ECLI:NL:RBOVE:2021:3583

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
C/08/269458 / KG ZA 21-187
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging bij verkoop of toewijzing van onroerende zaken uit nalatenschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de eisers, [X] c.s., vorderen dat de onroerende zaken uit de nalatenschap van de overleden [erflater] worden verkocht aan projectontwikkelaar De Gilden Kampen B.V. De gedaagde, [A], wenst de percelen zelf te verwerven. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waarbij is gebleken dat er onenigheid bestaat tussen de erfgenamen over de bestemming van de percelen. De rechtbank heeft de procedure en de ingediende stukken in overweging genomen, waaronder de dagvaarding en de mondelinge behandeling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vorderingen van [X] c.s. vanwege de onveilige situatie op de percelen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van [X] c.s. en [A]. Hierbij is overwogen dat [A] bereid is om de percelen te verwerven tegen een prijs die gelijk is aan het aanbod van De Gilden, en dat de percelen voor [A] bijzondere waarde hebben in verband met zijn eigen bouwprojecten. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten dat het belang van [A] bij de overname van de percelen zwaarder weegt dan het belang van [X] c.s. bij de verkoop aan De Gilden. De vorderingen van [X] c.s. zijn afgewezen, terwijl de vordering van [A] tot overname van de percelen is toegewezen. De rechtbank heeft [X] c.s. veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/269458 / KG ZA 21-187
Vonnis in kort geding van 21 september 2021
in de zaak van

1.[X] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[Z],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna te noemen [X] , dan wel [X] c.s.
advocaat mr. E.J. Luursema te Leek,
tegen

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen [A] ,
advocaat mr. D. Warnink,
2.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
3.
[C],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
4.
[D],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
5.
[E],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
6.
[F],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
7.
[G],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
8.
[H],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
9.
[J],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
10.
[K],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
11.
[L],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
12.
[M],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
13.
[N],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
14.
[P],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
15.
[R],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen,
16.
[S],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en reconventie,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met bijlagen;
  • het exploot van 30 augustus 2021 waarbij de gedaagden in reconventie zijn opgeroepen, met bijlagen;
  • de brief van 3 september 2021 van mr. Warnink, met bijlagen, waaronder de conclusie van eis in reconventie;
  • de brief van 6 september 2021 van mr. Warnink, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte wijziging van eis in conventie, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Warnink;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[X] c.s. en [A] zijn met de gedaagden sub 2 tot en met 16 (hierna: de overige erfgenamen) erfgenamen van wijlen [erflater] , overleden op [1999] (hierna: erflater). Tot de nog onverdeelde nalatenschap van erflater behoren twee percelen grond met een of meer opstallen, plaatselijk bekend [adres 1] en [adres 2] te [plaats] , alsmede een recht van erfpacht op een perceel grond met opstal, plaatselijk bekend [adres 3] te [plaats] (hierna: de percelen).
2.2.
Tussen [X] c.s. en [A] bestaat onenigheid over wat er met de percelen moet gebeuren. [X] c.s. willen – samengevat – dat de percelen worden verkocht aan projectontwikkelaar De Gilden Kampen B.V. (hierna: De Gilden). [A] wenst de percelen zelf te verwerven.

