ECLI:NL:RBOVE:2022:2168

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
08-910012-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor drugstransporten naar Duitsland

De rechtbank Overijssel heeft op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 60-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het medeplegen van drugstransporten naar Duitsland. De verdachte heeft in de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 maart 2018 samen met anderen grote hoeveelheden hennep en hasjiesj verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het initiatief voor de drugstransporten van haar medeverdachte kwam, de verdachte zelf de keuze heeft gemaakt om deel te nemen aan deze strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gevorderd dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er voldoende bewijs was, onder andere door het gebruik van telefoongesprekken, navigatiegegevens en observaties. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen navigatiesysteem verbeurd verklaard, omdat dit is gebruikt bij het plegen van het feit. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de gevolgen daarvan voor de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige Kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-910012-18 (P)
Datum vonnis: 15 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] (Bondsrepubliek Duitsland).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.A. Reah en van wat door verdachte en haar raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 maart 2018 in Duitsland samen met anderen grote hoeveelheden hennep en hasjiesj heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij in of omstreeks de periode van 01 februari 2018 tot en met 01 maart 2018
te Twist en/of te Itterbeck en/of Bremen en/of Berlijn en/of Stuttgart en/of
Rostock, althans in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen
(telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
grote hoeveelheden hennep en/of grote hoeveelheden hasjiesj,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij
de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op (telkens) een grote
hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangegeven krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet, welke
hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde
hoeveelheid van een middel.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich overeenkomstig een door hem overgelegd schriftelijk requisitoir op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Er is onvoldoende wettig bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Er is nooit drugs bij [verdachte] thuis of in haar BMW aangetroffen. Het enkele feit dat iemand tegen [naam 1] heeft gezegd dat hij verbaasd is dat zij niet meer in een BMW rijdt en dat [naam 1] ook niet de vrouw is die hij verwachtte, maakt niet dat [verdachte] de koerier was die eerst drugs vervoerde. Er rijden immers meer vrouwen in een BMW. Er is geen signalement van [verdachte] gegeven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ritten Bremen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte drugstransporten naar Bremen heeft gemaakt op 2, 9 en 23 februari 2018, zodat zij verdachte van dit onderdeel zal vrijspreken.
4.3.2
Overige ritten
4.3.2.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. De bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
[medeverdachte] was in de periode van 1 februari 2018 tot en met 7 mei 2018 woonachtig aan [adres 2] en had in die periode de beschikking over een Volvo met kenteken [kenteken 1] en een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken 2] . [medeverdachte] reed in genoemde periode met de Mercedes naar verschillende plaatsen in Duitsland, namelijk naar Bremen, Rostock, Stuttgart en Berlijn. Op dezelfde dagen als [medeverdachte] , reed in de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 maart 2018 [verdachte] naar Rostock, Stuttgart en Berlijn. [verdachte] reed in een BMW X5 met kenteken [kenteken 3] , welke BMW was voorzien van een Garmin navigatiesysteem. Vanaf 1 maart 2018 reed [naam 1] op dezelfde dagen als [medeverdachte] naar dezelfde steden.
In de genoemde periode heeft [medeverdachte] meerdere ritten gemaakt. [medeverdachte] vertrok ’s ochtends vroeg vanaf zijn woonplaats naar de verschillende Duitse steden en stopte op de heen- en/of terugreis regelmatig enige tijd bij een tankstation. [verdachte] reed dezelfde route en stopte bij dezelfde tankstations/wegrestaurants op het moment dat [medeverdachte] daar ook gestopt was. Het navigatiesysteem van de BMW van [verdachte] bevond zich, in de haar tenlastegelegde periode, op dezelfde momenten in Stuttgart, Berlijn en Rostock als de Mercedes van [medeverdachte] . De Volkswagen Passat, de telefoon of de Opel Insignia van [naam 1] bevond zich vanaf 1 maart 2018 op dezelfde momenten in Bremen, Berlijn, Rostock of Stuttgart als de Mercedes van [medeverdachte] . Alleen [medeverdachte] reed destijds in de Mercedes. In de genoemde steden maakte de Mercedes in de meeste gevallen meerdere korte stops en [medeverdachte] maakte op een aantal plekken kort contact met andere personen.
[medeverdachte] had tijdens de ritten telefonisch contact met [verdachte] of [naam 1] . [verdachte] belde iedere rit naar [medeverdachte] , maar dan kwam geen gesprek tot stand. [medeverdachte] belde op 15 februari 2018 [verdachte] en zei onder andere: “wat je daar hebt he... […] “Kun je daar even opkijken hoe vaak je Top hebt, dat staat er op... hoe vaak je Top of Norm hebt”.
Op 1 maart 2018 belde [medeverdachte] [verdachte] toen zij in Stuttgart waren en vroeg of “hij” (3e persoon) bij [verdachte] had betaald. [medeverdachte] belde [naam 1] op 16 maart 2018 om 05:26 uur en zei dat zij altijd achter hem moet blijven. [medeverdachte] en [naam 1] bevonden zich op dat moment in hun auto’s op de A2.
