ECLI:NL:RBOVE:2021:741

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
AK_19 _ 1766
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder bestuursdwang opgelegd aan eiser voor het verwijderen van bouwwerken zonder omgevingsvergunning op woonwagenkamp

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, wonende op een woonwagenkamp te Deventer, en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. Eiser had een last onder bestuursdwang opgelegd gekregen om alle zonder omgevingsvergunning geplaatste bouwwerken op het woonwagenkamp te verwijderen. Het primaire besluit van 4 april 2019 werd door verweerder genomen, waarbij eiser werd gelast om binnen vier weken de bouwwerken te verwijderen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 30 augustus 2019. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouwwerken en hekwerken in strijd met het bestemmingsplan en zonder vereiste omgevingsvergunning aanwezig waren. Tijdens de zitting op 13 november 2020 heeft eiser zijn bezwaren toegelicht, waaronder dat de last onder bestuursdwang niet duidelijk was en dat er geen vergunningen waren verleend voor de hekwerken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de last voor het verwijderen van de hekwerken rondom de dierenweide niet duidelijk was, omdat niet was vastgesteld wie de hekwerken had geplaatst. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover het de last betreft die ziet op de hekwerken rondom de dierenweide. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak.

De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 174,- moet vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 400,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/1766

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

wonende te [woonplaats 1] ,
gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Ichoh.

Procesverloop

1.1.
Bij besluit van 4 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder bestuursdwang opgelegd.
1.2.
Bij besluit van 30 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen het bestreden besluit is namens eiser beroep ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het beroep is behandeld op de zitting van 13 november 2020.
Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2.1.
Eiser woont op het woonwagenkamp aan de Colmschaterstraatweg te Deventer. Op dit woonwagenkamp waren ten tijde van het primaire besluit nog twee standplaatsen in gebruik, te weten Colmschaterstraatweg [nummer 1] en Colmschaterstraatweg [nummer 2] .
2.2.
Eiser stond ten tijde van het primaire besluit in de basisregistratie personen (brp) ingeschreven op het adres Colmschaterstraatweg [nummer 2] te Deventer en huurde die standplaats van de gemeente Deventer. Ten tijde van het bestreden besluit stond eiser in de brp ingeschreven op het adres Colmschaterstraatweg [nummer 1] .
2.3.
Tijdens een controle door toezichthouders van de gemeente op 15 januari 2019 is gebleken dat een perceel openbare grond ten westen van het woonwagenkamp (kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie L, nummer 2063) was ingericht als dierenweide. Het terrein was afgeschermd met een hekwerk van ongeveer 1,40 meter hoog. Binnen de omheining bevond zich een groot aantal bouwwerken en andere zaken en diverse dieren.
2.4.
Daarnaast waren op openbare gronden langs de toegangsweg naar het woonwagenkamp (kadastraal bekend gemeente Deventer, sectie L, nummer 6320) en ter afsluiting van die toegangsweg hekwerken geplaatst. De hoogte daarvan varieerde van 0,70 meter tot 2,00 meter.
2.5.
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een last onder bestuursdwang opgelegd. Daarbij is eiser gelast om binnen uiterlijk vier weken alle – zonder omgevings-vergunning geplaatste bouwwerken – op de hiervoor genoemde percelen te verwijderen en verwijderd te houden. Dit houdt in dat alle bouwwerken, bestaande uit dierenhokken en omheiningen op en langs de dierenweide en alle hekwerken langs en ter afsluiting van de openbare weg naar het woonwagenkamp verwijderd moeten worden en verwijderd moeten worden gehouden.
Ook is eiser aangezegd dat de kosten die gepaard gaan met de toepassing van bestuursdwang op hem zullen worden verhaald.
Na het verstrijken van de begunstigingstermijn heeft verweerder geconstateerd dat de litigieuze bouw- en hekwerken niet waren verwijderd en vervolgens niet verwijderd zijn gehouden op 13 mei 2019, 23 mei 2019, 31 juli 2019 en 25 september 2019, en daarom feitelijk bestuursdwang toegepast.
2.6.
Bij besluit op bezwaar van 30 augustus 2019 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard, met dien verstande dat perceelsnummer 6320 gelezen dient te worden als 6370 en dat het in het primaire besluit genoemde artikel 5:31d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelezen dient te worden als artikel 5:21 van de Awb.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De beroepsgronden zijn bij brieven van 24 september 2019, 7 oktober 2019, 15 oktober 2019, 20 oktober 2019, 25 oktober 2019, 3 november 2019, 13 november 2019, 28 november 2019, 29 december 2019, 14 januari 2020 en 28 januari 2020 aangevuld.
