ECLI:NL:RBOVE:2021:3092

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
ak_20_2221
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart en de beoordeling van medische informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart had ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van Almelo, dat deze aanvraag had afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres had op 27 mei 2020 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart, type passagier. Het college heeft deze aanvraag op 17 juni 2020 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing is op 29 september 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 juli 2021, waarbij eiseres en haar gemachtigde via een skype-verbinding aanwezig waren, terwijl de verweerder fysiek vertegenwoordigd was.

De rechtbank heeft overwogen dat het college zich bij de afwijzing van de aanvraag heeft gebaseerd op een medisch advies van een arts, die had vastgesteld dat eiseres niet continu afhankelijk was van de hulp van de bestuurder voor vervoer van deur tot deur. Eiseres heeft betoogd dat het medische onderzoek van onvoldoende kwaliteit was en dat de arts geen informatie had opgevraagd bij haar huisarts. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de arts, gezien zijn deskundigheid, in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel en dat het college het advies van de arts aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de te beoordelen periode loopt van 27 mei tot 29 september 2020 en dat de door eiseres ingebrachte medische informatie, die na deze periode was verkregen, niet kon worden betrokken bij de beoordeling.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en heeft eiseres erop gewezen dat zij opnieuw een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart kan indienen, waarbij zij nieuwe medische informatie kan voorleggen aan de arts die het onderzoek verricht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 20/2221

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 17 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een gehandicaptenparkeerkaart, type passagier, afgewezen.
In het besluit van 29 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het primaire besluit is gehandhaafd met een verbetering van de motivering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2021 op zitting behandeld. Eiseres, haar dochter en haar gemachtigde hebben aan de zitting deelgenomen via een skype-verbinding. Verweerder heeft zich ter zitting (fysiek) laten vertegenwoordigen door H.M.M. Adema.

