De rechtbank Overijssel heeft op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man, die werd verdacht van het medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken of het bezit van hennep, alsook van poging tot inbraak/diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van hennep telen, omdat uit de bewijsmiddelen niet bleek dat hij en zijn medeverdachte naar de woning waren gegaan met de intentie om hennep te knippen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voor de poging tot inbraak niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering, omdat niet duidelijk was welke handelingen de verdachte had verricht die als begin van uitvoering konden worden aangemerkt. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een strafbaar begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, en sprak de verdachte vrij van het subsidiair ten laste gelegde. De dagvaarding werd nietig verklaard voor het primair ten laste gelegde, maar geldig voor het subsidiair.