Meerdere keren reed [medeverdachte] de dag voor, de dag van, of de dag na een rit met de Volvo naar de [opslag] aan [adres 3] . [medeverdachte] verschafte zichzelf toegang tot het terrein van de [opslag] met een toegangscode en tot unit 2021 met een sleutel. Het bezoek duurde steeds enkele minuten. De unit werd gehuurd door [naam 2] .
Op 4 mei 2018 kwam [medeverdachte] in zijn Mercedes vanuit Rostock en Berlijn terug bij zijn woning in [adres 2] . Hij en zijn partner [naam 3] tilden vervolgens rode tassen met een wit logo over van de Mercedes in de Volvo. Daarna reed de Volvo naar de [opslag] in Almelo.
Op 7 mei 2018 bezocht [medeverdachte] met de Volvo unit 2021 van de [opslag] in Almelo. Daarna reed hij door naar Wilsum in Duitsland waar hij [naam 1] ontmoette. [medeverdachte] parkeerde de Volvo met de kofferbak open naar de achterzijde van de Opel van [naam 1] , die ook met de kofferbak open stilstond. Vervolgens tilde [medeverdachte] een grote zwarte tas uit de laadruimte van de Volvo in de laadruimte van de Opel. In deze tas bleek 25,295 kilogram hennep te zitten.
In unit 2021 van de [opslag] in Almelo lagen op 7 mei 2018 in een diepvrieskist 5,15 kilogram hennep(toppen) en 58,62 kilogram hasjiesj. De hasjiesj zaten deels in rode tassen met een wit logo. Op een aantal gesealde plakken hasj stond een goudkleurige stempel met het woord ‘TOP’. Ook stonden in de opslag kartonnen dozen met daarin zwarte tassen.
4.3.2.2 Bewijsoverwegingen
Onderlinge samenhang van de redengevende feiten en omstandigheden
Uit het voorgaande leidt de rechtbank het volgende af. [medeverdachte] , eerst samen met [verdachte] , later met [naam 1] , maakte meerdere lange ritten naar plaatsen in Duitsland, terwijl ze ieder in hun eigen auto reden. [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 1] vertrokken ’s nachts, waren daardoor in de vroege ochtend al in de steden en waren daar korte tijd. Doorgaans werden samen meerdere korte stops gemaakt en soms werd gezien dat [medeverdachte] anderen ontmoette. Vlak voor of na een rit bezocht [medeverdachte] de [opslag] in Almelo. De unit die [medeverdachte] bezocht, werd gehuurd door [naam 2] . Van Buul is eerder veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. [1] In de opslag is hennep en hasj aangetroffen. Op een aantal gesealde pakken hasj stond het woord ‘TOP’. In een telefoongesprek van 15 februari 2018 vroeg [medeverdachte] onder andere aan [verdachte] hoeveel Top zij nog heeft. De hasjplakken in de diepvrieskist zaten in rode tassen met een wit logo. Deze tassen vertonen veel gelijkenis met de tassen die [medeverdachte] op 4 mei 2018 vanuit de Mercedes in de Volvo tilde samen met zijn partner [naam 3] . Op 7 mei 2018 bezocht [medeverdachte] wederom de [opslag] in Almelo. Vanaf de [opslag] reed [medeverdachte] naar [naam 1] waar hij een grote zwarte tas overtilde vanuit zijn auto in de auto van [naam 1] . In de tas werd hennep aangetroffen. Deze zwarte tas vertoonde grote overeenkomst met de zwarte tassen die in unit 2021 werden aangetroffen.
Verklaring van [naam 1]
heeft bij de Duitse politie een grotendeels bekennende verklaring afgelegd en beschreven hoe de ritten die zij maakte voor [medeverdachte] in zijn werk gingen en wat haar opdracht was. De rechtbank overweegt daarbij dat de verklaring van [naam 1] op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de vastgestelde feiten en omstandigheden, zodat de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan haar verklaring en daar veel gewicht aan toekent. Bovendien belast zij zichzelf. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan haar verklaring en zal deze gebruiken voor het bewijs.
[naam 1] heeft verklaard dat zij in opdracht van [medeverdachte] per rit altijd meer dan één grote tas vervoerde naar de steden in Duitsland. Het ging meestal om zwarte tassen ongeveer gelijk aan de tas die op 7 mei 2018 in beslag is genomen. Eén keer ging het om een Ikea tas waarvan het hengsel is gescheurd, omdat de lading te zwaar was. [medeverdachte] reed voorop in zijn Mercedes naar de stad en [naam 1] moest achter hem blijven rijden. Op dit onderdeel wordt de verklaring van [naam 1] ondersteund door de bakengegevens, de observaties, en het telefoongesprek tussen [naam 1] en [medeverdachte] van 16 maart 2018, waarin [medeverdachte] tegen [naam 1] zei dat zij achter hem moest blijven rijden. Eenmaal aangekomen in de stad werden meerdere korte stops gemaakt en stapte af en toe iemand bij [naam 1] in de auto. De korte stops en contacten met derden blijken ook uit de bakengegevens van de Mercedes van [medeverdachte] en de Opel van [naam 1] en uit de bevindingen van het Duitse observatieteam. [medeverdachte] maakte contact met een ander persoon en gaf dan een tas uit de auto van [naam 1] aan deze persoon. [naam 1] mocht haar telefoon niet meenemen en geen navigatiesysteem gebruiken. Opvallend is hierbij dat [naam 1] inderdaad haar navigatiesysteem niet gebruikte en [verdachte] haar navigatiesysteem telkens alleen kort aanzette. Na één van de ritten stapte een man bij [naam 1] in de auto die zei dat hij verbaasd was dat zij niet langer in een BMW reed en dat zij ook niet de vrouw was die hij had verwacht. Dit past bij het feit dat [verdachte] tot 1 maart 2018 in een BMW op hetzelfde moment als [medeverdachte] naar Rostock, Stuttgart en Berlijn reed. [naam 1] kreeg volgens haar verklaring op de terugweg contant betaald van [medeverdachte] . Voor Rostock kreeg zij € 650,00, voor Bremen € 850,00 en voor Berlijn en Stuttgart € 1.150,00. Als [naam 1] gecontroleerd zou worden, moest zij van [medeverdachte] zeggen dat de tassen van een onbekend persoon waren en dat zij niet wist wat erin zat. Het rook in haar auto wel eens heel sterk naar marihuana, aldus [naam 1] .
