ECLI:NL:RBOVE:2021:2436

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
ak_20_873
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor taxi- en touringcarbedrijf in Wijhe; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het uitoefenen van een taxi- en touringcarbedrijf door [naam 1] op het perceel [adres 1] in Wijhe. De eisers, omwonenden van het perceel, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe, dat op 28 mei 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de activiteiten van [naam 1]. In het bestreden besluit van 24 maart 2020 heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het primaire besluit in stand gelaten met een gewijzigde motivering. De rechtbank heeft op 3 juni 2021 de zitting gehouden, waar eisers vertegenwoordigd waren door [naam 2] en [naam 3], bijgestaan door deskundige ing. E. Vossebeld, en de verweerder door mr. A. Karolak, W. Nijeboer en ing. R. Laan van de Omgevingsdienst IJsselland. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag van [naam 1] voor de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat de vergunning toch verleend kon worden op basis van artikel 2.12 van de Wabo, mits de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geluidsoverlast die door de activiteiten van [naam 1] kan ontstaan, acceptabel is, en dat de belangenafweging door het college voldoende is geweest. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/873

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] e.a., te [woonplaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe, verweerder.

Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[naam 1], te Wijhe.

Procesverloop

In het besluit van 28 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam 1] (hierna: [naam 1] ) een omgevingsvergunning verleend voor het uitoefenen van een taxi- en touringcarbedrijf op het perceel [adres 1] in Wijhe (hierna: [adres 1] .
In het besluit van 24 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit, wat betreft de geluidsgrenswaarden in de nachtperiode, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard. Het primaire besluit is met een gewijzigde motivering in stand gelaten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eisers hebben gereageerd op dit verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2021. Eisers zijn verschenen in de personen van [naam 2] en [naam 3] , vergezeld door hun deskundige
ing. E. Vossebeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Karolak,
W. Nijeboer en ing. R. Laan, werkzaam bij de Omgevingsdienst IJsselland. [naam 1] heeft zich laten vertegenwoordigen door G.J. Hetebrij.

Overwegingen

Feiten / eerdere besluitvorming
1. Sinds 2006 exploiteert [naam 1] op [adres 1] een taxibedrijf. Dit perceel is gelegen nabij bedrijventerrein De Enk. Rondom het perceel (behalve aan de noordzijde) zijn woningen gelegen. Aan de noordzijde bevindt zich een gebied met de bestemming “Gemengd” volgens het bestemmingsplan “De Enk” (hierna: het bestemmingsplan). Aan perceel [adres 1] is eveneens de bestemming “Gemengd” toegekend. Aan de woningen van eisers is in het bestemmingsplan een woonbestemming toegekend.
2. In 2011 heeft [naam 1] de taxi-activiteiten op [adres 1] uitgebreid met touringcar-activiteiten. Aanvankelijk bestond deze uitbreiding uit één M2-voertuig. Op het moment dat [naam 1] de touringcar-activiteiten verder ging uitbreiden (met onder meer een M3-voertuig) heeft een aantal omwonenden verweerder op 25 oktober 2017 verzocht handhavend op te treden tegen de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten.
Verweerder heeft daarop een onderzoek ingesteld naar de activiteiten op [adres 1] . Daaruit is gebleken dat [naam 1] de beschikking heeft over een aantal M1-voertuigen en voorts drie touringcarbussen, een (grote) M3-bus en twee M2-bussen, die onderdeel uitmaken van het bedrijf ter plaatse. Verweerder heeft zich op de navolgende standpunten gesteld. Op grond van de bestemming “Gemengd” zijn enkel bedrijven toegestaan die in bijlage 1 van het bestemmingsplan zijn aangeduid als categorie 1 of 2 bedrijf. Een touringcarbedrijf is een bedrijf in de categorie 3.2, zodat dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Hierdoor wordt in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) gehandeld. Legalisatie van het touringcarbedrijf op [adres 1] is niet mogelijk omdat de richtafstand van een bedrijf in de categorie 3.2 tot de dichtstbijzijnde woning 100 meter moet bedragen, waaraan niet kan worden voldaan, aldus verweerder.
