Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 november 2021,
- de akte overlegging aanvullende producties met de producties 16 en 17 van [eiseres] ,
- het proces-verbaal van de op 6 april 2022 gehouden mondelinge behandeling, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van beide partijen, de eigen verklaring van [eiseres] en de nadien van de zijde van MRON ontvangen opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De beslissing samengevat
3.Waar gaat deze zaak over?
4.Het geschil
5.De beoordeling
Omzettingsverklaring
‘Voor zover noodzakelijk geldt deze brief tevens als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek’.Die noodzaak was er niet. Er is volgens [eiseres] duidelijk een voorbehoud gemaakt, met de tekst “voor zover noodzakelijk”.
‘Wellicht geeft dit ook gedeeltelijk antwoord op jouw vragen of genereert het nieuwe vragen’.Op 4 november 2019 stuurt MRON nog aanvullende informatie in de vorm van jaarrekeningen, een format werkgeversverklaring voor het aanvragen van een hypotheek en informatie over de hoogte van het dividend dat MRON de afgelopen jaren heeft uitgekeerd.
‘Ik vind het eigenlijk wel een goed idee dat jullie dat ook met de rest bespreken en ik zie dan graag jullie voorstel tegemoet’is niet evident wat met
‘dat’wordt bedoeld. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat het bestuur haar toestemming heeft gevraagd om de geruchten tijdens de AvA te bespreken, wat er op zou kunnen duiden dat het woord ‘dat’ daarop ziet. Uit de zin die daarop volgt (zie r.o. 2.7) blijkt dat [eiseres] met betrekking tot dat voorstel haar eigen afweging wil maken en de mogelijkheid wil hebben om het niet te accepteren als zij het helemaal niet ziet zitten. Even later in het telefoongesprek blijkt dat [eiseres] die mogelijkheid niet krijgt van MRON. Immers, als [eiseres] vraagt:
‘Moet ik eerst mijn akkoord geven voordat jullie dat in de groep bespreken of…?’, waarbij ‘dat’ ziet op het gewijzigde voorstel van MRON, is de reactie van MRON in feite ‘take it or leave it’: Als je nu al weet dat het voorstel tot het verlengen van de proeftijd niet haalbaar is, dan hoeven we het ook niet aan de AvA voor te leggen. De reactie van [eiseres] hierop is:
‘Nee, oke. Nee, prima. Is goed. Ja’.Naar het oordeel van de rechtbank geeft dit antwoord blijk van het door [eiseres] omschreven ‘overdonderd zijn’ door de hele situatie en mag door MRON onder de hiervoor geschetste omstandigheden hierin geen onvoorwaardelijke instemming met het door haar kennelijk bedoelde voorstel worden gelezen. Duidelijk is dat [eiseres] te zijner tijd, nadat het voorstel in de AvA is besproken, een eigen afweging wilde maken. Uit de ter zitting door [eiseres] afgelegde verklaring blijkt dat zij nog steeds hoopte en verwachte dat tijdens de AvA zou blijken dat het allemaal loos alarm was en dat het niet tot een verlenging van de proeftijd zou komen. [eiseres] , die de moeilijke positie van het dagelijks bestuur van MRON begreep, heeft zich onder die omstandigheden flexibel en constructief opgesteld en met MRON gezocht naar een oplossing. Uit de verklaring van [eiseres] ter zitting blijkt dat dat ook de reden is geweest dat ze toen niet heeft gezegd dat er al een overeenkomst lag. [eiseres] , die zich op dat moment als sollicitant [1] in een van MRON afhankelijke positie bevond, heeft in hoop en vertrouwen op een goede afloop de verhoudingen niet op scherp willen stellen.
: ‘we komen terug op ons besluit om haar een aandeelhouderschap…’, en dan zitten we weer in een andere situatie’. [eiseres] vraagt MRON op dat moment terecht op te helderen wat wordt bedoeld met terugkomen op het besluit. Die opheldering geeft MRON niet. MRON legt niet concreet uit wat de consequentie zal zijn als de AvA niet met het voorstel instemt en vermeldt niet dat het ook een optie zou kunnen zijn dat partijen in dat geval helemaal geen arbeids- en aandeelhoudersrelatie aangaan. Dit had wel van MRON mogen worden verwacht. Zij is immers de partij die het nieuwe voorstel heeft geformuleerd, die de besluitvormingsprocessen in haar organisatie behoort te kennen en die gevolgen van te nemen besluiten behoort te overzien. Het was aan MRON om daarover aan een sollicitant als [eiseres] duidelijkheid te verschaffen. Dat is niet (voldoende) gebeurd.
‘(…) wij wel redelijk groot zijn, een redelijk spin in ‘t web in Nederland, en Nederland is wat dat betreft klein, dan gaat de roomer[rechtbank: lees: rumor]
heel snel en dan komt er opeens allerlei informatie boven die ongevraagd is. Er zijn sommige mensen die elkaar in de stad tegenkomen of er zijn mensen die elkaar op een congres tegenkomen of samen ergens naartoe moeten voor een vereniging en dan komt er van alles boven’.Indien deze stellingen in samenhang worden bezien, komt de op zichzelf door MRON niet weersproken stelling van [eiseres] dat volgende sollicitaties in Nederland mislukken vanwege de afloop van haar procedure bij MRON, de rechtbank niet onaannemelijk voor. Hoewel dat niet van invloed kan zijn op de uitkomst van deze procedure, zou het MRON sieren als zij zich zou inspannen om de onevenredig grote gevolgen van deze gang van zaken voor [eiseres] te verzachten of ongedaan te maken. Gezien de spilfunctie die MRON zichzelf binnen radiologie in Nederland toekent moet dit zeker mogelijk zijn.