Uit de bewijsmiddelen, in onderlinge verband en samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte] (tezamen en in vereniging) met [medeverdachte] ritten maakte om hennep en hasj te vervoeren naar en af te leveren in Stuttgart, Rostock en Berlijn. De drugs waren afkomstig uit de [opslag] in Almelo. [medeverdachte] had zelf toegang tot die opslag, haalde de drugs op in zijn Volvo en zette die over in de auto’s van [verdachte] of [naam 1] die fungeerden als koerier. Zij reden vervolgens achter [medeverdachte] aan naar de verschillende, door [medeverdachte] te bepalen, Duitse steden waar gestopt moest worden en waar [medeverdachte] contact maakte met derden om de drugs af te geven. Uit de verklaring van [naam 1] kan bovendien worden afgeleid dat het steeds om grote hoeveelheden ging die ongeveer gelijk waren aan de hoeveelheid die op 7 mei 2018 in beslag is genomen (ongeveer 25 kilogram). Naar het oordeel van de rechtbank kan het gelet op de genoemde omstandigheden – in het bijzonder het telefoongesprek over top en norm, de opmerking van [naam 1] dat de marihuana te ruiken was in de auto, de vroege ritten naar Duitse steden waar slechts korte tijd werd verbleven en de grote, zware tassen die zij tijdens die ritten moest vervoeren – niet anders dan dat [verdachte] wist dat het ging om drugstransporten, hetgeen met zich brengt dat [verdachte] ook opzet heeft gehad op het ten laste gelegde feit.
De door [verdachte] afgelegde verklaring dat zij achter [medeverdachte] aanreed omdat dat makkelijker voor haar zou zijn in verband met de route en dat zij naar die steden ging voor de in- en verkoop van tweedehands kleding is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] zijn geen spullen aangetroffen die duiden op handel in tweedehandskleding. [2] De rechtbank acht haar verklaring volstrekt ongeloofwaardig.
4.3.2.3 Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit (tezamen en in vereniging) heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen – waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 1 maart 2018 in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, grote hoeveelheden hennep en grote hoeveelheden hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj, telkens middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op telkens een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig een door hem overgelegd schriftelijk requisitoir gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), daarbij rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota primair verzocht om – bij een bewezenverklaring – te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft subsidiair verzocht over te gaan tot het opleggen van een taakstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
In één maand tijd heeft verdachte zes drugstransporten uitgevoerd, waarbij de drugs naar meerdere grote steden in Duitsland zijn gebracht. De rechtbank overweegt dat het initiatief daarvoor weliswaar van haar medeverdachte [medeverdachte] is gekomen, maar dat het de keuze van verdachte is geweest om het strafbare feit te plegen.
Het is algemeen bekend dat de productie van drugs en de handel daarin regelmatig gepaard gaan met geweld (zoals ripdeals) en andere strafbare feiten die verband houden met het produceren van de softdrugs (bijvoorbeeld diefstal van stroom voor de hennepkwekerijen) of met het kunnen bekostigen van deze drugs, nu drugs duur zijn en de afnemers daarvan dikwijls strafbare feiten begaan om in hun verslaving te kunnen voorzien (bijvoorbeeld diefstal of heling). Door de drugstransporten heeft verdachte niet enkel een bijdrage geleverd aan het in stand houden van drugsgebruik, maar ook aan de daarmee gepaard gaande criminaliteit en overlast voor de maatschappij. De gevolgen van haar handelen, hebben verdachte er echter niet van weerhouden haar eigen financiële belangen na te streven.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 maart 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ter terechtzitting heeft de verdediging gewezen op de hogere leeftijd van verdachte en op haar gezondheidsproblemen.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In onderhavige zaak heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. [3]
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op het moment dat verdachte in verzekering is gesteld, te weten op 11 juni 2018. De uitspraak in onderhavige zaak wordt gedaan op 15 juli 2022. In beginsel is de redelijke termijn daarmee met een periode van 25 maanden overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreken bijzondere omstandigheden die deze termijnoverschrijding kunnen billijken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de termijnoverschrijding dient te resulteren in een matiging van de hierna te vermelden straf.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank brengt de ernst van het gepleegde feit met zich dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, en op de straf die medeverdachte [medeverdachte] is opgelegd.