Verweerder heeft op 22 januari 2018 aan [naam 1] de last opgelegd om de activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan (touringcarbedrijf) te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Aan de last kan worden voldaan door de touringcarbussen van [adres 1] te verwijderen en verwijderd te houden. Hiertegen heeft [naam 1] bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het hierover uitgebrachte advies van de bezwarencommissie heeft verweerder [naam 1] in de gelegenheid gesteld om door middel van een geluidsonderzoek aan te tonen dat zijn activiteiten, wat betreft geluidsproductie, gelijkwaardig zijn aan de geluidsproductie van een categorie 2 bedrijf, dat bij recht is toegestaan.
3. Hetebrij heeft vervolgens een aanvraag om een omgevingsvergunning bij verweerder ingediend om de touringcar-activiteiten in aangepaste vorm (geen M3-bus en slechts één M2-bus) alsnog toe te staan op [adres 1] De besluitvorming op die aanvraag ligt in deze uitspraak voor.
Juridisch kader
4. Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo bepaalt, voor zover hier van belang,
dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor).
Artikel 2.7 van het Bor bepaalt dat als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II worden aangewezen.
Artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II van het Bor bepaalt dat voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, in aanmerking komt: het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein.
Artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) bepaalt, voor zover hier van belang, dat voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden.
- LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen: 50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode.
- LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen: 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode.
Hierbij wordt uitgegaan van een dagperiode van 07:00-19:00 uur, een avondperiode van 19:00-23:00 uur en een nachtperiode van 23:00-07:00 uur.
5. Aan het [adres 1] is in het bestemmingsplan de bestemming “Gemengd” en de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” toegekend.
Artikel 5.1, onder a, van de planregels bepaalt dat de voor “Gemengd” aangewezen gronden bestemd zijn voor bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 of 2.
In deze bijlage is een ‘taxibedrijf’ aangeduid als categorie 2. De afstand in verband met geluid bedraagt 30 meter. Een touringcarbedrijf is aangeduid als categorie 3.2. De afstand in verband met geluid bedraagt 100 meter.
Bijlage 2 bij het bestemmingsplan is getiteld: ‘Nadere toelichting staat van bedrijfsactiviteiten’. Voor zover hier van belang is daarin het navolgende opgenomen:
“(…). Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.”
Besluitvorming
6. Bij aanvraag van 8 januari 2019 heeft [naam 1] verweerder verzocht hem een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitoefenen van een taxi- en touringcarbedrijf
op [adres 1] . De aanvraag ziet op de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Bij de aanvraag heeft [naam 1] een geluidsrapport van Tauw gevoegd.
Een aantal (25) omwonenden heeft een zienswijze ingediend als reactie op de aanvraag.
In het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Hierbij heeft verweerder toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onder 9, van bijlage II van het Bor. Aan dit besluit is een aangepast geluidsrapport van Tauw, gedateerd 8 april 2019, ten grondslag gelegd. In het primaire besluit is de zienswijze inhoudelijk besproken en weerlegd.
7. In het bestreden besluit is het primaire besluit gehandhaafd met een gewijzigde motivering. Deze motivering betreft, samengevat weergegeven, het navolgende.
7.1.
Er wordt expliciet gesteld dat de vergunde afwijking van het bestemmingsplan (enkel) ziet op het mogelijk maken van een touringcarbedrijf waarbij gebruik wordt gemaakt van maximaal één voertuig uit voertuigcategorie M2.
7.2.
