ECLI:NL:RBOVE:2021:625

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
ak_20_616
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot zorg op basis van verstandelijke handicap en blijvende behoefte aan zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een alleenstaande moeder met een verstandelijke beperking, en de raad van bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een zorgprofiel op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar deze aanvraag was door verweerder afgewezen. Verweerder stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wlz-indicatie, omdat er geen grondslag voor een verstandelijke handicap was vastgesteld. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht. Eiseres heeft een IQ van 53 en heeft in het verleden te maken gehad met verschillende problemen, waaronder een belast verleden en psychosociale problematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen zijn voor beperkingen in het adaptieve functioneren van eiseres, maar dat er onvoldoende objectieve gegevens uit haar jeugd beschikbaar zijn om de grondslag verstandelijke handicap te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat, hoewel er aanwijzingen zijn voor een verstandelijke handicap, niet kan worden vastgesteld dat eiseres blijvend aangewezen is op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank oordeelt dat de benodigde zorg planbaar is en dat de Jeugdwet hiervoor bedoeld is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar constateert dat het bestreden besluit niet juist gemotiveerd is. Desondanks is eiseres door dit motiveringsgebrek niet benadeeld, en de rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De rechtbank draagt verweerder op het griffierecht aan eiseres te vergoeden en stelt de proceskosten vast op € 1.068,--.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/616

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Kaya,
en
de raad van bestuur van de stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder,
gemachtigde: mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een zorgprofiel uit de Wet langdurige zorg (Wlz).
Bij besluit van 7 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2020. Eiseres is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en [naam 1] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. 1. Eiseres (geboren 2 april 1987) heeft een belast verleden en is zwakbegaafd. Zij is alleenstaande moeder van twee jonge kinderen. Eiseres woont zelfstandig en ontvangt een Wajong-uitkering. Zij wordt begeleid door [naam 1] van [naam 2] .
1.2.
In 2018 heeft eiseres een aanvraag om een Wlz-indicatie gedaan. Deze aanvraag is afgewezen.
1.3.
Op 7 maart 2019 heeft orthopedagoog [naam 3] een psychodiagnostisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 8 juni 2019. Geconcludeerd is dat langdurige intensieve 24-uursbegeleiding in de opvoeding en zelfredzaamheid geïndiceerd is om het gezin van eiseres bij elkaar te houden. In het rapport is ook vermeld dat in 2018 bij eiseres een IQ is gemeten van 53 (range 49-59). Op 10 juni 2019 heeft psychiater [naam 4] onder verwijzing naar het psychodiagnostisch onderzoek bij eiseres de diagnose verstandelijke beperking (matig) gesteld.
1.4.
Op 11 juli 2019 is namens eiseres opnieuw een aanvraag om een Wlz-indicatie ingediend. In het kader van deze aanvraag is op 8 augustus 2019 een huisbezoek afgelegd door een medewerker van verweerder, waarbij naast eiseres ook haar begeleider [naam 1] aanwezig was.
1.5.
De medisch adviseur van verweerder heeft in het advies van 16 augustus 2019 beschreven dat mogelijk voor het einde van de ontwikkelingsleeftijd al sprake was van intelligentie op zwakbegaafd of moeilijk lerend niveau, maar dat er onvoldoende redenen zijn om de grondslag verstandelijke beperking toe te passen. Daarna heeft verweerder met het primaire besluit vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor zorg vanuit de Wlz.
1.6.
In de bezwaarfase is op 30 januari 2020 nader medisch advies uitgebracht. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen en de afwijzing in stand gelaten.
De standpunten van partijen
2.1.
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen grondslag is vastgesteld die toegang geeft tot zorg op grond van de Wlz. De grondslag verstandelijke handicap is volgens verweerder niet van toepassing.
Subsidiair heeft verweerder aan het besluit ten grondslag gelegd dat de beperkingen niet leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Eiseres is weliswaar beperkt in de sociale redzaamheid en heeft begeleiding nodig bij het aanbrengen van dagstructuur en bij complexe taken, maar deze begeleiding is planbaar. Zij wordt in staat geacht om op relevante momenten hulp in te schakelen en deze af te wachten.
2.2.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de afwijzing niet overeenkomstig de beleidsregels van verweerder heeft plaatsgevonden. Uit het onderzoek van [naam 3] en het verslag van psychiater [naam 4] blijkt dat zij een verstandelijke handicap heeft. Zij heeft een TIQ van 53. Al sinds haar vroege kinderjaren kampt eiseres met haar zwakbegaafdheid. Zij heeft speciaal onderwijs gevolgd voor (zeer) moeilijk lerende kinderen, maar dit niet afgerond. Eiseres kan niet lezen, schrijven of rekenen. Haar verstandelijke handicap domineert haar leven en zorgt voor ernstige en aanhoudende psychosociale problematiek. Zij is als katvanger gebruikt, in het loverboy-circuit geraakt en in de prostitutie terechtgekomen. Volgens eiseres vloeien haar klachten en beperkingen voort uit haar zeer geringe intellectuele vermogens en haar zwakbegaafdheid. Zonder begeleiding is zij niet in staat om uit deze impasse te komen.
