ECLI:NL:RBOVE:2022:1535

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
9588149 \ CV EXPL 21-2925
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens structurele betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting St. Joseph en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurovereenkomst, die op 19 juni 2018 is aangegaan, werd ontbonden vanwege het structurele betalingsgedrag van de huurder. De huurder had sinds 2018 herhaaldelijk huurachterstanden laten ontstaan, met een huidige achterstand van vier maanden. Ondanks eerdere vonnissen en betalingsregelingen, bleef de huurder in gebreke. De eisende partij, St. Joseph, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huurpenningen en proceskosten.

De kantonrechter oordeelde dat het herhaaldelijk te laat betalen van de huur een tekortkoming van voldoende gewicht opleverde, waardoor ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De rechter wees de vorderingen van St. Joseph toe, inclusief de ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De huurder werd ook veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de kosten van de procedure. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9588149 \ CV EXPL 21-2925
Vonnis van 17 mei 2022
in de zaak van
de stichting
Woningstichting St. Joseph,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen St. Joseph,
gemachtigde: E. Asbroek van Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D.F. Briedé.

1.De beslissing in het kort

1.1.
[gedaagde] huurt sinds 2018 een woning van St. Joseph. Hij heeft meermaals een achterstand laten ontstaan in de betaling van de huurpenningen. Na een vonnis tot ontbinding en ontruiming tegen [gedaagde] heeft St. Joseph niet ontruimd maar een betalingsregeling getroffen die door [gedaagde] niet is nagekomen. Op dit moment heeft hij een huurachterstand ter hoogte van vier maanden. St. Joseph vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
1.2.
Vanwege het structurele karakter van het slechte betalingsgedrag van [gedaagde] , wordt de huurovereenkomst ontbonden en wordt [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. [gedaagde] moet ook de achterstallige huurpenningen en de proceskosten betalen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2022,
- de producties van de zijde van [gedaagde] , ontvangen op 30 maart 2022,
- de akte vermeerdering van eis van de zijde van St. Joseph, ontvangen op 30 maart 2022,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 31 maart 2022,
- de akte wijziging c.q. aanvulling van eis van de zijde van St. Joseph, ontvangen op
4 april 2022,
- de akte vermeerdering van eis van de zijde van St. Joseph, ontvangen op 5 april 2022,
- de akte uitlatingen van de zijde van [gedaagde] , ontvangen op 19 april 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Tussen partijen bestaat met ingang van 19 juni 2018 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [het adres] te [woonplaats] . [gedaagde] dient maandelijks, bij vooruitbetaling, een bedrag van € 496,41 aan huur te voldoen.
3.2.
Bij onder zaaknummer 7975127 CV EXPL 20-6187 gewezen verstekvonnis van 20 augustus 2019 werd, overeenkomstig de eis van St. Joseph, de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden en is [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van de huurachterstand van € 1.726,61 (inclusief buitengerechtelijke kosten, rente en btw). Dit vonnis is op 3 september 2019 aan [gedaagde] betekend en daarbij is ontruiming aangezegd door de deurwaarder.
3.3.
Partijen zijn op 16 september 2019 een betalingsregeling overeengekomen. [gedaagde] is deze niet (volledig) nagekomen. Op 9 december 2019 is opnieuw ontruiming van het gehuurde aangezegd.
3.4.
Op 10 februari 2020 is St. Joseph akkoord gegaan met een betalingsvoorstel van [gedaagde] . Dit voorstel is [gedaagde] niet nagekomen.
3.5.
Ook op 26 mei 2020 is St. Joseph akkoord gegaan met een betalingsvoorstel van [gedaagde] . St. Joseph heeft [gedaagde] uitstel van betaling gegeven tot 10 juli 2020.
3.6.
St. Joseph heeft op 13 augustus 2020 opnieuw ontruiming van het gehuurde aangezegd. [gedaagde] heeft op 18 augustus 2020, één dag voor de datum van de aangezegde ontruiming, een bedrag van € 2.200,00 voldaan.
3.7.
Op 26 augustus 2020 in tussen partijen wederom een betalingsregeling tot stand gekomen. St. Joseph berichtte [gedaagde] per mail van 23 september 2020 dat de regeling, nu [gedaagde] deze niet is nagekomen, is vervallen. Op 7 oktober 2020 is ontruiming van het gehuurde aangezegd.
3.8.
Op 13 oktober 2020 is bewind ingesteld over de goederen van [gedaagde] en is MinusPlus aangesteld als bewindvoerder van [gedaagde] . In mei 2021 heeft de bewindvoerder haar ontslag aangevraagd.
3.9.
Op 7 juni 2021 is opnieuw ontruiming van het gehuurde aangezegd.
3.10.
Op 14 juni 2021 heeft [gedaagde] de vordering van St. Joseph integraal voldaan.
3.11.
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 22 september 2021 is het beschermingsbewind van [gedaagde] beëindigd.
3.12.
Op 18 oktober 2021 heeft St. Joseph een sommatiebrief aan [gedaagde] gestuurd. Daarna heeft [gedaagde] de huur over de maanden oktober, november en december 2021 voldaan. Op het moment van dagvaarden stonden de maanden augustus en september 2021 nog open.
3.13.
[gedaagde] heeft op 28 maart 2022 een verzoekschrift ten behoeve van de aanvraag voor de WSNP ingediend.

