Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,beiden wonende in [woonplaats] ,
1.[gedaagde 1] ,2. [gedaagde 2] ,beiden wonende in [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Inleiding
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
€ 498,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vorderden [eiser 1] c.s. de terugbetaling van een borgsom van € 1.990,- die zij aan [gedaagde 1] c.s. hadden betaald voor de huur van een woning. De huur was beëindigd en de woning was opgeleverd, maar [gedaagde 1] c.s. weigerde de borg terug te betalen, omdat zij schade zou hebben geleden door de staat van de woning bij oplevering. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde 1] c.s. niet voldoende had aangetoond dat er gebreken waren die verholpen moesten worden en dat [eiser 1] c.s. niet in verzuim was geraakt. De kantonrechter stelde vast dat de borgsom in beginsel terugbetaald moest worden, omdat [eiser 1] c.s. de woning in goede staat had opgeleverd, zoals ook in het proces verbaal van oplevering was vastgelegd. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van verzuim aan de zijde van [eiser 1] c.s. en dat [gedaagde 1] c.s. de borgsom niet kon verrekenen met vermeende schade. De vordering van [eiser 1] c.s. werd toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan [gedaagde 1] c.s. opgelegd.