Eiseres heeft ook 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig. Zij is niet in staat om op relevante momenten hulp in te schakelen omdat zij dan in paniek raakt, dichtklapt, in zichzelf keert en zich terugtrekt. Zij kan zonder intensieve begeleiding de opvoeding van haar twee kinderen niet aan. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar het verslag van psychiater [naam 4] van 22 november 2019. Ter zitting is namens eiseres toegelicht dat zij overlast veroorzaakt in de wijk en in ernstige burenruzies verzeild raakt. Zij heeft begeleiding nodig om dit te voorkomen. Zij ontvangt momenteel ook begeleiding, maar die wordt niet vergoed.
De van toepassing zijnde wet- en regelgeving
3.1.
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
In artikel 3.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wlz is bepaald dat in het eerste lid onder “blijvend” wordt verstaan: van niet voorbijgaande aard.
3.2.
Verweerder maakt bij de uitvoering van zijn taak gebruik van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz. Hoofdstuk 3 van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2020 bevat beleid waarin de grondslagen voor toegang tot de Wlz zijn uitgewerkt. Bij de grondslag “Verstandelijke handicap” is onder andere het volgende opgenomen:
“Een verstandelijke beperking begint gedurende de ontwikkelingsperiode, met beperkingen in zowel het verstandelijke als het adaptief functioneren in de conceptuele, sociale en praktische domeinen.
Beperkingen in het intellectueel en adaptief functioneren worden vastgesteld door een professionele beoordeling en door een geïndividualiseerde gestandaardiseerde, psychometrisch valide en betrouwbare intelligentietest.
Beperkingen in het adaptief functioneren leiden er toe dat de persoon zonder blijvende ondersteuning niet zelfstandig kan functioneren in het dagelijks leven.
In de DSM-5 wordt de mate van ernst van de verstandelijke beperking gespecificeerd op basis van de ernst van de beperkingen in het adaptieve functioneren als licht, matig, ernstig, zeer ernstig.
Er is daarom sprake van een grondslag verstandelijke handicap als:
• Een persoon een normscore van 75 of lager behaalt op een algemene en voor hem valide intelligentietest, en
• er dusdanige beperkingen in het adaptief functioneren zijn vastgesteld dat de persoon aangewezen is op blijvende ondersteuning om de deficiënties in het adaptief vermogen te beperken ten einde ernstig nadeel voor hem of haar te voorkomen, en
• de beperkingen op bovengenoemde terreinen gedurende de vroege ontwikkelingsleeftijd ontstaan zijn. Als de beperkingen in het cognitief en adaptief functioneren pas na het 18e levensjaar ontstaan zijn en er in de voorgeschiedenis hiervoor geen aanwijzingen waren, dan past dat niet bij een beeld van een persoon met een verstandelijke beperking.
Het oordeel van de rechtbank over de grondslag
3.3.
Uit het voorgaande wettelijk kader volgt dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een grondslag verstandelijke handicap onder meer de normscore van een IQ-test van belang is. Een behaalde normscore van 75 of lager is op zichzelf echter onvoldoende. Daarnaast moet sprake zijn van dusdanige beperkingen in het adaptief vermogen dat blijvende ondersteuning noodzakelijk is. Deze beperkingen moeten zijn ontstaan in de ontwikkelingsleeftijd.
3.4.
Medisch adviseur Van Kolfschooten heeft op 30 januari 2020 medisch advies uitgebracht. Uit het rapport citeert de rechtbank het volgende:
“Verzekerde is een 32-jarige vrouw bekend met beperkingen in de intellectuele vermogens en een belast verleden met affectieve en pedagogische verwaarlozing en traumatische ervaringen (…). Er hebben geen intelligentieonderzoeken plaatsgevonden in haar jeugd. Bij intelligentieonderzoek (WAIS-IV) in 2018 werd een TIQ = 53 gevonden met disharmonisch profiel. Er is geen volledige verslaglegging van dit onderzoek aangeleverd. Als gevolg hiervan kan geen volledig inzicht verkregen worden in hoe het onderzoek tot stand is gekomen en hoe de toestand van verzekerde toen precies betrof. (...) In 2019 werd opnieuw een intelligentieonderzoek uitgevoerd, hierin werd echter beschreven dat verzekerde niet in staat is om neuropsychologisch onderzocht te worden. (…) Het is onduidelijk of de verminderde verstandelijke vermogens voor het einde van de ontwikkelingsperiode ontstaan zijn, aangezien er geen intelligentieonderzoeken in deze periode hebben plaatsgevonden. Er zijn aanwijzingen dat sprake is geweest van beperkingen in de adaptieve vermogens in de ontwikkelingsleeftijd. Het is echter goed mogelijk dat de belastende omstandigheden en gebeurtenissen hierin een rol hebben gespeeld. De grondslag verstandelijke handicap kan niet gesteld worden”.