Overwegingen

Wettelijk kader
1. Artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) bepaalt dat aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenparkeerkaart kan worden verstrekt.
Deze ministeriële regeling is de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (hierna: de Regeling).
Artikel 1, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking kunnen komen:
a. (…);
b. passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
c. (…);
d. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben;
e. (…).
Artikel 2, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat een gehandicaptenparkeerkaart niet wordt afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat, ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW, het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel - bij externe advisering - door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.
Besluitvorming
2. Eiseres heeft op 27 mei 2020 een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart, type passagier, bij verweerder ingediend.
3. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft op 9 juni 2020 een medisch onderzoek door F. Simons, arts bij JPH Consult, (hierna: de arts) plaatsgevonden. De arts heeft op
16 juni 2020 een advies uitgebracht. In dit advies staat verwoord dat eiseres bekend is met objectiveerbare aandoeningen van het ademhalingsstelsel en het zenuwstelsel en dat er cognitieve en psychische klachten bestaan. De aandoeningen van het ademhalingsstelsel en het zenuwstelsel leiden tot beperkingen in lopen en de energie. Deze beperkingen zullen niet meer verbeteren in de toekomst. Voor de cognitieve en psychische klachten zijn volgens de arts nog diverse behandelingen beschikbaar die kunnen leiden tot duidelijke verbetering / volledig herstel. De ernst van deze klachten is volgens de arts niet dusdanig dat er een medische noodzaak bestaat voor continue begeleiding/zorg/toezicht. Bovendien zou het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart een anti-revaliderende werking hebben.
Er is geen nadere informatie opgevraagd bij de huisarts/specialist omdat door (hetero) anamnese en observatie voldoende medische gegevens zijn verkregen waarmee de beperkingen konden worden vastgesteld, aldus de arts.
De arts concludeert dat de maximaal aaneengesloten loopafstand 80-100 meter bedraagt en dat deze loopafstand niet meer zal verbeteren in de toekomst. Er is geen medische noodzaak voor continue toezicht/begeleiding zorg. De arts heeft geadviseerd dat er een negatieve indicatie bestaat voor het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart voor de passagier.
4. In het primaire besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het medische advies van de arts, de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart, type passagier, afgewezen. De reden hiervoor is dat eiseres voor het vervoer van deur tot deur niet continue afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
5. In het bestreden besluit is het primaire besluit met een verbetering van de motivering gehandhaafd. Dit betreft ten eerste het expliciet benoemen van de wettelijke grondslag voor deze afwijzing. Dit betreft artikel 1, eerste lid, onder b en d, van de Regeling. Ten tweede betreft dit de overweging dat het hangende bezwaar ingebrachte journaal van de huisarts ziet op medische informatie van onvoldoende recente datum, dat het medische onderzoek door de arts van recenter datum is en dat de informatie van de huisarts voor verweerder geen reden is om aanvullend onderzoek te laten verrichten.
Beroepsgronden
6. Eiseres handhaaft de in bezwaar aangevoerde grond dat het medische onderzoek, uitgevoerd door de arts, van onvoldoende kwaliteit is, waardoor verweerder zijn besluitvorming hierop niet heeft mogen baseren. In dit kader heeft de dochter van eiseres ter zitting aangevoerd dat de arts haar moeder, in het bijzijn van haar vader en haarzelf, maar vijf minuten heeft gezien. Tijdens dat bezoek heeft zij aangegeven dat haar moeder cognitieve beperkingen heeft (meer specifiek: last van geheugenverlies). De arts heeft daar niets mee gedaan, aldus de dochter. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de arts geen informatie heeft opgevraagd bij de huisarts en/of behandelend specialist. De arts kan volgens eiseres niet varen op zijn eigen medische oordeel.
Eiseres heeft in beroep medische informatie ingebracht. Dit betreft een brief d.d. 21 november 2020 van de behandelend neuroloog, een journaal van de huisarts d.d. 24 november 2020, een brief d.d. 3 november 2020 van Medisch Spectrum Twente, afdeling neurologie, een verwijzing d.d. 6 november 2020 van Menzis voor reguliere fysiotherapie en een brief d.d. 13 november 2020 van een fysiotherapeut.
Volgens eiseres blijkt uit de informatie van de huisarts dat zij in ieder geval sinds september 2020 een cognitieve achteruitgang doormaakt. De neuroloog heeft in zijn brief aangegeven dat zij voor vervoer van deur tot deur afhankelijk is van de hulp van een bestuurder. Omdat de cognitieve achteruitgang zich voordeed ten tijde van het bestreden besluit, had verweerder deze medische informatie moeten meenemen in de besluitvorming, aldus eiseres.
Beoordeling door de rechtbank
7. De voor de beoordeling van belang zijnde periode in deze zaak loopt vanaf de datum van de indiening van de aanvraag tot de datum van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de te beoordelen periode in deze zaak loopt van 27 mei tot 29 september 2020.
8. Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij de beoordeling van een aanvraag, onder de voorwaarde
dat het advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Op het bestuursorgaan rust in dit kader een vergewisplicht. Dit is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht.
Uit de rechtspraak volgt verder dat een medisch adviseur, gezien zijn deskundigheid, in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel, dat onder meer gevormd is door bevindingen bij eigen onderzoek en de in het dossier aanwezige medische informatie. Dit laat onverlet dat in een individueel geval de zorgvuldigheid kan vereisen dat raadpleging van de behandelend sector toch is aangewezen. Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1073.
9. In deze zaak heeft de arts in zijn advies verwoord dat en waarom hij geen medische informatie van de behandelend sector heeft opgevraagd.
Eiseres stelt dat de arts dit wel had moeten doen. De arts had bij de huisarts/specialist informatie moeten opvragen over haar cognitieve en psychische klachten en had niet op zijn eigen oordeel hierover mogen varen.
De rechtbank overweegt hierover dat de arts in het advies heeft opgemerkt dat eiseres bekend is met cognitieve en psychische beperkingen. De ernst van deze klachten is volgens de arts echter niet dusdanig dat er een medische noodzaak bestaat voor continue begeleiding/zorg/toezicht. Naar het oordeel van de rechtbank is een arts, gelet op zijn medische opleiding op academisch niveau, deskundig om cognitieve en psychische klachten te kunnen onderkennen en zich een beeld te kunnen vormen over de hieruit voortvloeiende beperkingen. De rechtbank laat hierbij meewegen dat de arts eiseres heeft gezien en gesproken. Dat dit onderzoek volgens de dochter slechts vijf minuten heeft geduurd, betekent niet dat de door de arts genomen medische conclusie niet juist is.
De door eiseres hangende bezwaar ingebrachte informatie van de huisarts dateert van maart 2020 en de periode daarvoor. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook het (meer recente) medische advies van de arts aan zijn besluitvorming ten grondslag kunnen leggen, zonder over de cognitieve en psychische klachten nadere informatie bij de huisarts/specialist op te vragen.
De in dit kader aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
10. Ten aanzien van de door eiseres in beroep ingebrachte medische informatie overweegt de rechtbank het volgende.
10.1.
Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, betreft de te beoordelen periode in deze zaak de periode van 27 mei tot 29 september 2020. Nagenoeg alle informatie (behoudens het journaal van de huisarts) dateert van na die periode. Deze medische informatie kan daarom niet worden betrokken bij de beoordeling zoals die nu voorligt.
10.2.
Uit het journaal van de huisarts, gedateerd 24 november 2020, blijkt dat eiseres in september en oktober 2020 bij de huisarts is geweest vanwege achteruitgang cognitief functioneren.
Gelet op het in bezwaar ingebrachte journaal van de huisarts (geprint op 8 september 2020) heeft het bezoek van eiseres aan haar huisarts plaatsgevonden ergens in de periode van 9 tot 30 september 2020. Deze informatie is op 24 november 2020 uitgeprint en op 9 december 2020 naar de rechtbank gezonden. Alhoewel deze medische informatie betrekking heeft op de periode in geding, heeft verweerder door deze late indiening deze informatie niet bij zijn besluitvorming kunnen betrekken. Ook was er voor verweerder geen aanleiding om, toen hij het bestreden besluit nam, te vermoeden dat er bij de huisarts nog aanvullende medische informatie voorhanden was. Immers, uit het journaal van de huisarts van 8 september 2020 bleek dat eiseres voor het laatst in maart 2020 bij haar huisarts was geweest.
Omdat verweerder deze medische informatie niet bij zijn besluitvorming heeft kunnen betrekken, gaat de rechtbank in deze zaak aan die informatie voorbij.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
13. Ter informatie van eiseres merkt de rechtbank op dat zij opnieuw een gehandicaptenparkeerkaart, type passagier, kan aanvragen. De door haar in beroep ingebrachte (nieuwe) medische informatie kan zij dan voorleggen aan de arts die het medische onderzoek verricht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E.M. Lever, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.