4.Het geschil

4.1.
De vordering
St. Joseph vordert, na vermeerdering c.q. wijziging van eis, dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair
de tussen St. Joseph en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel aan [het adres] te [woonplaats] ontbindt;
[gedaagde] veroordeelt om aan St. Joseph te betalen een bedrag van € 1.970,98 wegens achterstallige huurpenningen, vermeerderd met een bedrag van € 496,41 per maand, als huurpenningen c.q. vergoeding voor voortgezet gebruik, zijnde gelijk aan de thans geldende huurprijs, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, gerekend vanaf 1 januari 2021 tot en met de dag van ontruiming van voormeld perceel, een gedeelte van een maand voor een volle maand te rekenen;
[gedaagde] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het perceel aan [het adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten en dit ter vrije beschikking van St. Joseph te stellen en te laten, zulks op kosten van [gedaagde] ;
[gedaagde] veroordeelt om tegen kwijting aan St. Joseph te betalen een bedrag van € 178,50, ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente van 2% per jaar over € 1.970,98 vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van voldoening p.m.;
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van St. Joseph, alsmede de nakosten voor afwikkeling van het dossier na dit vonnis;
subsidiair
[gedaagde] veroordeelt om aan St. Joseph te betalen een bedrag van € 1.970,98 wegens de achterstallige huurpenningen, te voldoen middels een betalingsregeling voor de duur van 6 maanden (ad afgerond € 330,00 per maand), vermeerderd met een bedrag van € 494,71 per maand, zijnde de thans geldende huurprijs als huurpenningen, uiterlijk door [gedaagde] te voldoen op de eerste van elke maand;
[gedaagde] veroordeelt om tegen kwijting aan St. Joseph te betalen een bedrag van € 178,50, ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente van 2% per jaar over € 1.970,98 vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van voldoening p.m.;
e tussen St. Joseph en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel aan [het adres] te [woonplaats] (voorwaardelijk) ontbindt, indien en voor zover [gedaagde] niet voldoet aan hetgeen omschreven onder a en b binnen twee jaar na de datum van dit vonnis;
[gedaagde] veroordeelt om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis het perceel aan [het adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten en dit ter vrije beschikking van St. Joseph te stellen en te laten, zulks op kosten van [gedaagde] , indien en voor zover de voorwaarden zoals omschreven in sub d zijn ingetreden;
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure, daaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van St. Joseph, alsmede de nakosten voor afwikkeling van het dossier na dit vonnis.
4.2.
Aan haar vordering heeft St. Joseph het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] schiet herhaaldelijk tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door structureel de huur te laat te voldoen. Al vanaf de aanvang van de huurovereenkomst betaalt [gedaagde] de huur te laat, niet of slechts gedeeltelijk. St. Joseph heeft [gedaagde] vele malen moeten aanmanen, haar vorderingen uit handen moeten geven aan haar gemachtigde, betalingsregelingen met [gedaagde] moeten treffen en gerechtelijke procedures moeten entameren. Dat heeft veel tijd en geld gekost. De geschiedenis van structurele wanbetaling rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
4.3.
Het verweer
[gedaagde] verzoekt de kantonrechter om de procedure aan te houden totdat over het moratorium en de toelating tot de WSNP is beslist.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De huurachterstand