3.De vorderingen

In conventie

3.1.
Na wijziging van eis vorderen [X] c.s. – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, i) primair machtiging voor [X] om de percelen te gelde te maken, door verkoop aan De Gilden; ii) subsidiair veroordeling van [A] en de overige erfgenamen tot het verlenen van medewerking aan de verkoop en eigendoms-overdracht van de percelen aan De Gilden, met indeplaatsstelling van dit vonnis ingeval van weigering tot het verlenen van medewerking; en iii) veroordeling van [A] in de proceskosten met rente.
3.2.
[A] voert verweer. Hierna zal – voor zover van belang – worden ingegaan op de standpunten van partijen.
In reconventie
3.3.
[A] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
i) [X] c.s. en de overige erfgenamen te verbieden, op straffe van een dwangsom, om de percelen te verkopen aan De Gilden; ii) te bevelen dat de percelen worden overgenomen door [A] tegen een koopprijs van in totaal € 345.000,00, inclusief een bedrag ad € 25.000,00 aan de [gemeente] voor de afkoop van het erfpachtrecht, met bevel aan [X] c.s. en de overige erfgenamen om op straffe van een dwangsom mee te werken aan de overname; iii) en/of indeplaatsstelling van dit vonnis ingeval van weigering tot het verlenen van medewerking; iv) en/of benoeming van een vertegenwoordiger, te weten een medewerker van het notariskantoor [T] te [plaats] ; v) een voorziening te treffen in lijn met het bovenstaande; en vi) veroordeling van [X] c.s. in de proceskosten.
3.4.
[X] c.s. voeren verweer. Hierna zal – voor zover van belang – worden ingegaan op de standpunten van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
De overige erfgenamen zijn niet in het geding verschenen. Bij de dagvaarding en het voormelde oproepingsexploot zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek tegen de overige erfgenamen zal worden verleend.
4.2.
Door de verschijning in het geding van [A] heeft dit vonnis, ingevolge het bepaalde in artikel 140 Rv, jegens de overige erfgenamen te gelden als een vonnis dat is gewezen op tegenspraak. Dat geldt ook voor wat betreft de vordering in reconventie, nu [X] c.s. verweer voeren in reconventie.
4.3.
Naar vaste jurisprudentie werken de door de wel verschenen gedaagde gevoerde verweren niet in voordeel van de niet verschenen gedaagde, tenzij sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing (vgl. HR 28 mei 199, NJ 2000/290). Daarvan is sprake bij een processueel ondeelbare rechtsverhouding, zijnde een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen. Dat is het geval nu het hier gaat om onroerende zaken waartoe alle partijen als erfgenamen zijn gerechtigd.
4.4.
Het spoedeisend belang bij de vorderingen is voldoende gegeven met de stelling van [X] c.s. dat de situatie op de percelen onveilig is – onder meer door een of meer open mestkelders en de (mogelijke) aanwezigheid van asbest – en dat de gemeente eist dat de eigenaren van de percelen daar op korte termijn wat aan gaan doen.
4.5.
In verband met hun onderlinge samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna inhoudelijk gelijktijdig worden behandeld.
4.6.
Artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de rechter die ter zake van een vordering tot verdeling bevoegd zou zijn, een deelgenoot op diens verzoek kan machtigen om een gemeenschappelijk goed te gelde te maken. Dat kan ten behoeve van de voldoening van een voor rekening van de gemeenschappelijke eigenaren van dat goed komende schuld, of om andere gewichtige redenen. Als het te verkopen goed voor een deelgenoot een bijzondere waarde heeft en deze deelgenoot bereid is om het goed tegen vergoeding van de geschatte waarde over te nemen, kan de rechter deze overneming bevelen. Volgens vaste rechtsspraak kan een en ander ook geschieden bij wijze van een voorlopige voorziening in kort geding (vgl. HR 21 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4380).
4.7.
Gelet op het bovenstaande heeft als uitgangspunt te gelden dat onder omstandig-heden de voorzieningenrechter [X] c.s. kan machtigen de percelen te verkopen aan De Gilden of om de overneming van de percelen door [A] te bevelen.
4.8.
Niet in geschil is dat [A] een vordering heeft op de nalatenschap, in verband met kosten van de percelen die hij na het overlijden van erflater jarenlang heeft voorgeschoten. Vanwege het verder doorlopen van die kosten – ook zonder een mogelijk rente component, in geschil is of [A] rente mag rekenen over zijn vordering – willen [X] c.s. de percelen op zo kort mogelijke termijn verkopen aan De Gilden. Zij willen dat ook om niet langer aansprakelijk te zijn voor de veiligheid op de percelen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter liggen daarin voldoende gewichtige redenen besloten voor verkoop van de percelen.
4.9.
Vast staat dat een of meer van de onderhavige percelen in de directe omgeving liggen van een of meer percelen die eigendom zijn van [A] . [A] wil de onderhavige percelen volledig verwerven om te bezien of hijzelf op deze percelen en zijn eigen percelen één bouwproject kan (doen) ontwikkelen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maken deze omstandigheden dat de percelen voor [A] bijzondere waarde hebben.
4.10.
