ECLI:NL:RBOVE:2021:2879

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
9294239 \ CV EXPL 21-2518
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens hennepkwekerij en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de eisende partij, Woningstichting De Woonplaats, en de gedaagde partij, die niet is verschenen. De Woonplaats vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, gelegen aan [het adres] te [woonplaats], vanwege de ontdekking van een professioneel ingerichte hennepkwekerij in de woning en een huurachterstand van € 1.287,30 over de maanden mei en juni 2021. De huurovereenkomst was op 10 januari 2020 ingegaan en de maandelijkse huurprijs bedroeg € 643,65.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 19 mei 2021 een inval door de politie heeft plaatsgevonden, waarbij de hennepkwekerij is aangetroffen. De gedaagde heeft niet gereageerd op de uitnodigingen van De Woonplaats om de huurovereenkomst op te zeggen. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van De Woonplaats voldoende aannemelijk waren, gezien de ernst van de situatie en het niet verschijnen van de gedaagde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontruiming van de woning een noodzakelijke maatregel was, gezien de omstandigheden.

De vorderingen van De Woonplaats zijn toegewezen, inclusief de huurachterstand, de huurprijs voor de periode na de ontruiming, en een contractuele boete van € 5.300,00. De gedaagde is ook veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 1.111,01. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9294239 \ CV EXPL 21-2518
Vonnis in kort geding van 15 juli 2021
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING DE WOONPLAATS,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, hierna te noemen De Woonplaats,
gemachtigde: mr. M. Douwenga,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 juni 2021 met producties,
- de aanvullende producties van 6 juli 2021 van De Woonplaats,
- de mondelinge behandeling op 8 juli 2021,
- de pleitnota van De Woonplaats,
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Woonplaats heeft met [gedaagde] een huurovereenkomst gesloten, ingaande op
10 januari 2020, voor onbepaalde tijd, met betrekking tot de woning met aanhorigheden staande en gelegen aan de [het adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Op deze huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van De Woonplaats van toepassing.
2.2.
De maandelijkse huurprijs bedraagt € 643,65 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
Op 19 mei 2021 is door de politie een inval gedaan in de woning en is er een bedrijfsmatige, professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen. De planten waren al geoogst. In het hennepbericht staat onder meer:
‘(…)In de woning werd een bedrijfsmatige professioneel ingerichte hennepkwekerij (één kweekruimte) aangetroffen, welke ingericht was voor het kweken van hennepplanten, maar waarvan de planten kennelijk waren geoogst.(…)Na binnenkomst in de woning werd het volgende aangetroffen:Duidelijk waarneembare hennepgeur, meerdere vuilniszakken met hennepafval, meerdere vuilniszakken met ventilatoren, meerdere dozen met armaturen, doos met lampen, meerdere zogeheten slakkenhuizen door het gehele pand.In de gang van de eerste etage stonden meerdere vuilniszakken die vol zaten met afval van de hennepkwekerij.Kweekruimte:Een kamer die compleet was ingericht voor het kweken van hennep met een oppervlakte van 27m2. Meerdere latten en zeil lagen op de grond.Er hebben vermoedelijk405 hennepplanten(27m2x 15 planten/m2) in de hennepkwekerij gestaan.De elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij werd legaal en illegaal afgenomen. Het bleek dat de voorziening weer intact was gebracht.Er waren indicatoren voor tenminste één (1) eerdere oogst van hennepplanten.(…)’.
2.4.
Bij brief van 2 juni 2021 heeft De Woonplaats [gedaagde] uitgenodigd om op 9 juni 2021 de huurovereenkomst op te komen zeggen vanwege de aangetroffen hennepkwekerij. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd en heeft de huurovereenkomst niet opgezegd.
2.5.
Bij brief van 14 juni 2021 heeft de gemachtigde van De Woonplaats [gedaagde] aangeschreven met het verzoek de huurovereenkomst op te zeggen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan.
2.6.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan over de maanden mei en juni 2021, een totaalbedrag van € 1.287,30.

3.Het geschil

3.1.
De Woonplaats vordert, samengevat, dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] veroordeelt om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning staande en gelegen aan de [het adres] te [woonplaats] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze ontruimd te houden;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan De Woonplaats van:
 de huurachterstand tot en met 30 juni 2021, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
 de huurprijs van € 643,65 per maand vanaf 1 juli 2021 tot aan de datum dat de woning is ontruimd;
 de contractuele boete van € 5.300,00, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
 de buitengerechtelijke incassokosten ad € 868,62 binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
- [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] is niet verschenen en heeft geen verweer kenbaar gemaakt tegen de vorderingen van De Woonplaats.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
4.2.
Het vereiste spoedeisend belang is, gelet op de aard van de vorderingen en het daaromtrent door De Woonplaats gestelde, aanwezig. Dit betekent dat de vorderingen van
De Woonplaats inhoudelijk kunnen worden behandeld.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen. De kantonrechter is van oordeel dat dat hier het geval is en hij motiveert dat als volgt.
4.4.
De door De Woonplaats ingenomen stellingen in de dagvaarding vinden steun in de bij de dagvaarding overgelegde producties. Daaruit blijkt dat er een professioneel ingerichte bedrijfsmatige hennepkwekerij in het gehuurde is geëxploiteerd en dat er een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Het is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Het is aannemelijk dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De vordering tot ontruiming komt de kantonrechter ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen.
4.5.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.6.
De Woonplaats vordert de huurachterstand ad € 1.287,30 met betrekking tot de maanden mei en juni 2021. De huurachterstand is door [gedaagde] niet betwist. Deze vordering zal worden toegewezen als verzocht.
4.7.
De overeengekomen maandelijkse huurprijs/vergoeding voortgezet gebruik blijft verschuldigd zolang [gedaagde] het gehuurde niet heeft ontruimd. Die vordering kan derhalve eveneens worden toegewezen.
4.8.
De Woonplaats vordert op grond van artikel 6.8 van de Algemene Huurvoorwaar-den de contractuele boete ad in totaal € 5.300,00. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer kenbaar gemaakt, zodat de gevorderde boete ook zal worden toegewezen.
4.9.
De Woonplaats maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst van een aanmaning, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten van De Woonplaats zullen worden begroot op
€ 1.111,01, te weten explootkosten ad € 106,01, griffierecht ad € 507,00 en salaris van haar gemachtigde ad € 498,00.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning met aanhorigheden aan de [het adres] te [woonplaats] te ontruimen en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van De Woonplaats te stellen en te laten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Woonplaats te betalen de huurpenningen van mei en juni 2021, zijnde € 1.287,30, te voldoen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Woonplaats te betalen € 643,65 per maand met ingang van 1 juli 2021 tot aan de dag waarop de ontruiming van de woning plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan De Woonplaats te betalen de contractuele boeten van in totaal € 5.300,00, te voldoen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Woonplaats begroot op € 1.111,01, waaronder € 498,00 wegens het salaris van de gemachtigde;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2021.