2.7.
Eiser heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat:
a. er feitelijk bestuursdwang is toegepast in relatie tot een ander perceel dan waarop het bestreden besluit betrekking heeft;
b. verweerder heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde;
c. verweerder de overeenkomst met Polman weghoudt;
d. het primaire besluit steunt op een onjuist wetsartikel;
e. het bezwaar op alle fronten gegrond was en er proceskosten toegekend hadden moeten worden;
f. eiser volledig naar waarheid heeft verklaard;
g. de hekken door verweerder zelf – illegaal – zijn geplaatst, althans er geen vergunning of vergunningsaanvraag bekend is;
h. het gebruik van de dierenweide past binnen het bestemmingsplan;
i. de dierenweide al 40 jaar in gebruik is bij eiser en zijn familie;
j. het geldende bestemmingsplan de planologie in overeenstemming heeft gebracht met de feitelijke situatie;
k. alles in goed overleg is gegaan en ook in financiële zin afgehandeld;
l. al hetgeen binnen de aanschrijving valt er al decennia lang met bevoegd gegeven toestemming stond;
m. eiser niets van doen heeft met de dierenweide, hekken, schuttingen, gebruik van omliggende gronden;
n. verweerder in strijd heeft gehandeld met het verbod van “détournement de pouvoir”;
o. uiterst subsidiair, eisers een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel.
Bij brief van 20 oktober 2019 heeft de gemachtigde van eiser een door hem op 19 oktober 2019 aan de gemeenteraad van Deventer verstuurde e-mail met enkele onderliggende stukken aan de rechtbank toegezonden.
Bij besluit van 13 december 2019 heeft verweerder de kosten voor de toegepaste bestuursdwang op eiser verhaald en daarbij de hoogte van de kosten vastgesteld op
€ 21.262,06. Namens eiser is tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Tijdens een op 15 januar1 2019 door toezichthouders van de gemeente gehouden controle zijn de hiervoor in de rechtsoverwegingen 2.3 en 2.4 genoemde overtredingen geconstateerd.
Verweerder heeft alle meerderjarige bewoners van het woonwagenkamp, waaronder eiser, een brief gestuurd en hen de keuze gelaten om een verzoek om een omgevingsvergunning in te dienen voor de in geding zijnde bouwwerken of om de bouwwerken te verwijderen. Geen van de bewoners heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft er op 14 maart 2019 een hercontrole plaatsgevonden, waarbij een ongewijzigde situatie werd geconstateerd.
Op 11 maart 2019 heeft verweerder aan de bewoners, waaronder eiser, het voornemen kenbaar gemaakt tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Op 22 en 25 maart 2019 heeft de gemachtigde van de bewoners hiertegen een gezamenlijke zienswijze van de bewoners ingediend.
Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals beschreven onder de rubriek procesverloop.
3.2.
De rechtbank stelt vast dat het bestuursdwangbesluit is gebaseerd op de conclusie dat de genoemde bouwwerken en hekwerken in strijd met het bestemmingsplan en/of zonder vereiste omgevingsvergunning ter plaatse aanwezig zijn. Voor wat betreft de plaatsing van hekwerken op of langs de openbare weg is het bestuursdwangbesluit gebaseerd op strijd met artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Deventer (APV).
4.1.
Wettelijk kader
- Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het bouwen van een bouwwerk, (…)
- Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo:
het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
- Artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo:
het is verboden te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning dat betrekking heeft op: activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e;
- planvoorschriften Bestemmingsplan “Vijfhoek”
Artikel 7 Groen
7.1
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(….)
i. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden – in de vorm van reliëf – extensieve dagrecreatie, verbouwen van gewassen en weiden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van grond – Hoogland’
- planvoorschriften van het Bestemmingsplan “Digitalisering analoge bestemmingsplannen”
Artikel 25 Verkeer – Verblijfsgebied
25.1De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor
a. Woonstraten
b. Verblijfsvoorzieningen, waaronder pleinen
c. Voet- en rijwielpaden en verhardingen
d. Groenvoorzieningen, bermen en beplantingen
e. Een onverharde weg ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer – onverharde weg’
f. Kunstwerken
g. Kunstobjecten
h. Speelvoorzieningen, waaronder begrepen (jeugd- en jongeren) ontmoetingsplaatsen,
i. Parkeervoorzieningen
j. Nutsvoorzieningen
k. Waterlopen en waterpartijen, met de daarbij behorende bruggen, dammen, duikers, kades, taluds, beschoeiingen, faunapassages, e.d.