Gelet op het bovenstaande komt het aan op een belangenafweging. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [A] bij het verwerven van de percelen zwaarder weegt dan het belang van [X] c.s. bij de verkoop van de percelen aan De Gilden. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.11.
[A] is bereid voor de overneming een bedrag te betalen gelijk aan de koopsom waartegen [X] c.s. de percelen willen verkopen aan De Gilden. Dat volgens [X] c.s. De Gilden haar aanbod nog heeft verhoogd met een bedrag ad € 25.000,00 laat de voorzieningenrechter buiten beschouwing. Dat aanbod is pas gedaan één dag voor de mondelinge behandeling van dit kort geding. Het is de vraag of het aanbod afkomstig is van De Gilden. Het e-mailbericht van 6 september 2021 dat [X] c.s. in dit verband hebben overgelegd, is blijkens de tekst van het bericht afkomstig van een andere vennootschap dan De Gilden. [X] c.s. hebben hierover geen duidelijkheid kunnen verschaffen tijdens de mondelinge behandeling.
4.12.
Onduidelijk is ook of De Gilden de percelen daadwerkelijk zal gaan overnemen. Vast staat dat er nog geen koopovereenkomst is gesloten met De Gilden. [X] c.s. hebben tijdens de mondelinge behandeling verder geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de financiële positie van De Gilden. Tegenover het gemotiveerde verweer van [A] dat De Gilden in 2015 failliet is verklaard en dat het faillissement op 9 februari 2021 wegens gebrek aan baten is opgeheven, hebben [X] c.s. slechts verklaard dat zij niets weten van een faillissement.
4.13.
Daarbij heeft [A] verklaard dat hij het bedrag ad € 345.000,00 voor de overneming van de percelen heeft gestort op de derdengeldenrekening van notaris [T] te [plaats] . Volgens [A] kan de overdracht van de percelen binnen twee maanden zijn gerealiseerd. [X] c.s. hebben niet gesteld dat de overdracht in verband met de gestelde veiligheidsaspecten eerder moet zijn gerealiseerd en dat dit wel mogelijk is als de percelen worden verkocht aan De Gilden.
4.14.
Ten slotte is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat [X] c.s. en mogelijk ook (een aantal van) de overige erfgenamen niet genegen zijn om de percelen over te laten nemen door [A] , vooral uit ergernis over de opstelling van [A] in deze kwestie en in ander verband. Ook als die ergernis terecht is, wat hier in het midden kan blijven, weegt dat in het licht van al het bovenstaande onvoldoende op tegen het belang van [A] bij overneming van de percelen.
4.15.
De slotsom is dat de voorzieningenrechter in reconventie het bevel zal geven tot overneming van de percelen door [A] , op de wijze zoals hierna is vermeld. Daarbij zal geen dwangsom worden opgelegd. [A] heeft geen belang bij een dwangsom omdat de vordering die ziet op indeplaatsstelling van dit vonnis zal worden toegewezen, op de wijze zoals hierna is vermeld. Om die reden zal evenmin een vertegenwoordiger worden benoemd. Dit alles brengt verder mee dat een andere voorziening in reconventie niet nodig is, anders dan hierna is vermeld met betrekking tot de termijn waarbinnen de overneming moet zijn gerealiseerd.
4.16.
De vordering in reconventie tot een verbod op het verkopen en leveren van de percelen aan De Gilden zal worden afgewezen. [A] heeft bij die vordering geen belang nu het bevel tot overneming wordt gegeven en om die reden de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen.
4.17.
[X] c.s. zullen als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en de procedure in reconventie.
4.18.
De kosten van [A] worden in conventie tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 309,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.325,00
4.19.
De kosten van [A] worden in reconventie tot op heden begroot op:
- salaris advocaat
€ 508,00(½ x toepasselijk tarief)
Totaal € 508,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [X] c.s. in de proceskosten en begroot deze kosten aan de zijde van [A] tot op heden op € 1.325,00;
in reconventie
5.3.
beveelt de overneming door [A] binnen twee maanden na heden van de navolgende percelen:
  • het perceel grond met daarop staande opstal(len), plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats] , [kadasternummer 1] , kadastrale grootte 2.501 m²;
  • het perceel grond met daarop staande opstal(len), plaatselijk bekend als [adres 2] te [plaats] , [kadasternummer 2] , kadastrale grootte 25 m²;
  • het recht van erfpacht van het aan de [gemeente] in eigendom toebehorende perceel grond en de rechten op de op die grond staande opstal, plaatselijk bekend als [adres 3] te [plaats] , [kadasternummer 3] , kadastrale grootte 115 m²;
zulks tegen de prijs van € 345.000,00, waarvan een bedrag ad € 25.000,00 betaald dient te worden aan de [gemeente] als afkoop van erfpachtrecht;
5.4.
bepaalt dat indien één van partijen niet meewerkt aan de uitvoering van het hiervoor gegeven bevel, dit vonnis de noodzakelijke instemmende wilsverklaringen van die partij zal vervangen als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW;
5.5.
veroordeelt [X] c.s. in de proceskosten en begroot deze kosten aan de zijde van [A] tot op heden op € 508,00;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
verder in conventie en reconventie,
5.7.
verklaart dit vonnis wat betreft het bepaalde onder 5.2 tot en met 5.5 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021.(mjd)