In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Almelo, een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op het beleid en de praktijk rondom kunstgrasvelden in de gemeente Almelo. Het college van burgemeester en wethouders van Almelo heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 19 februari 2021 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de openbaarmaking van de namen van leveranciers en productnamen niet voldoende was gemotiveerd. De rechtbank stelde vast dat de persoonlijke levenssfeer van rechtspersonen niet in het geding was en dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat de gevraagde informatie herleidbaar was tot natuurlijke personen. De rechtbank oordeelde ook dat de weigering om productnamen openbaar te maken niet was gemotiveerd. Verder werd vastgesteld dat de weigering om bedragen van offertes of overeenkomsten openbaar te maken niet voldeed aan de vereisten van de Wob. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.