l. Een muziekkoepel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – muziekkoepel’
m. Detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – kiosken’
n. Tuinen en erven behorend bij een woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’
o. Standplaatsen en warenmarkten
en mede bestemd voor:
p. Bestaande loopbruggen tussen gebouwen, trappen, balkons, galerijen en dergelijke bouwonderdelen ten behoeve van de tot Wonen bestemde woningen.
25.2.1.
Op de tot ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming
- Artikel 2:10 van de APV
Het is verboden een weg, een weggedeelte of een andere openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan als:
a. degene die dit voornemen tot gebruik heeft hiervan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets met daarbij een omschrijving van het beoogde gebruik en de beoogde tijdsduur;
b. het college het beoogde gebruik na ontvangst van de melding tijdig heeft verboden.
- Artikel 125 van de Gemeentewet
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
- Artikel 5:21 van de Awb
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
5. Beoordeling bevoegdheid.
Dierenweide
5.1.
Niet in geschil is dat de gronden waarop de dierenweide was gerealiseerd ingevolge het vigerende bestemmingsplan “Vijfhoek” de bestemming “Groen” en de dubbelbestem-ming “Waarde- Archeologisch verwachtingsgebied” hebben.
Evenmin is in geschil dat het gebruik van deze gronden als dierenweide en de plaatsing van hekwerken om de dierenweide en de plaatsing van dierenhokken en het gebruik van die hokken ten dienste van de dierenweide in overeenstemming is met artikel 7.1, aanhef en onder i, van de planvoorschriften behorende bij de genoemde bestemming. Er is daarom geen strijd met het geldende bestemmingsplan.
Evenmin is in geschil dat voor de plaatsing van de hekwerken en de overige bouwwerken geen omgevingsvergunningen zijn verleend, terwijl dat wel vereist is.
Dat is in strijd met artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Wabo en artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo.
Verweerder heeft aangevoerd dat zij voor de bouwwerken op en rond de dierenweide, maar ook ten aanzien van de hekwerken langs en op/over de openbare weg, vooruitlopend op een eventuele vergunningsaanvraag, een welstandsadvies heeft aangevraagd bij de welstands-commissie het Oversticht. In haar advies van 22 februari 2019 heeft het Oversticht aangegeven dat de betreffende bouwwerken in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. De hek- en bouwwerken zijn verschillend in materiaal, kleur en uiterlijk en hebben een armoedige uitstraling. Zij verkeren in slechte staat van onderhoud. Zij zijn niet in samenhang en zijn niet afgestemd op de bebouwing in de wijk. Het geheel doet afbreuk aan de kwaliteit van de wijk en de straat, aldus het Oversticht.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat de bouwwerken en hekwerken in strijd met genoemde bepalingen uit de Wabo zijn geplaatst en in stand zijn gelaten. Verweerder is dus in beginsel bevoegd om handhavend daartegen op te treden.
Hekwerken langs en op de toegangsweg tot het woonwagenkamp
5.2.
Volgens het geldende bestemmingsplan “Digitalisering analoge bestemmingsplannen” hebben de gronden waarop deze hekwerken zijn geplaatst, de enkelbestemming “Verkeer- en verblijfsgebied” en de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 4”. De hekwerken zijn in strijd met deze bestemming omdat deze niet ten dienste staan van de bestemming “Verkeer- en verblijfsgebied”.
Ten aanzien van de hekwerken die zijn geplaatst op de openbare toegangsweg naar de woonwagenstandplaatsen, heeft verweerder geoordeeld dat deze niet ten dienste van het weggebruik zijn, maar zijn bedoeld voor afscherming en afsluiting van de woonwagen-standplaatsen. De gronden waarop ze zijn geplaatst behoren niet tot de woonwagenstand-plaatsen, maar tot de openbare weg die gemeentelijk eigendom is. Het afsluiten van een openbare weg acht verweerder niet wenselijk en ruimtelijk niet aanvaardbaar. Het beheer van en onderhoud aan deze weg wordt op deze manier beperkt en ook de toegankelijkheid bij o.a. calamiteiten is hierdoor belemmerd, aldus verweerder.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor de plaatsing van de hekwerken geen omgevings-vergunningen zijn verleend, terwijl dat wel vereist is.