5.1.
Nu [gedaagde] de huurachterstand niet heeft betwist, staat deze vast en zal de vordering tot betaling van de verschuldigde huurpenningen ad € 1.970,98 worden toegewezen.
De buitengerechtelijke kosten
5.2.
St. Joseph vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 178,50. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat voor de huidige huurachterstand (over de maanden augustus, september 2021 en maart en april 2022) een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. St. Joseph heeft verschillende aanmaningen overgelegd, maar deze zagen allemaal op eerdere huurachterstanden welke tussentijds door [gedaagde] zijn afgelost. De kantonrechter zal deze vordering dan ook afwijzen.
De rente
5.3.
St. Joseph maakt aanspraak op de in de algemene huurvoorwaarden opgenomen rente van 2% per jaar over de achterstallige huur. Nu hiertegen geen verweer is gevoerd, zal de kantonrechter deze vordering als volgt toewijzen. Voor de maanden augustus 2021 en september 2021 vanaf de datum van de dagvaarding zoals is verzocht: 7 december 2021. Voor de maanden maart 2022 en april 2022 vanaf de datum van verzuim: 1 maart 2022 en 1 april 2022.
Vergoeding voor voortgezet gebruik
5.4.
St. Joseph vordert naast de huurachterstand over de maanden augustus 2021, september 2021, maart 2022 en april 2022 (aldus de huurachterstand tot april 2022) € 496,41 per maand als huurpenningen c.q. vergoeding voor voorgezet gebruik vanaf 1 januari 2021 tot en met de dag van ontruiming. In de gewijzigde eis is de huur van april 2022 al meegenomen. Van een eerder voortgezet gebruik dan april 2022 kan dan geen sprake meer zijn. De vergoeding voor voortgezet gebruik geldt vanaf april 2022 tot de ontruiming. Dat zal worden toegewezen.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
5.5.
St. Joseph heeft ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd. Door St. Joseph is onweersproken gesteld dat [gedaagde] de maandelijkse huur herhaaldelijk te laat heeft voldaan. Uit het door St. Joseph als productie 27 bij de dagvaarding opgenomen overzicht en uit haar weergave van de correspondentie tussen partijen over de huurachterstanden - waarvan de juistheid door [gedaagde] niet is betwist - volgt dat [gedaagde] vanaf het begin van de huurovereenkomst betalingsgedrag vertoont dat in strijd is met hetgeen in de huurovereenkomst is bepaald, namelijk dat de huur maandelijks vóór of op de eerste dag van de maand moet worden voldaan. Daardoor kan naar het oordeel van de kantonrechter inmiddels worden gesproken van een structurele situatie.
5.6.
Door het herhaaldelijk te laat voldoen van de maandelijkse huur is [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (HR ECLI:NL:HR:2018:1810).
5.7.
Het is vaste rechtspraak dat het herhaaldelijk te laat betalen van de huurprijs een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen (vgl. HR 17 december 2004, LJN: AR1040, WR 2005, 24 (81 RO) en de conclusie van A-G Langemeijer voor dit arrest alsmede HR 13 september 2013, RvdW 2013/1069 (81 RO) en de conclusie van A-G Van Peursem). Of het herhaaldelijk te laat betalen van de huur in een concrete situatie een tekortkoming van voldoende gewicht oplevert zodat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, dient beoordeeld te worden aan de hand van de relevante omstandigheden van het geval.
5.8.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden volgt dat het niet betalen van de huur geen incident is, in die zin dat er geen sprake is van het wegens omstandigheden eenmalig niet kunnen betalen van de huur, maar dat het betalingsgedrag een structureel karakter heeft. Daarnaast weegt in dit kader mee dat [gedaagde] reeds bij vonnis van 20 augustus 2019 (zaaknummer 7975127 CV EXPL 20-6187) is veroordeeld tot betaling van de eerder ontstane huurachterstand, waarbij de huurovereenkomst zelfs is ontbonden en [gedaagde] is veroordeeld tot ontruiming van de woning, maar dit alles niet heeft geleid tot verbetering van het betalingsgedrag van [gedaagde] . Nadien heeft [gedaagde] , nadat hij van St. Joseph een nieuwe kans heeft gekregen, wederom meerdere malen de huur te laat of niet voldaan. Op dit moment staan de huurpenningen van de maanden augustus 2021, september 2021, maart 2022 en april 2022 immers open.
5.9.
[gedaagde] heeft in zijn laatste akte verzocht om de onderhavige procedure aan te houden totdat over het moratorium en de toelating tot de WSNP is beslist. [gedaagde] stelt dat hij op 12 april 2022 een moratorium heeft ingediend. Nu hij dit niet heeft onderbouwd met stukken, zoals hij dat met het verzoek WSNP wel heeft gedaan, kan de kantonrechter niet vaststellen of een dergelijk verzoek is ingediend.