Het geluidsrapport van Tauw van 8 april 2019 wordt niet geheel overgenomen. Het maximale geluidsniveau op de gevel van de woningen aan de IJsselstraat moet voldoen aan de grenswaarden als genoemd in tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit en niet, zoals in dit geluidsrapport is aangegeven, aan de grenswaarden als genoemd in tabel 2.17c van het Activiteitenbesluit. Gelet op de door Tauw berekende geluidsniveaus wordt op de gevel van maatgevende woningen (aan zowel de IJsselstraat als de Enkweg) aan de normen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in zowel de dagperiode (50 dB(A)), de avondperiode (45 dB(A)) en de nachtperiode (40 dB(A)) voldaan. Aan de normen voor het maximale geluidsniveau wordt zowel in de dagperiode (70 dB(A)) en de avondperiode (65 dB(A)) voldaan. Op drie woningen aan de IJsselstraat (waaronder de woning van eiser [naam 2]
[adres 2] ) wordt evenwel niet voldaan aan de norm voor het maximale geluidsniveau in de nachtperiode. Deze norm van 60 dB(A) wordt overschreden met respectievelijk 1, 2 en 3 dB(A).
Verweerder acht deze overschrijding toelaatbaar. Ter onderbouwing hiervan is, samengevat weergegeven, aangevoerd dat de overschrijding gering is, de overschrijding wordt veroorzaakt door dichtslaande autoportieren op [adres 1] en dit piekgeluid in de praktijk niet is te onderscheiden van dezelfde piekgeluiden van auto’s van bewoners en bezoekers van woningen aan de IJsselstraat en van het reeds bestaande taxibedrijf. Gelet op de ligging van deze woningen tussen verschillende bedrijven, is in de bestaande situatie al sprake van vergelijkbare maximale geluidsniveaus en door het toestaan van één M2-touringcar busje zullen de maximale geluidsniveaus niet wijzigen. Ook heeft verweerder het beperkte aantal vervoersbewegingen in de nachtperiode laten meewegen.
7.3.
Verweerder concludeert dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast heeft verweerder [naam 1] verzocht passende maatregelen te nemen om de deuren van de voertuigen rustig te (laten) sluiten.
Ambtshalve overwegingen
8. Het beroep is ingesteld door tien personen die naar het oordeel van de rechtbank allen als belanghebbende kunnen worden aangeduid. De vraag die was gerezen rond de ontvankelijkheid van het beroep van [naam 4] ter zitting door [naam 5] opgehelderd. Beoogd was een zienswijze in te dienen, bezwaar te maken en beroep in te stellen namens de familie [naam 6] .
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
Algemeen
9. Eisers stellen dat het bestreden besluit zich niet verdraagt met verweerders besluit van 22 januari 2018, waarbij verweerder aan Hetebrij een last onder dwangsom heeft opgelegd. In dat besluit heeft verweerder overwogen dat er geen concreet zicht op legalisatie is van een touringcarbedrijf op [adres 1] terwijl verweerder in het bestreden besluit dit gebruik toch legaliseert.
10. De rechtbank overweegt hierover dat de last onder dwangsom was gebaseerd op
de omvang van de inrichting op [adres 1] zoals die destijds ter plaatse is waargenomen. Dat betrof, onder meer, een (grote) M3-bus en twee M2-bussen. De aanvraag (en de besluitvorming hierop) zien op het legaliseren van touringcar-activiteiten in aangepaste/afgeslankte vorm, te weten één M2-bus. Dat de vergunde uitbreiding enkel ziet op één M2-voertuig is expliciet verwoord in het bestreden besluit en daarmee geborgd. Beide situaties zijn dan ook niet vergelijkbaar.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. Eisers stellen dat uit de besluitenlijst van verweerder van 7 januari 2020 blijkt
dat verweerder mee wil werken aan het verplaatsen van het touringcarbedrijf op [adres 1] naar [adres 3] in Wijhe (hierna: perceel [nummer] ). Gelet op deze concrete plannen van [naam 1] had verweerder de gevraagde omgevingsvergunning voor het toestaan van touringcar-activiteiten op [adres 1] moeten dan wel kunnen weigeren.
Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat het bestemmingsplan dat de verplaatsing van de bedrijfsactiviteiten naar perceel [nummer] mogelijk maakt, op 20 januari 2020 is vastgesteld en onherroepelijk is.