Alles afwegend, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
7.4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig een door hem overgelegd schriftelijk requisitoir gevorderd dat het Garmin navigatiesysteem wordt verbeurdverklaard.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om – in verband met de bepleite vrijspraak – de symbolische teruggave van het navigatiesysteem te gelasten.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen navigatie van het merk Garmin (beslagcode G.3.3.2) dient te worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke het feit is begaan en dat aan verdachte toebehoort.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het in beslag genomen navigatiesysteem van het merk Garmin (beslagcode G.3.3.2).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.
Buiten staat
Mr. M. Scheeper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met nummer ONRAA17121 (onderzoek Byron). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Gebeurtenissen 7 mei 2018
1. Rapport van het mobiele observatieteam II van de politie Osnabrück van 7 mei 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 010172 en 010173):
[medeverdachte] rijdt met een Volvo ( [kenteken 1] ) van Twist naar Almelo naar een self storage en rijdt met de Volvo door een poort de hal van de self storage in. Na korte tijd rijdt hij er weer uit en steekt vervolgens de Duits-Nederlandse grens in de richting van Wilsum over.
Hier ontmoet hij [naam 1] . [naam 1] rijdt met Opel Insignia ( [kenteken 4] ) achter [medeverdachte] aan naar een klein parkeerterrein. Hier worden twee grote zwarte tassen uit de kofferbak van de Volvo naar de kofferbak van de Opel gedragen.
2. Proces-verbaal van bevindingen van 8 mei 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 010429 en 010430):
Op 7 mei 2018 zag ik dat op een parkeerplaats aan de rechterzijde van de weg een Volvo en een Opel Insignia stil stonden met de achterzijde naar elkaar, een geopende achterklep, en een onderlinge afstand van ongeveer een meter. Ik zag dat [medeverdachte] bezig was een grote zwarte tas vanuit de laadruimte van de Volvo over te pakken en achter in de Opel zette. Ik zag dat [naam 1] naast [medeverdachte] stond. Ik zag dat in de tas henneptoppen zaten.
3. Mutatie van 20 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 010431):
De op 7 mei 2018 in beslag genomen verdovende middelen zijn door het opleidings- en wetenschapscentrum in Hamburg, het BWZ Hamburg, forensisch onderzocht.
4. Onderzoeksverslag en rapport Onderzoek vermoedelijke verdovende middelen van BWZ van 14 augustus 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 010434):
Blijkens het onderzoek gaat het bij de bewijsstukken om cannabis (marihuana, delen van.de tot het geslacht Cannabis behorende planten).
Resultaat van de gaschromatografische gehaltebepaling van tetrahydrocannabinol (THC) met vermelding van de meetonzekerheid:
Monsternr. THC-gehalte Gewicht bewijsstuk
H2O1802945 13,9 ± 1,9 10,383 kg
H2O1802946 14,7 ± 2,0 14,912 kg
in totaal: 25,295 kg
Mini-opslag Almelo
5. Proces-verbaal van bevindingen box 2021 van 8 mei 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 010444):
Wij zagen dat in de box 2021 een grote diepvrieskist stond. Buiten de diepvrieskist zagen wij 3 kartonnen dozen op de grond staan. Wij zagen dat in de diepvries zakken en dozen lagen en dat er in de doorzichtige zakken henneptoppen zaten. Verder zagen wij dat er in de dozen plakken zaten met vermoedelijk hasj. In de 3e kartonnen doos die buiten de diepvries stond zagen wij grote zwarte tassen zitten. Ik zag dat er 2 verschillende soorten tassen in die doos zaten. Ik zag dat er 6 tassen met een roze bies in zaten en 5 tassen die helemaal zwart waren en ik zag dat de tassen met een roze bies een slag kleiner waren dan de geheel zwarte tassen. Ik zag dat deze geheel zwarte tassen zeer grote overeenkomsten vertoonden met de tassen die bij de aanhouding van [medeverdachte] en [naam 1] in de Opel Insignia werden aangetroffen en die vol zaten met henneptoppen.
6. Proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen van 11 mei 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 010447 t/m 010451):
Deze partij was inbeslaggenomen op het adres Plesmanweg 13 box 20/21 te Enschede.
Omschrijving verpakking : Rode bigshopper met een wit (onbekend) logo
Aantal : 30 rechthoekige blokken.
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Omschrijving verpakking : Rode bigshopper met een wit (onbekend) logo
Aantal : 30 rechthoekige blokken.
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Omschrijving verpakking : 1 kartonnen doos met daarin 20 vacuüm gesealde bruine
plakken een aantal van deze bevatte meer als 1 dunne plak.
Tevens waren een aantal van deze verpakkingen genummerd met een witte sticker. Tevens zagen wij dat op een aantal plakken een rond goudkleurige stempel zat met in spiegelschrift de nummer 1, woord TOP en 2010
Aantal : 20
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Omschrijving verpakking : 2 gele bigschoppers met opdruk NETTO, aan weerszijden in elkaar geschoven en middels een plastic koordje vastgeknoopt. Na het verwijderen van de bigshoppers zagen wij een zwarte grote sealzak met daarin 3 transparante sluitzakken gedroogde henneptoppen.