Verweerder heeft ook wat betreft de hekwerken langs en op de toegangsweg naar de woonwagenstandplaatsen gewezen op het hiervoor in rechtsoverweging 5.1 genoemde welstandsadvies.
De genoemde bouwwerken en hekwerken zijn aldus in strijd met artikel 2.1, aanhef en onder a, van de Wabo geplaatst en in strijd met artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo in stand gelaten.
Eiser heeft niet bestreden dat de aanwezigheid van de hekwerken ook in strijd is met artikel 2:10 van de APV.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder ook ten aanzien van deze hekwerken in beginsel bevoegd was tot handhavend optreden.
Hekwerken rondom de dierenweide
5.3.
In het proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2019 is vermeld dat het terrein is afgeschermd met een hekwerk met een hoogte van ongeveer 1.40 meter. Uit de overgelegde foto’s leidt de rechtbank af dat sprake is geweest van dubbele hekwerken, waarvan de buitenrij (met de lichte palen), gelet op de uitvoering hiervan, professioneel geplaatst lijkt te zijn. De gemachtigde van verweerder heeft dit ter zitting bevestigd. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat deze buitenrij in het verleden door de gemeente Deventer zelf is geplaatst, zoals door is eiser op de zitting is gesteld en door verweerders gemachtigde niet is weersproken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de last op dit punt niet duidelijk is. Immers, niet duidelijk is op welke rij hekwerken de last ziet en wie de beide rijen hekwerken heeft geplaatst.
Het bestreden besluit berust daarom in zoverre op een ondeugdelijke motivering en is daarom in strijd met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij de last die ziet op het verwijderen van de hekwerken rondom de dierenweide is gehandhaafd.. Verweerder dient op dit punt een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van wat de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.
Aanwending van de bevoegdheid
5.4.
In geval van overtreding van een wettelijk voorschrift zal, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuurs-dwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie dient te worden afgezien.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het bestuursorgaan bij illegale bouwwerken uit zichzelf moet onderzoeken of het bouwwerk gelegaliseerd kan worden door verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Uit de stukken besluit blijkt dat verweerder dat ook heeft gedaan. Van de mogelijkheid de bouwwerken te legaliseren door het aanvragen van een omgevingsvergunning, heeft eiser echter geen gebruik gemaakt. Daarbij komt dat verweerder ook niet bereid zou zijn om in dit geval medewerking te verlenen aan een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik.
De rechtbank is verder niet gebleken dat het handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat in verband daarmee verweerder van handhavend optreden had moeten afzien.
5.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om overigens te oordelen dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van de last onder dwangsom had moeten afzien.
5.6.
Naar aanleiding van de beroepsgronden oordeelt de rechtbank het volgende:
-
(a en b)
er feitelijk bestuursdwang is toegepast in relatie tot een ander perceel dan waarop het bestreden besluit betrekking heeft;
strijd met een goede procesorde;
De gemachtigde van eiser doelt op het feit dat verweerder in het bestreden besluit heeft aangegeven dat het in het primaire besluit genoemde perceelsnummer 6320 gelezen dient te worden als 6370. Nu op grond van artikel 7:11 van de Awb een bezwaar in volle omvang wordt heroverwogen, biedt deze heroverweging ook de mogelijkheid om fouten te herstellen. Verweerder heeft genoemde fout hersteld en de rechtbank is niet gebleken dat dit eiser in een nadeliger positie heeft gebracht of daardoor onnodig is beschadigd. Van strijd met de goede procesorde is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake.
- (c) verweerder houdt de overeenkomst met [naam] weg om de rechter weg te houden van de waarheid;
De rechtbank is niet gebleken dat verweerder bewust de op 15 december 2011 gesloten huurovereenkomst buiten beschouwing heeft gelaten. Hierbij merkt de rechtbank opt dat in die huurovereenkomst niet is opgenomen dat erfafscheidingen deel uitmaken van het gehuurde. De beroepsgrond faalt.
- (d) het primaire besluit steunt op een onjuist wetsartikel;
De gemachtigde van eiser doelt op het feit dat in het primaire besluit een onjuist wetsartikel is genoemd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit hersteld door aan te geven dat het in het besluit genoemde artikel 5:31d van de Awb gelezen dient te worden als artikel 5:21 van de Awb. Ook hier geldt dat in de bezwaarfase fouten hersteld kunnen worden en dat eiser door de correctie niet in een nadeliger situatie is gebracht. De beroepsgrond slaagt niet.