[naam 1] heeft ter zitting meegedeeld dat hij sinds het besluit van verweerder van 22 januari 2018 een perceel heeft gehuurd om zijn M3- en M2-voertuigen tijdelijk te stallen. Het is de bedoeling om het door hem gekochte perceel [nummer] te bestraten en de M3- en M2-voertuigen vervolgens te verplaatsen naar dit perceel. Of deze verplaatsing doorgaat is afhankelijk van het verkrijgen van financiering. Dit is problematisch omdat hij vanwege de corona-maatregelen geruime tijd geen inkomsten heeft gehad. De bedrijfsactiviteiten op [adres 1] (waaronder het gebruik van één M2-voertuig) zal hij handhaven.
12. De rechtbank overweegt hierover dat elke aanvraag op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. Het weigeren van een aangevraagde omgevingsvergunning vanwege
het enkele feit dat de aanvrager ook andere plannen heeft en daarvoor ook aanvragen heeft ingediend is, gelet op het wettelijke toetsingskader, niet mogelijk.
Verder overweegt de rechtbank dat [naam 1] belang heeft bij de aan hem verleende omgevingsvergunning nu hij de vergunde activiteiten wil ontplooien op [adres 1]
los van de vraag of een deel van de activiteiten al dan niet wordt verplaatst naar perceel [nummer] .
Deze beroepsgrond slaagt niet.
De bevoegdheid
13. Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruiken van [adres 1] voor bedrijfsmatige touringcar-activiteiten (categorie 3.2) in strijd is met artikel 5.1, onder a, van de planregels. De rechtbank onderschrijft dit gedeelde standpunt.
Gelet op deze strijd is een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘afwijken van het bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo vereist. Partijen zijn verdeeld over de vraag of deze omgevingsvergunning kan worden verleend.
Eisers hebben de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan niet bestreden.
Verweerder heeft zich, naar het oordeel van de rechtbank, terecht op het standpunt gesteld dat het gebruiken van [adres 1] voor bedrijfsmatige touringcar-activiteiten kan worden geschaard onder de categorie activiteiten, zoals opgenomen in artikel 4, onder 9, van bijlage II van het Bor. Daarom heeft verweerder zich terecht bevoegd geacht om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onder 9, van bijlage II van het Bor een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan.
De aanwending van de bevoegdheid
14. Van de hiervoor vermelde bevoegdheid kan, gelet op de redactie van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo, slechts gebruik worden gemaakt indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast geldt dat het bestuursorgaan bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat betekent in dit geval dat verweerder de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechter toetst of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Uit de rechtspraak volgt dat bij het verlenen van een afwijkingsvergunning rekening mag worden gehouden met de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan, waarvan wordt afgeweken, reeds voorziet. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan heeft immers reeds een belangenafweging plaatsgevonden ten aanzien van de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Zodra een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, is ten aanzien van activiteiten die in overeenstemming zijn met dat bestemmingsplan, geen ruimte voor een belangenafweging. Ten aanzien van deze activiteiten staat vast dat deze in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Voor zover een aangevraagd project in strijd is met het bestemmingsplan, is verweerder niet gehouden maar bevoegd om daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen. Op grond van het bepaalde in artikel 2.12 van de Wabo dient verweerder in dat geval een belangenafweging te maken waarbij de ruimtelijke effecten die optreden als gevolg van de vergunde afwijking van het bestemmingsplan, moeten worden afgewogen tegen de met de afwijking gediende belangen. De ruimtelijke effecten van wat reeds op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, blijven daarbij buiten beschouwing. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:492, r.o. 6.2.
15. Eisers stellen dat de vergunde activiteit niet voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening vanwege de te verwachten geluidsoverlast. Hierdoor wordt een goed woon- en leefklimaat niet gewaarborgd. Ter zitting hebben eisers meegedeeld dat, anders dan zij in hun beroepschrift hebben gesteld, deze beroepsgrond enkel betrekking heeft op het geluid veroorzaakt door het dichtslaan van een portier van een M2-voertuig in de nachtperiode.
