slot stelt de VvE dat [verzoeker 1] c.s. geen redelijk belang hebben bij de naleving van artikel 5 huishoudelijk reglement, aangezien gesteld noch gebleken is dat zij nadeel hebben ondervonden van de wijze waarop op 6 juli 2020 is gestemd.
4.16.
De kantonrechter stelt voorop dat de volmachtverlening aan (medewerkers van) Portalis voor de vergadering van 6 juli 2020 in strijd is geweest met artikel 5 van het huishoudelijk reglement. Het antwoord op de vragen die de VvE heeft opgeworpen, namelijk of artikel 5 van het huishoudelijk reglement nietig is, althans of [verzoeker 1] c.s. überhaupt een beroep kunnen doen op het huishoudelijk reglement, kan evenwel in het midden blijven. Ook indien dat artikel niet nietig is en [verzoeker 1] c.s. wel een beroep kunnen doen op het huishoudelijk reglement, ziet de kantonrechter in een eventuele schending van dat artikel geen aanleiding tot vernietiging van de op de vergadering van 6 juli 2020 genomen besluiten. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.17.
Voor de vernietiging van een besluit dient op grond van artikel 2:15 lid 3 sub a BW sprake te zijn van een redelijk belang bij de naleving van de verplichting die niet is nagekomen. Degene die zich beroept op een redelijke belang bij naleving van de geschonden regel, dient dit belang bij betwisting aannemelijk te maken.
4.18.
[verzoeker 1] c.s. hebben naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat zij een redelijk belang hebben bij de naleving van artikel 5 van het huishoudelijk reglement. Weliswaar stellen zij dat zij er belang bij hebben dat de besluitvorming volgens de regels plaatsvindt, maar een dergelijk algemeen belang is onvoldoende om de genomen besluiten van tafel te krijgen. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker 1] c.s. concreet zijn benadeeld door de aan Portalis verstrekte volmachten, bijvoorbeeld omdat sprake was van malversaties aan de zijde van Portalis waardoor de uitkomst van de stemming anders zou kunnen zijn geweest. [verzoeker 1] c.s. hebben evenmin feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij gerechtvaardigde redenen hadden om te twijfelen aan de intenties van Portalis, bijvoorbeeld omdat Portalis een tegenstrijdig belang had bij de te nemen besluiten. Het doel van Portalis bij de inzet van de volmachten was onbetwist om besluitvoering binnen de VvE mogelijk te maken ondanks de geldende corona-maatregelen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat van benadeling van [verzoeker 1] c.s. geen sprake is geweest en dat het uitbrengen van de stemmen door een andere gevolmachtigde niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid. Dit leidt tot de conclusie dat de besluiten niet op grond van het bepaalde in artikel 2:15 lid 1 sub c BW jo 5:130 BW kunnen worden vernietigd.
4.19.
[verzoeker 1] c.s. betogen daarnaast dat de wijze van totstandkoming van de op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 genomen besluiten in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist en dat die besluiten daarom vernietigbaar zijn. [verzoeker 1] c.s. voeren daartoe het volgende aan. Er wordt in afwijking van hetgeen eerder te doen gebruikelijk was en zonder separate besluitvorming op dat punt, niet meer anoniem gestemd. Dit werkt misbruik in de hand, hetgeen blijkt uit het feit dat de vooraf ingediende volmachten zijn gebruikt als verkapte opiniepeiling. Er is aldus op oneigenlijke wijze gebruik gemaakt van voorkennis en deze wijze van besluitvorming is manipulatief en niet objectief. Dit klemt te meer omdat er sprake is van een nieuwe stemvariant ‘met meerderheid meestemmen’, die ongeoorloofd is. Het bestuur heeft bovendien aangedrongen op een stemming bij volmacht, terwijl de informatievoorziening op dat punt onzorgvuldig was aangezien daaruit leek te volgen dat uitsluitend een volmacht kon worden gegeven aan Portalis, die helemaal niet als gevolmachtigde mocht optreden. Het besluitvormingsproces was daarmee ondemocratisch en niet met voldoende waarborgen omgeven, hetgeen versterkt werd doordat een stemcommissie ontbrak, terwijl op de betreffende vergadering grotendeels bij volmacht is gestemd. De volmachten waren vooraf ook al ingeleverd en vóór het moment van stemmen werd zelfs al mededeling gedaan van het aantal stemmen ‘voor’, hetgeen niet zuiver is.