(e) het bezwaar op alle fronten gegrond was en er proceskosten toegekend hadden moeten worden;
Op grond van het voorgaande kan niet gezegd worden dat het bezwaar op alle fronten gegrond was en (proces)kostenvergoeding toegekend had moeten worden. De beroepsgrond slaagt niet.
(f) eiser volledig naar waarheid heeft aangegeven;
Dat eiser volledig naar waarheid heeft verklaard neemt niet weg dat bouwwerken/hekwerken illegaal geplaatst zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
(g) de hekken door verweerder zelf – illegaal – zijn geplaatst, althans er geen vergunning of vergunningsaanvraag bekend is;
Voor wat betreft het oordeel van de rechtbank over de hekken verwijst de rechtbank naar de rechtsoverwegingen 5.2 en 5.3 van deze uitspraak.
(h en i) het gebruik van de dierenweide past binnen het bestemmingsplan; de dierenweide is al 40 jaar in gebruik bij eiser en zijn familie;
Voor wat betreft het gebruik van de dierenweide verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 5.1 van deze uitspraak.
(j en k) het geldende bestemmingsplan de planologie in overeenstemming heeft gebracht met de feitelijke situatie ;alles is in goed overleg gegaan en ook in financiële zin afgehandeld;
De rechtbank heeft onder rechtsoverweging 5.1 van deze uitspraak al overwogen dat het gebruik van de gronden als dierenweide in overeenstemming is met de bestemming. Dat verder alles in goed overleg is gegaan en ook in financiële zin is afgehandeld – wat daarvan ook zij – heeft de rechtbank niet tot de overtuiging gebracht dat verweerder onredelijk heeft gehandhaafd. De beroepsgrond slaagt niet.
(l en m) al hetgeen binnen de aanschrijving valt er al decennia lang met bevoegd gegeven toestemming stond; eiser niets van doen heeft met dierenweide, hekken, schuttingen, gebruik van omliggende gronden;
De rechtbank verwijst naar hetgeen al eerder in de uitspraak hierover is opgemerkt. Niet is gebleken dat al hetgeen binnen de aanschrijving valt al decennia lang met bevoegde toestemming aanwezig is geweest. De stelling dat eiser niets van doen heeft gehad met de dierenweide staat in schril contrast tot zijn stelling bij de gronden h en i dat de dierenweide al gedurende 40 jaar in gebruik is bij zijn familie en zijn verklaringen ter zitting over zijn eigen bemoeienis met de dierenweide.
(n) verweerder in strijd heeft gehandeld met het verbod van “détournement de pouvoir”;
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt dat de aanschrijving onderdeel is geweest van een gecoördineerde actie van verweerder tegen eiser. Handhavend optreden in geval van een geconstateerde overtreding levert geen “détournement de pouvoir” op. Evenmin kan gesproken worden van buitenproportionele aanschrijvingen. Deze beroepsgrond faalt.
(o) uiterst subsidiair, eiser een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel.
In het verweerschrift heeft verweerder toegelicht dat uit de openbaar gemaakte en aan eiser verstrekte stukken blijkt dat verweerder ook in andere zaken handhavend heeft opgetreden. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden hieraan te twijfelen en merkt op dat anderzijds niet is gebleken van gelijke gevallen. Het (subsidiair) gedane beroep op het gelijkheids-beginsel slaagt niet.
6. Gelet op hetgeen onder 5.3 is overwogen, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren.
7. Omdat het beroep gegrond is en het bestreden besluit gedeeltelijk wordt vernietigd, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt.
8. Om diezelfde reden veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een viertal beroepen (de zaken geregistreerd onder de nummers Awb 19/1766, 19/1816, 19/1817 en 19/1818) vast op € 1.602,-- (1 punt voor het indienen van vier beroepschriften in samenhangende zaken en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,-- en wegingsfactor 1,5, gelet op het bepaalde in C2 van de bijlage bij het Bpb, vanwege 4 of meer samenhangende zaken). Van dat bedrag is een kwart (€ 400,50) toe te rekenen aan eiser.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin de last is gehandhaafd betreffende het verwijderen van een hekwerk rond de dierenweide;
- draagt verweerder op in zoverre een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de gemaakte proceskosten tot een bedrag van (€ 1.602,-- : 4) € 400,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
C. Kuiper, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.