15.1.
Ter onderbouwing hiervan hebben zij ten eerste aangevoerd dat verweerder zijn standpunt over geluid niet heeft mogen baseren op het geluidsrapport van Tauw van 8 april 2019.
Eisers hebben in dit kader aangevoerd dat Tauw bij het dichtslaan van een autoportier is uitgegaan van algemeen geaccepteerde geluidsniveaus c.q. ervaringsgegevens voor een M1-voertuig (en dus niet voor een M2-voertuig) en heeft gerekend met een bronvermogen van 97 dB(A). Omdat [naam 1] reeds de beschikking heeft over een M2-voertuig (en er dus sprake is van een bestaande situatie) had Tauw het feitelijke bronvermogen op eenvoudige wijze kunnen meten en had Tauw dit gemeten geluid moeten gebruiken als bronvermogen in zijn berekeningen. Alsdan zou het bronvermogen veel hoger zijn geweest. Eisers hebben hierbij als voorbeeld verwezen naar de gemeten waarde uit een geluidsrapport voor een transportbedrijf uit Hengevelde (wat eisers als bijlage 7 bij hun beroepschrift hebben gevoegd). Het bronvermogen van een dichtslaand portier bedroeg in die meting 107 dB(A).
15.2.
Ten tweede hebben zij aangevoerd dat, zelfs als Tauw in zijn berekeningen
had mogen uitgaan van een bronvermogen van 97 dB(A), uit het geluidsrapport volgt
dat dit bronvermogen resulteert in het, bij drie woningen, overschrijden van de geluidsgrenswaarden voor het maximale geluidsniveau in de nachtperiode met respectievelijk 1, 2 of 3 dB(A). Grenswaarden mogen niet worden overschreden en bovendien is een overschrijding van 3 dB(A) een forse overschrijding, aldus eisers.
16. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
16.1.
Niet in geschil is dat de inrichting op [adres 1] die met de vergunning wordt uitgebreid, een inrichting type B is als bedoeld in het Activiteitenbesluit. Zowel het oprichten van een inrichting type B als het wijzigen van een dergelijke inrichting moet
bij het bevoegd gezag (in dit geval: verweerder) worden gemeld. Deze meldingsplicht is neergelegd in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit. De stelling van [naam 1] ter zitting,
dat hem niet is meegedeeld dat hij een melding moet doen, betekent niet dat deze meldingsplicht niet op hem van toepassing is. Deze meldingsplicht vloeit immers rechtstreeks voort uit voornoemd artikel.
Omdat sprake is van een inrichting type B, gelden voor de inrichting de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit.
16.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2443) volgt dat ook bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wabo, geldt dat slechts omgevingsvergunning kan worden verleend als het aangevraagde project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Die strijd doet zich onder meer voor als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd of als op voorhand reden bestaat om aan te nemen dat het project niet uitvoerbaar is. Of de inrichting op perceel 4/6 kan voldoen aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit is zowel van belang voor de vraag of het project uitvoerbaar is als voor de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Bij die laatste vraag kan worden volstaan met een toets aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit, tenzij er sprake is van geluid dat niet wordt getoetst aan het Activiteitenbesluit, zoals (het in deze zaak niet van toepassing zijnde) stemgeluid van bezoekers op de openbare weg voor de inrichting.
Uit deze rechtspraak volgt dat moet worden onderzocht of de inrichting op [adres 1]
kanvoldoen aan de geluidsgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. Of een inrichting vervolgens in de dagelijkse praktijk al dan niet aan de geluidsgrenswaarden voldoet, betreft een handhavingsaspect. Bij het niet voldoen aan de geluidsgrenswaarden kan verweerder van de drijver van de inrichting vorderen dat aan de voor de inrichting geldende geluidsgrenswaarden (waar aan voldaan
kanworden) ook daadwerkelijk zal worden voldaan.