3.5.
De rechtbank begrijpt hieruit, dat een grondslag verstandelijke handicap naar de mening van de medisch adviseur onvoldoende wordt onderbouwd door de beschikbare gegevens. Daarbij is van belang geacht dat in de jeugd van eiseres geen intelligentieonderzoek is verricht. Een onderzoek uit 2018 toonde weliswaar een TIQ van 53 bij een disharmonisch profiel, maar omdat het onderliggende rapport ontbreekt wordt deze uitslag, zo begrijpt de rechtbank, terughoudend geïnterpreteerd. Hoewel de medisch adviseur aanwijzingen ziet voor beperkingen in het adaptief functioneren vóór het achttiende jaar, sluit hij niet uit dat andere omstandigheden hierbij een rol speelden. Bij gebreke van een objectieve onderbouwing wordt de grondslag verstandelijke handicap niet gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte. De rechtbank licht dat oordeel als volgt toe.
3.6.
Eiseres heeft in 2018 een testresultaat behaald van 53 (range 49-59). Uit de levensgeschiedenis van eiseres kan worden afgeleid dat de verstandelijke beperking daarin een grote rol heeft gespeeld. Zij heeft haar school niet afgemaakt. Het feit dat ze niet heeft leren lezen of schrijven wijst ook in de richting van een verstandelijke beperking. De levensgeschiedenis van eiseres duidt op kwetsbaarheid door verminderde adaptieve vaardigheden. Zij is niet weerbaar gebleken tegen misbruik door mensen die niet het beste met haar voorhadden. Het voorgaande doet op zijn minst het bestaan van een verstandelijke handicap vermoeden die zich al voor het achttiende jaar heeft gemanifesteerd. Uit de beschikbare informatie blijkt ook niet dat zich pas ná het achttiende levensjaar van eiseres iets heeft voorgedaan dat haar huidige functioneren verklaart. Het ontbreken van objectieve gegevens uit de jeugd is bovendien het gevolg van het feit dat eiseres in die tijd niet in beeld was bij de hulpverlening en naar haar functioneren eenvoudigweg geen onderzoek is verricht. Er is in het geheel geen documentatie uit haar jeugd beschikbaar en die kan nu ook niet meer geproduceerd worden. Tegen de achtergrond van de geconstateerde ‘aanwijzingen’ dat er in de ontwikkelingsleeftijd al beperkingen in het adaptieve functioneren waren acht de rechtbank het niet juist dat verweerder het gebrek aan een objectieve onderbouwing daarvan in het nadeel van eiseres heeft uitgelegd. Op grond van de wel beschikbare gegevens vindt de rechtbank aannemelijk dat er beperkingen aanwezig waren in de ontwikkelingsleeftijd, wat er naar het oordeel van de rechtbank toe moet leiden dat op grond van het beleid van verweerder de grondslag verstandelijke handicap kan worden gesteld. Dit betekent echter niet, dat eiseres toegang heeft tot de Wlz.
Het oordeel van de rechtbank over een blijvende behoefte
3.7.
De rechtbank is het wel eens met verweerder dat niet kan worden vastgesteld dat eiseres blijvend aangewezen zal zijn op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Verweerder heeft overtuigend toegelicht dat eiseres wel degelijk begeleiding nodig heeft, maar dat deze planbaar is. Als zij niet om hulp vraagt is er geen risico op het ontstaan van een levensbedreigende situatie. Ook de voorbeelden uit het dagelijks leven van eiseres die de begeleider van eiseres ter zitting heeft beschreven duiden op een grote hulpvraag, maar niet op de noodzaak van 24-uurszorg. Verweerder heeft er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat een belangrijk deel van de benodigde zorg is gericht op de ondersteuning bij de opvoeding van haar twee kinderen. Deze zorg kan niet geboden worden vanuit de Wlz. De Jeugdwet is daarvoor bedoeld. Het voorgaande betekent niet dat eiseres geen intensieve begeleiding nodig heeft, want dat heeft zij wel. De vereiste ondersteuning behoeft verweerder echter niet vanuit de Wlz te verstrekken.
4. Het beroep is daarom ongegrond.
5. Omdat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat er geen sprake was van een relevante grondslag, is het bestreden besluit niet juist gemotiveerd. De rechtbank ziet aanleiding om dit motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren, omdat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. Ook met deze grondslag zou het bestreden besluit immers dezelfde uitkomst hebben gehad. Wel ziet de rechtbank in het motiveringsgebrek aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Ernens, griffier, op
De uitspraak wordt op de eerstvolgende donderdag in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
De griffier is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.