Aantal : 3 sluitzakken met gedroogde henneptoppen
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Omschrijving verpakking : 1 gesealde transparante plastic zak met daarin gedroogde henneptoppen. Op de zak stond met zwarte stift een rechthoek met daarin twee horizontale strepen en de letter L, een cirkel met daarin het cijfer 2 en daaronder de letter H geschreven
Aantal : 1
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Omschrijving verpakking : 1 gesealde transparante plastic zak met daarin gedroogde henneptoppen. Op de zak stond met zwarte stift een rechthoek met daarin twee horizontale strepen en de letter L, een cirkel met daarin het cijfer 2 en daaronder de letter H geschreven
Aantal : 1
De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
7. Proces-verbaal van 21 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 010004 en 010009):
In het proces-verbaal van observatie 0T017, afkomstig van de Duitse autoriteiten, staat vermeld dat de [opslag] is gevestigd op het adres [adres 4] . Dit is niet juist. [opslag] is gevestigd aan de [adres 3] .
In box 2021 werd ook in beslag genomen: 5,15 kilogram hennep (brutogewicht) en 58,62 kilogram hasj (brutogewicht).
Verklaring van verdachte [naam 1]
8. Een schriftelijk bescheid, inhoudende het verhoor van verdachte [naam 1] , van 7 mei 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 010521 t/m 010523):
Ongeveer twee maanden geleden heb ik voor het eerst een rit gemaakt met Volkswagen Passat stationcar. De eerste rit was naar Bremen. Hij reed voorop en ik achter hem aan. De overdracht in Bremen ging zo dat ik in de auto ben blijven zitten en [medeverdachte] met iemand anders naar de kofferbak is gelopen en daar wat uithaalde. In de daaropvolgende dagen zijn we vervolgens met de Volkswagen Passat naar Berlijn gereden. [medeverdachte] gebruikte voor deze ritten altijd een zilverkleurige personenauto met een kenteken beginnende met [kenteken 2] . Daarna zijn we naar een groot plein met cafés gereden waar ook een bioscoop is. U zegt mij dat dit het [bioscoop] is en dat kan ik inderdaad bevestigen. Hij gaf mij de opdracht de parkeergarage in te rijden naar niveau twee en liet mij door zijn richtingaanwijzer te gebruiken zien op welke parkeerplaats ik moest gaan staan. Ik geloof dat ik drie keer in Berlijn ben geweest. De procedure was altijd dezelfde. Het ging de tweede en derde keer wel wat sneller.
Ik ben ook nog een keer in Stuttgart geweest. Toen had ik ook al mijn Opel Insignia met kenteken [kenteken 4] . [medeverdachte] heeft toen drie grote zwarte tassen in de kofferbak gelegd en ik ben daarna weer met de auto met de tassen erin naar huis teruggereden. De volgende dag was ik, zoals was afgesproken, om 03.45 uur bij [medeverdachte] op zijn woonadres en toen zijn we naar Stuttgart gereden. De tijden werden me van tevoren al door [medeverdachte] opgegeven. In principe vertrokken we altijd om 03.45 uur, alleen naar Rostock vertrokken we om 03.00 uur van het woonadres van [medeverdachte] . We reden samen naar Stuttgart. Eerst hebben we eindeloos moeten wachten. De beste man kwam iets te laat. En toen stapte hij bij mij in de auto. Ik ben toen een eind wezen rijden met de man die de tassen kwam ophalen. De man die de tassen kwam ophalen, stapte uit, pakte de tassen uit de kofferbak en verdween. Ik ben toen weer teruggereden. [medeverdachte] is vervolgens voor me uitgereden. In Stuttgart ben ik zeker weten maar één keer geweest en ook maar één keer in Rostock. Drie keer in Berlijn en vijf keer in Bremen. De eerste twee ritten heb ik, zoals afgesproken, met de huurauto gemaakt; de andere ritten hebben allemaal met mijn Opel Insignia plaatsgevonden. De hoeveelheid die werd vervoerd was nooit maar één tas. Het waren altijd twee of drie tassen. De tassen die ik eerder heb vervoerd moeten ongeveer even groot zijn als de tassen die [medeverdachte] vandaag in mijn auto heeft gelegd. Ik herinner me alleen nog wel een keer dat het ongelooflijk naar marihuana stonk. [medeverdachte] vertelde me dat zijn telefoon niet op naam staat en dat ik ook een prepaid -kaart moest kopen die niet op naam stond. Ik mocht ook geen navigatiesysteem gebruiken c.q. ik moest een nieuw navigatiesysteem kopen. Hij heeft ook verteld dat hij vaak van navigatiesysteem wisselt. Ik kreeg geld voor de ritten van [medeverdachte] . Op de terugweg ontmoetten we elkaar altijd bij een wegrestaurant en dan kreeg ik altijd contant geld. Voor Rostock heb ik bijvoorbeeld € 650 gekregen. Voor Bremen heb ik € 850 gekregen en voor Berlijn en Stuttgart heb ik €1.150 gekregen.
9. Een schriftelijk bescheid, inhoudende het verhoor van verdachte [naam 1] , van 7 juni 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 010535 t/m 010537, 010540, 010541 t/m 010543 en 010546):
(Waar in het hiernavolgende wordt gesproken over [medeverdachte] begrijpt de rechtbank [medeverdachte] .)