Bovendien geldt het volgende. Ingevolge artikel 287b leden 1 en 2 van de Faillissementswet (Fw) kan een schuldenaar de rechtbank verzoeken een voorlopige voorziening te geven indien er sprake is van een bedreigende situatie. Onder een bedreigende situatie wordt onder andere een gedwongen woningontruiming verstaan. Zolang er van gedwongen ontruiming nog geen sprake is, is er ook nog geen sprake van een bedreigende situatie.
5.10.
De kantonrechter zal de belangen van beide partijen afwegen. De kantonrechter heeft daarbij in aanmerking genomen dat [gedaagde] tussentijds de huurachterstanden wel steeds is ingelopen, zij het (veel) te laat. De enkele (te late) betaling van de achterstand maakt echter de (structurele) tekortkoming in het verleden niet ongedaan (vgl. HR 11 januari 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD4925). Bovendien is de huurachterstand inmiddels alweer opgelopen tot vier maanden. Van St. Joseph kan in alle redelijkheid niet verwacht worden dat zij de huurovereenkomst met een huurder, die bij herhaling de huur te laat betaalt en achterstanden laat ontstaan, nog langer voortzet. Dat [gedaagde] alle handreikingen van St. Joseph niet heeft aangenomen komt voor zijn rekening. Gelet op de door St. Joseph gestelde huidige krapte op de woningmarkt voor sociale huurwoningen zoals de door [gedaagde] gehuurde woning, heeft St. Joseph er groot belang bij dat de woning beschikbaar komt voor een andere huurder, die zijn of haar betalingsverplichtingen wel correct kan nakomen. Dat belang weegt onder deze omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter zwaarder dan het woonbelang van [gedaagde] . De kantonrechter komt daarmee niet toe aan het subsidiaire verzoek tot voorwaardelijke ontbinding. Gelet op de alle omstandigheden is het voortzetten van de huurovereenkomst onder voorwaarden ook niet te billijken.
5.11.
Ook de door [gedaagde] verzochte aanhouding van de beslissing wordt niet toegewezen. Het gaat om een situatie van langdurige betalingsachterstand. [gedaagde] heeft talloze kansen gehad van St. Joseph, zelfs na het vonnis tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming, en is nog steeds niet tot volledige betaling van de huur overgegaan. [gedaagde] beroept zich op betalingsonmacht. Echter, pas op 28 maart 2022, ruim 4 maanden na de dagvaarding, heeft [gedaagde] een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot WSNP. Dat is geen voortvarende handelwijze die een aanhouding rechtvaardigt.
5.12.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de primaire vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal in redelijkheid worden gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
De kosten van de procedure
5.13.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van St. Joseph begroot op:
  • explootkosten € 119,21
  • griffierecht € 507,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 874,21
5.14.
[gedaagde] zal tevens worden veroordeeld in de nakosten. Deze kosten worden begroot op een half punt van het salaris gemachtigde, zijnde € 62,00.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
ontbindt de tussen St. Joseph en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het perceel aan [het adres] te [woonplaats] ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het perceel aan [het adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten en dit ter vrije beschikking van St. Joseph te stellen en te laten, zulks op kosten van [gedaagde] ,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan St. Joseph te betalen een bedrag van € 1.970,98 aan achterstallige huurpenningen, te vermeerderen met rente van 2% per jaar:
- voor de huur over de maanden augustus en september 2021 vanaf 7 december 2021 tot de dag van voldoening en
-voor de huur over de maanden maart 2022 en april 2022 vanaf 1 maart 2022 respectievelijk 1 april 2022 tot de dag van voldoening,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 494,71 per maand of een gedeelte daarvan, ter zake de huurpenningen c.q. vergoeding voor het voortgezet gebruik, zijnde gelijk aan de thans geldende huurprijs, of zoveel hoger als bij wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, gerekend vanaf 1 mei 2022 tot en met de dag van ontruiming,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van St. Joseph begroot op € 874,21,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022. (ms)