4.20.
De VvE betwist dat de wijze waarop de besluiten tot stand zijn gekomen in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Zij wijst er op dat de voorzitter van de vergadering van eigenaars bepaalt op welke wijze er wordt gestemd en dat de wet noch het splitsingsreglement voorschrijft dat anoniem stemmen verplicht is. Volgens de VvE was voldoende duidelijk uit de informatie die aan de leden was verstrekt, dat zij de vrijheid hadden om een gevolmachtigde te kiezen en heeft zij alleen aangedrongen op stemmen bij volmacht met het oog op de coronapandemie. De VvE betoogt verder dat [verzoeker 1] c.s. geen redelijk belang hebben bij vernietiging van de besluiten in kwestie.
4.21.
De kantonrechter stelt voorop dat nergens is voorgeschreven dat de stemmen anoniem uitgebracht dienen te worden, terwijl ter zitting is gebleken dat over de wijze waarop moet worden omgegaan met per volmacht uitgebrachte stemmen evenmin iets is vastgelegd. Artikel 2:8 lid 1 BW bepaalt dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig naar elkaar moeten gedragen als door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Van vernietigbaarheid is sprake indien een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met deze gedragsregel. Toetsingsmaatstaf is de vraag of de vergadering van eigenaars bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
4.22.
[verzoeker 1] c.s. menen dat dit niet het geval is, maar zij hebben naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aangevoerd om dit standpunt te volgen. Het enkele feit dat de wijze van stemmen anders is gegaan dan gebruikelijk was en dat daarvoor geen formeel besluit is genomen, maakt niet dat sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Dit geldt te meer nu de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 noodgedwongen op een andere wijze dan gebruikelijk heeft plaatsgevonden. Portalis zag zich als gevolg van de coronapandemie namelijk geconfronteerd met de situatie dat een fysieke vergadering niet op de normale wijze kon worden georganiseerd, mede ook gelet op de hoge leeftijd van de VvE-leden, terwijl de VvE wel belang had bij besluitvorming onder meer op het punt van het onderhoud. Portalis heeft daarom aangestuurd op een vergadering waarbij zo min mogelijk leden fysiek aanwezig waren en op het per volmacht uitbrengen van de stemmen. [verzoeker 1] c.s. hebben ook niet gesteld welk nadeel zij concreet hebben geleden door de gehanteerde wijze van stemmen, zodat de door hen gestelde onzuivere en niet objectieve wijze van besluitvorming – voor zover daar al sprake van is geweest – in de gegeven omstandigheden evenmin voldoende is om te komen tot een vernietiging van de besluiten in kwestie. De kantonrechter passeert dan ook het betoog dat de wijze van totstandkoming van de op de vergadering van eigenaars van 6 juli 2020 genomen besluiten in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
4.23.
[verzoeker 1] c.s. hebben nog aangevoerd dat met de besluiten tot vaststelling van het jaarplan groot onderhoud en de begroting 2020 de aanwending van geoormerkt geld inzake de recreatiezaal anders wordt besteed dan in 2018 is besloten en dat daarin hun principiële bezwaar ligt tegen die besluiten. Dit betoog maakt echter niet dat de betreffende besluiten nietig of vernietigbaar zijn, hetgeen [verzoeker 1] c.s. overigens ook niet (voldoende) hebben gesteld. De vergadering kan bij besluit immers terugkeren op eerder genomen besluiten. De kantonrechter gaat daarom aan de betreffende stelling van [verzoeker 1] c.s. voorbij.
4.24.
De conclusie uit het voorgaande is dat de vorderingen van [verzoeker 1] c.s. moet worden afgewezen.
4.25.
[verzoeker 1] c.s. dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze proceskosten worden tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op een bedrag van € 498,00 aan salaris gemachtigde (2 salarispunten x tarief
€ 249,00) en een bedrag van € 124,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 622,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker 1] c.s. in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op een bedrag van € 622,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na heden tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.