Vraag:Tijdens uw laatste verhoor hebt u verklaard dat u met [medeverdachte] naar Bremen bent geweest. Kunt u vertellen hoe dat in zijn werk is gegaan?
Antwoord:Ik ben altijd bij het beladen van de auto aanwezig geweest behalve de eerste 2 of 3 keer. Ik heb gezien dat er tassen werden ingeladen. Ze waren altijd ongeveer even groot als de tassen van de inbeslagneming. Het ging altijd om 2 à 3 tassen als we een rit maakten. Wij hebben één keer een grote lkea-tas bij ons gehad. Daar is het hengsel vanaf gescheurd omdat die tas zo zwaar was van de lading. Ik reed in mijn Opel. [medeverdachte] in zijn Mercedes B klasse. Hij reed voorop, omdat ik de weg niet wist. [medeverdachte] heeft opgedragen dat ik als ik gecontroleerd zou worden moest zeggen dat een onbekend persoon op een parkeerplaats aan mij had gevraagd of ik die tassen voor hem mee kon nemen en dat ik niet wist wat voor tassen het waren. Tijdens de ritten lag de tas met drugs altijd bij mij in de auto. Meestal vervoerde ik die grote zwarte tassen. Ik heb in totaal 10 keer voor [medeverdachte] een rit gemaakt. 9 keer waren het steeds 2 tot 3 zwarte tassen. 1 keer waren het meerdere kleine tassen plus de door mij al genoemde Ikea-tas met het gele hengsel. Ik moest voor [medeverdachte] de tassen volgens zijn instructies vervoeren.
Vraag:Wie reed er bij de ritten naar Berlijn in welke auto?
Antwoord:[medeverdachte] reed in zijn Mercedes voorop en ik reed er in de Opel achteraan. Samenvattend kan ik zeggen dat het altijd hetzelfde verliep.
Vraag:Tijdens uw laatste verhoor hebt u verklaard dat u met naar Berlijn bent geweest. Kunt u vertellen hoe dat in zijn werk ging?
Antwoord:(…) Ik weet nog dat ik verbaasd was omdat ik ervan uitging dat die jongeman de tassen uit de kofferbak zou pakken. Toen hij instapte, zei hij dat hij verbaasd was dat ik een nieuwe auto had en niet meer die BMW. Hij zei er meteen achteraan dat ik ook niet dezelfde vrouw was als degene die hij had verwacht. Ik wist namelijk van [medeverdachte] dat er voor mij een andere vrouw was geweest die voor [medeverdachte] heeft gereden.
Ritten: bakengegevens, camerabeelden, navigatiegegevens en telefoongegevens (chronologisch)
10. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit 7 februari 2018 naar Stuttgart’ van 12 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 040205 en 040207):
Uit de bakengegevens bleek dat de Mercedes Benz met kenteken [kenteken 2] op woensdag 7 februari 2018 te 03:30:04 uur in beweging kwam en vertrok vanuit de Duitse plaats Twist. Vervolgens bleek uit de bakengegevens dat de Mercedes Benz omstreeks 07:17 uur en 07:54 uur een langdurige stop had gemaakt bij een Shell tankstation, gelegen aan [adres 5] te Duitsland plaatsvond. Op camerabeelden was te zien dat [medeverdachte] uit de Mercedes Benz stapte om te tanken. Omstreeks 07:17 uur kwam er een donkerkleurige BMW aanrijden. Uit de BMW stapte een vrouw welke vermoedelijk [verdachte] geboren op 12-05-1960 betrof. Na de stop bij het Shell tankstation vervolgde de Mercedes zijn weg richting Stuttgart. Om 09:50:07 uur reed de Mercedes op de Wildparkstrasse te Stuttgart. Tussen 10:00 uur en 10:29 uur stond de Mercedes Benz langdurig stil aan de Bauernwaldstrasse te Stuttgart-Botnang. Tevens bleek uit de bakengegevens dat de Mercedes Benz Stuttgart te 10:35 uur had verlaten.
11. Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 11 juni 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 020209):
A: Ik heb verschillende ritten gemaakt, verschillende plaatsen bezocht. Als dat een plaats was waar ik niet zo bekend was reed ik achter hem aan.
V: Kunt u zich de plaatsen nog herinneren?
A: (…) Berlijn, (…).
V: In welke auto reed U dan eigenlijk?
A: In de BMW X5.
O: Volgens ons onderzoek is [medeverdachte] op woensdag 7 februari 2018 omstreeks 07:16 uur gestopt bij een wegrestaurant/ tankstation Shell, Serway-tank und Rast Buttelborn. Dat is op de snelweg als je richting Stuttgart rijdt. [medeverdachte] is daar geweest met zijn personenauto van het merk Mercedes Benz gekentekend [kenteken 2] . Na bestuderen van de beelden maken wij op dat u, nadat [medeverdachte] daar arriveert, circa 1 minuut na [medeverdachte] , aldaar komt met een personenauto. U stopt achter hem en gaat tanken. De personenauto waarmee u aldaar komt is een BMW, type X5.
V: Herkent u uzelf op de foto?
A: Ja.
12. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit 7 februari 2018 van [verdachte] naar Stuttgart’ van 21 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 040270):
Ik zie aan de gegevens dat de Garmin uit de BMW X5 van [verdachte] op woensdag 7 februari 2018 om 10.15 uur is aangezet. Het navigatiesysteem bevond zich op dat moment in Duitsland aan [adres 6] te Stuttgart.