16.3.
Ter zitting heeft verweerders deskundige Laan meegedeeld dat de bandbreedte voor het dichtslaan van het portier van een M1-voertuig 97 – 99 dB(A) bedraagt en dat Tauw is uitgegaan van een bronvermogen van 97 dB(A). De deskundige van eisers Vossebeld heeft meegedeeld dat dit bronvermogen bij een M1-voertuig reëel is. Volgens Vossebeld is de bandbreedte voor het dichtslaan van het portier van een M2-voertuig 97 – 110 dB(A).
De rechtbank stelt vast dat beide deskundigen niet van mening verschillen over het gegeven dat een bronvermogen van 97 dB(A) bij het dichtslaan van het portier van een M2-voertuig haalbaar is, want dit ligt binnen de geldende bandbreedte. Gelet hierop en gelet op het feit dat het er om gaat of aan de geluidsgrenswaarden
kanworden voldaan, heeft Tauw kunnen rekenen met een haalbaar bronvermogen van 97 dB(A) en hoefde Tauw niet te rekenen met een ter plaatse te meten bronvermogen van het reeds aanwezige M2-voertuig.
Verweerder heeft zijn standpunt over geluid, voor zover bestreden, dan ook kunnen baseren op het geluidsrapport van Tauw. De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
16.4.
In deze zaak is niet in geschil dat bij drie woningen aan de IJsselstraat niet wordt voldaan aan de norm voor het maximale geluidsniveau in de nachtperiode. Uit het geluidsrapport van Tauw, dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank aan zijn standpunt over geluid ten grondslag heeft mogen leggen, bedraagt deze overschrijding het navolgende. De norm van 60 dB(A) wordt overschreden met respectievelijk 1, 2 en 3 dB(A) en wordt veroorzaakt door dichtslaande autoportieren. Uit het geluidsrapport van Tauw volgt dat het aantal vervoerbewegingen in de nachtperiode bestaat uit een vertrekkende (en weer terugkerende) personenauto of het busje van het taxivervoer.
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat - gelet op wat op basis van het bestemmingsplan op [adres 1] reeds mogelijk is, de reeds aanwezige geluidsniveaus vanwege de (bedrijfsmatige) omgeving, het gegeven dat het piekgeluid vanwege het dichtslaan van een portier van voertuigen niet is te onderscheiden van hetzelfde piekgeluid van auto’s van bewoners en bezoekers van woningen aan de IJsselstraat (mede gelet op het feit dat de afstand tot het laatstgenoemde piekgeluid kleiner is c.q. kan zijn dan de afstand tot het piekgeluid op [adres 1] ) en het beperkte aantal vervoersbewegingen in de nachtperiode - deze overschrijding van de geluidsgrenswaarden voor het maximale geluidsniveau in de nachtperiode toelaatbaar is.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
16.5.
De rechtbank voegt hier nog het navolgende aan toe.
In het verweerschrift, bevestigd ter zitting, heeft verweerder meegedeeld dat hij via een maatwerkprocedure de geluidswaarden zoals in deze omgevingsvergunning worden toegestaan, tevens via deze weg aan de inrichting zal opleggen. De mogelijkheid hiertoe
is neergelegd in artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit. Ook kunnen via de maatwerkvoorschriften gedragsregels worden opgelegd, bijvoorbeeld het voorschrift dat [naam 1] passende maatregelen moet nemen om de portieren van de voertuigen rustig te (laten) sluiten.
17. Gelet op vorenstaande oordeelt de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aangevraagde project planologisch inpasbaar is op de betreffende locatie. Gelet hierop heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vergunde (gebruiks)activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat het vergunde afwijkende gebruik in betekenende mate zorgt voor (meer) overlast voor eisers dan wat op basis van het bestemmingsplan reeds is toegestaan. De gemaakte belangenafweging acht de rechtbank toereikend.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, en mr. A. Oosterveld en
mr. A.T. de Kwaasteniet, leden, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Lever, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.