7.5In de rapportage van 15 maart 2017 (verzonden op 3 april 2017) vermeldt [naam 4] haar bevindingen met eiser sinds de eerste kennismaking in februari 2017 (pagina 1 onderaan):
“Meneer is intelligent, kan zaken goed analyseren, heeft een duidelijk beeld hoe hij zaken graag zou zien maar het lukt hem door stress, veelheid van zaken, alleen staan voor de opvoeding van zijn dochter, niet om goed uit de verf te komen. Dit frustreert hem en maakt hem somber waardoor hij in deze negatieve cirkel blijft ronddraaien.” (melding februari 2017)
Onder het kopje Psychisch functioneren:
“Meneer wilde opvang voor zijn dochter omdat hij zelf rust nodig had. “
“Vader geeft bij de aanmelding aan dat hij uitgeput en gestresst is, 15 kilo is afgevallen en niet meer goed slaapt maar wel moe is.”
“Er is sprake van een reactieve depressie wat maakt dat hij steeds passiever wordt (nog steeds) niet in staat is om Nederlandse les te volgen en volledig overvraagd wordt.” (melding 13 februari 2017 behandelaar Mediant)
“Aan taallessen komt hij vanwege zware emotionele (vermoeidheid, depressie) en praktische (financiën en zorg voor [naam 6] belasting niet toe.”
8. Gelet op hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 7.2 tot en met 7.5 is vermeld stelt de rechtbank vast dat verweerders medisch adviseur relevante (medische) informatie niet heeft betrokken bij haar advisering. Tevens stelt de rechtbank vast dat de medisch adviseur door verweerder niet is geïnformeerd over de inburgeringstermijn, ook niet na de opmerking van de medisch adviseur in haar advies van 7 februari 2020 over het ontbreken daarvan.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht en is het bestreden besluit om die reden op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
10. Het voorgaande betekent dat het beroep reeds hierom gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Wel zal de rechtbank, gelet op artikel 8:72a van de Awb, nog zelf moeten bepalen of de boete nog verder moet worden gematigd.
11. Gelet op de ernst van de door eisers behandelaar/procesregiseur geschetste psychische problematiek komt de rechtbank tot het oordeel dat van verwijtbaarheid bij eiser geen sprake is. Verweerder had om die reden de inburgeringstermijn dienen te verlengen met de duur van de ziekteperiode van 21,5 maanden (van 15 oktober 2015 tot augustus 2017) tot 1 september 2020, binnen welke periode eiser zijn inburgeringsexamen heeft gehaald. De boete dient op nihil te worden vastgesteld.
12. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet reden om zelf in de zaak te voorzien en herroept het primaire besluit. Dit betekent dat eiser geen boete hoeft te betalen aan verweerder.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.870, - (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na het verstrekken van inlichtingen met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).