In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om een besluit tot oplegging van een onderzoek naar het alcoholgebruik van eiseres te herzien. Eiseres had eerder een verzoek ingediend om het besluit van 20 februari 2020, dat haar verplichtte tot een onderzoek naar haar rijgeschiktheid, te herzien. Dit verzoek was afgewezen door verweerder, die stelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. Eiseres had echter bewijs overgelegd van haar vrijspraak door de politierechter op 4 september 2020, waaruit bleek dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat zij onder invloed van alcohol had gereden. De rechtbank oordeelde dat dit vonnis en het proces-verbaal van de zitting bij de politierechter wel degelijk nieuwe feiten vormden die aanleiding gaven tot heroverweging van het eerdere besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht.