3.1.[eiser sub1] en [eiseres sub 2] vorderen – na wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] verbiedt om gedurende 24 maanden vanaf heden direct, dan wel indirect persoonlijk, verbaal, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen en/of zoeken met [eiser sub1] en [eiseres sub 2] , inclusief de zoon van [eiser sub1] en [eiseres sub 2] ;
[gedaagde] vanaf de datum van het vonnis te verbieden om het perceel van [eiser sub1] en [eiseres sub 2] , kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , sectie [1] te betreden;
[gedaagde] vanaf de datum van het vonnis te verbieden om vanaf zijn erf met de koplampen (op de ‘groot-licht’ stand) van zijn auto’s op het erf van [eiser sub1] en [eiseres sub 2] te schijnen;
[gedaagde] vanaf de datum van het vonnis te verbieden tot het doen en/of herhalen van beledigende en/of bedreigende mededelingen tegen [eiser sub1] en [eiseres sub 2] en hun zoon;
[gedaagde] vanaf de datum van het vonnis te verbieden om obscene gebaren, zoals – maar niet beperkt tot – het opsteken van de middelvinger, jegens [eiser sub1] en [eiseres sub 2] te maken;
[gedaagde] vanaf de datum van het vonnis te verbieden
om hinderlijk vanaf zijn erf (waaronder ook de woning van [gedaagde] wordt verstaan) naar het erf van [eiser sub1] en [eiseres sub 2] te staren;
om zijn buitenlamp (geplaatst aan de voorzijde van de woning van [gedaagde] ) aan te (laten) doen op het moment dat [eiser sub1] en [eiseres sub 2] hun woning verlaten dan wel dat [eiser sub1] en [eiseres sub 2] thuiskomen;
om zich te gedragen op een wijze die door [eiser sub1] en [eiseres sub 2] in hun privéomgeving kan worden ondervonden en waaraan zij zich niet kunnen of gezien het recht op privacy niet hoeven te onttrekken, en die in de context van de reeds bij [eiser sub1] en [eiseres sub 2] aanwezige spanningen en de omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet anders kan worden begrepen dan als een bewust treiteren en pesten dat inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser sub1] en [eiseres sub 2] .
Aan [gedaagde] – voor zover de vorderingen onder 1 t/m 6 niet of niet volledig worden toegewezen – de ordemaatregelen op te leggen die de voorzieningenrechter geraden acht om aan de door [gedaagde] veroorzaakte onrechtmatige hinder en overlast waarmee [eiser sub1] en [eiseres sub 2] te maken hebben, per ommegaande een einde te maken;
[gedaagde] te veroordelen om aan [eiser sub1] en [eiseres sub 2] een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,00 per overtreding te betalen voor iedere keer dat hij niet aan de hierboven onder 1. t/m 6 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, met een maximum van € 50.000,00;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met de bepaling dat indien niet binnen 14 dagen na dit vonnis aan de proceskostenveroordeling is voldaan, de wettelijke rente daarover is verschuldigd.