4.2.Verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd om verweerder te gelasten richting de gemeente te handelen alsof in het bestreden besluit een begunstigingstermijn van één week ná de uitspraak van de voorzieningenrechter, dan wel een andere te bepalen termijn, is opgenomen, dan wel een andere voorlopige voorziening te treffen die recht doet aan hun belangen.
De beoordeling van het spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat tussen partijen niet in geschil is dat het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van verzoekers. Ook is niet in geschil dat de belangen van verzoekers bij behoud van een goede kwaliteit van hun woon- en leefomgeving zo verweven zijn met de belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat de betrokken normen in de Wnb in dit geval mede strekken tot bescherming van de belangen van verzoekers. De voorzieningenrechter volgt partijen hierin.
6. Verder blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de loswal op dit moment wordt gebruikt voor laden en lossen en dat dit gebruik leidt tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied. In ieder geval zijn verweerder en verzoekers van mening dat significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied als gevolg van deze toename van stikstofdepositie niet kunnen worden uitgesloten. Verder is niet weersproken dat het gebruik van de loswal ook andere effecten kan hebben op het Natura 2000-gebied.
De voorzieningenrechter ziet hierin voldoende reden om in dit geval spoedeisend belang aan te nemen en over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen
7. De gemeente heeft in het beroepschrift dat zij in de zaak AWB 21/728 heeft ingediend verklaard dat zij op 20 mei 2021 een aanvraag om een Wnb-vergunning bij verweerder heeft ingediend. Ter zitting hebben de gemeente en verweerder dit bevestigd. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de gemeente ten behoeve van het gebruik van de loswal een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb heeft gevraagd voor een stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied van 0,07 mol/ha/jaar en dat daarbij gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van extern salderen. Verder heeft verweerder verklaard dat inmiddels een eerste beoordeling van deze vergunningaanvraag heeft plaatsgevonden. Daaruit is verweerder gebleken dat de aanvraag voor wat betreft de stikstofdepositie waarschijnlijk akkoord kan worden bevonden. De overige gevolgen die het aangevraagde project kan hebben voor het Natura 2000-gebied moeten echter nog worden beoordeeld.
Ter zitting heeft verweerder verklaard nog ongeveer drie weken nodig te hebben om aan te kunnen geven of hij aan vergunningverlening kan meewerken.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat, als voor de betrokken activiteit een ontvankelijke aanvraag voor een Wnb-vergunning is ingediend, op basis waarvan het bevoegd gezag kan beoordelen of een vergunning kan worden verleend, er concreet zicht op legalisering is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1604, rechtsoverweging 25.8. 9. Op basis van wat verweerder ter zitting heeft verklaard gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de gemeente op 20 mei 2021 een ontvankelijke aanvraag voor een Wnb-vergunning voor de betrokken activiteit heeft ingediend, zodat om die reden inmiddels sprake is van concreet zicht op legalisering. Bovendien is rond 20 juli a.s. duidelijk of verweerder wil meewerken aan het verlenen van de gevraagde vergunning.
De voorzieningenrechter acht de door verweerder genoemde, resterende termijn van drie weken na de zitting van 29 juni 2021 voor het afronden van de beoordeling van de aanvraag niet onredelijk lang. Verder acht de voorzieningenrechter, gelet op de relatief korte termijn tussen de datum van deze uitspraak en 20 juli 2021, het redelijk om deze beoordeling door verweerder van de ingediende aanvraag af te wachten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat, door het gebruik van de loswal in de tijd tussen deze uitspraak en de beslissing van verweerder om wel of niet mee te werken aan de aanvraag van belanghebbende, de belangen die de Wnb beoogt te beschermen zodanig zullen worden aangetast, dat de beoordeling van de aanvraag niet kan worden afgewacht en dat verweerder om die reden moet worden opgedragen om richting de gemeente te handelen alsof in het bestreden besluit een begunstigingstermijn is opgenomen van één week na deze uitspraak. Hierbij is mede van belang dat, zoals al gezegd, ter zitting is gebleken dat de voorlopige conclusie van verweerder is dat voor wat betreft de stikstofdepositie aan vergunningverlening kan worden meegewerkt.
10. Op grond van het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.