13. Proces-verbaal van bevindingen ‘Berlijn 8 februari 2018’ van 14 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 0050228 t/m 0050230):
Uit de bakengegevens blijkt dat de Mercedes Benz gekentend [kenteken 2] op donderdag 8 februari 2018 te 03:39:48 uur in beweging komt en vertrekt vanuit de Duitse plaats Twist. Vervolgens blijkt uit de bakengegevens dat de Mercedes omstreeks 07:09 uur en 07:14 uur een langdurige stop maakt bij een Shell tankstation, gelegen in de plaats Möckern-Theessen te Duitsland plaatsvond. Na de stop bij het Shell tankstation vervolgt de Mercedes Benz zijn weg om vervolgens te 09:07 uur Berlijn-Nikolasse binnen te rijden. Tevens blijkt uit onderstaande bakengegevens dat de Mercedes enkele keren langdurig stopt in Berlijn. Tevens blijkt uit de bakengegevens dat de Mercedes Berlijn te 12:15 uur via de A115 weer verlaat.
Op de Duitse tap bleek dat het telefoontoestel met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij verdachte [medeverdachte] , op donderdag 8 februari 2018 te 10:22 uur is geregistreerd op de (telecom) mast Storkowerstrasse Pankow te Berlijn en omstreeks 11:17 uur op de (telecom) mast Martin Lutherstrasse te Berlijn.
14. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit van [verdachte] naar Berlijn op 8 februari 2018’ van 21 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 050261 en 050262):
Op donderdag 8 februari 2018 zie ik aan de gegevens dat de Garmin uit de BMW X5 van [verdachte] om 10.54 uur zich bevindt in Duitsland, Berlijn in de buurt van de Harzerstrasse. Om 11.00 uur bevindt verdachte [verdachte] zich aan de Elsenstrasse; dit is nog steeds in de buurt van de Harzerstrasse. Om 12.00 uur bevindt de Garmin zich in de buurt van Stahnsdorf, aan de westkant van Berlijn op terugweg in Stahnsdorf. Uit het PV van de rit van verdachte [medeverdachte] op 8 februari 2018 naar Berlijn blijkt het volgende:
Op de camerabeelden is te zien dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte] zich tussen 7.09 uur en 8.09 uur bevinden bij het tankstation Möckern Theessen in Duitsland waar zij
gezamenlijk komen aanrijden. De verdachte [medeverdachte] bevindt zich op 8 februari 2018 omstreeks 10.57 uur ook aan de Harzerstrasse in Berlijn.
15. Proces-verbaal van bevindingen ‘camerabeelden [naam 4] ’ van 14 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 050235):
Uit onderzoek is gebleken dat het voertuig van verdachte [medeverdachte] , een Mercedes Benz gekentekend [kenteken 2] , op donderdag 8 februari 2018 tussen 07:00 en 08:00 een langdurige stop heeft gemaakt op voornoemde locatie. Ik zag op de camerabeelden dat de Mercedes [kenteken 2] werd bestuurd door de mij ambtshalve bekende [medeverdachte] , tevens eigenaar van de auto. Ik zag een tweede voertuig, een BMW gekentekend [kenteken 3] , welke werd bestuurd door de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Uit de camerabeelden blijkt dat beide voertuigen en personen bij elkaar horen en samen aankomen en vertrekken.
16. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit naar Stuttgart 14 februari 2018’ van 20 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 040322 t/m 040324):
Uit de bakengegevens bleek dat de Mercedes Benz met kenteken [kenteken 2] op woensdag 14 februari 2018 te 03:33:00 uur in beweging kwam en vertrok vanuit de Duitse plaats Twist en onderweg was richting Stuttgart. Uit analyse van de bakengegevens bleek dat de Mercedes omstreeks 07:08 uur tot omstreeks 07:41 uur een langdurige stop had gemaakt bij een Shell tankstation aan de L67 Pfungstadt-West te Duitsland. Na de stop bij de Shell tankstation aan de L67 Pfungstadt-West vervolgde de Mercedes zijn weg richting Stuttgart. Op woensdag 14 februari 2018 omstreeks 09:32 uur reed de Mercedes op Ludwigsburger strasse te Stuttgart. Tussen 09:51 uur en 09:54 uur stond de Mercedes Benz stil aan de Meisenweg 6 te Fellbach. Na de stop aan de Meisenweg te Fellbach vervolgde de Mercedes Benz zijn weg waarna hij op woensdag 14 februari 2018 een langdurige stop maakte tussen 09:58 uur en 10:09 uur.
Op de Duitse tap bleek dat op woensdag 14 februari 2018 te 10:01 uur [medeverdachte] werd gebeld door telecommunicatienummer op naam van [verdachte] . Dit betreft een gesprek welke niet werd opgenomen. Na de stop aan de Hintere strasse te Fellbach vervolgde de Mercedes Benz zijn weg waarna hij een stop maakte bij tankstation OMV tussen 10:12 uur en 10:15 uur. Tevens bleek uit de bakengegevens dat de Mercedes Benz Stuttgart omstreeks 10:36 uur verliet. Uit onderzoek bleek dat hier een Aral Tankstation was gevestigd.
17. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit [verdachte] naar Stuttgart op 14 februari 2018’ van
21 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 040338 en 040339):
Op woensdag 14 februari 2018 zie ik aan de gegevens dat de Garmin uit de BMW X5 van [verdachte] om 09.04 uur aangezet wordt en dat de Garmin zich dan bevindt in Fellbach, Stuttgart. Om 11.57 uur bevindt de Garmin zich bij een Total tankstation in Lorsch langs de snelweg 67 op de terugweg. Om 13.38 uur zie ik dat het navigatiesysteem op [adres 7] is en daar blijft stilstaan tot 14.15 uur. Uit de Duitse tap blijkt dat op woensdag 14 februari 2018 te 10:01 uur [verdachte] belt met [medeverdachte] . Er komt geen gesprek tot stand. Daarna vertrekt [verdachte] uit Stuttgart. Uit de bakengegevens van [medeverdachte] blijkt dat hij tussen 13:38 uur en 14:13 uur op dezelfde parkeerplaats in Bad Honnef is als [verdachte] .
18. Proces-verbaal van bevindingen ‘Rostock 15 februari 2018’ van 5 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 020182 en 020183):
Uit de bakengegevens blijkt dat de Mercedes Benz gekentekend [kenteken 2] op donderdag 15 februari 2018 te uur in beweging komt, vertrekt vanuit de Duitse plaats Twist en naar Rostock rijdt. Tevens blijkt uit de bakengegevens dat de Mercedes Benz enkele keren in Rostock stilstaat, doch dat deze stops niet langdurig zijn, met uitzondering van de onderstaande twee stops te 08:32:36 uur en 08:41:37 uur. Op donderdag 15 februari 2018 te 08:49:38 uur belt [verdachte] naar het telefoonnummer dat in gebruik is bij de verdachte [medeverdachte] . Het telefoongesprek komt niet tot stand, maar op het moment van bellen maakt het telefoontoestel van [medeverdachte] gebruik van mastlocatie Stadtweide, Biestower weg te Kritzmow te Rostock. Uit de bakengegevens blijkt dat de Mercedes op het moment dat verdachte [medeverdachte] wordt gebeld, over de B103, Warnow-West te Kritzmow, Landkreis Rostock rijdt. Vervolgens blijkt uit de bakengegevens dat de Mercedes Benz Rostock weer verlaat.
19. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit naar Rostock op 15 februari 2018 [verdachte] ’ van
21 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 020196):
Op donderdag 15 februari 2018 zie ik aan de gegevens dat de Garmin uit de BMW X5 van [verdachte] om 05.30 uur aangezet wordt en dat de Garmin zich dan in Oyten, net voorbij Bremen bevindt. Om 7.02 uur wordt het navigatiesysteem uitgezet en dan bevindt deze zich op een parkeerplaats langs snelweg 20 bij Niendorf, in de richting van Rostock. Dan zie ik dat de Garmin wordt aangezet om 8.52 uur en dat deze zich bevindt in Rostock aan de Kärntnerstrasse waarna de auto weer terugrijdt. Om 10.50 uur bevindt de Garmin zich in Seevetal, vlakbij Hamburg. Om 12.10 uur zie ik dat de Garmin wordt uitgezet. De Garmin is dan bij Oldenburg.
20. Schriftelijk bescheid, inhoudende de weergave van een tapgesprek van 15 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 020245):
Beller: [telefoonnummer 1] Datum: 15-02-2018 Gebelde: [telefoonnummer 2]
t.n.v. [medeverdachte] t.n.v. [verdachte]
[medeverdachte] : eeeh wat je daar hebt he...
[medeverdachte] : kun je daar even opkijken hoe vaak je Top hebt, dat staat er op... hoevaak je Top of Norm hebt... Norm
NNV1639: oh... ja... moet ik even kijken
[medeverdachte] : kun je dat?
NNV1639: jawel dat kan ik wel... bel ik je zo wel even weer
[medeverdachte] : kijk want dat moet euh.... hier kort bij blijven
[medeverdachte] : noh... maar dat moet ik zo even weten want daar vraagt hij naar... Top of... en of daar staat norm op
NNV1639: ja... oké... nou ik zou zo wel even kijken
21. Proces-verbaal van bevindingen ‘Berlijn 25 februari 2018’ van 6 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 050313):
Op zaterdag 24 februari 2018 te 16:53:20 uur belt verdachte [medeverdachte] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , welke in gebruik is bij de verdachte [verdachte] . Tijdens dit telefoongesprek voert de verdachte [medeverdachte] het gesprek met [naam 5] , zijnde de zoon van [verdachte] . In het gevoerde telefoongesprek deelt verdachte [medeverdachte] mede dat hij morgen nog even weg moet. Op zondag 25 februari 2018 te 10:55:05 uur maakt het door verdachte [medeverdachte] gebruikte telefoonaansluiting [telefoonnummer 1] gebruik (ruwe data) van een mastlocatie welke is gelegen aan de Friedrichstadt, Potsdamer Strasse. Blijkens Google maps is de Potsdamer Strasse (Friedrichstadt) gelegen in Berlijn.
22. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit Berlijn 25 februari 2018’ van 1 november 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 050316 en 050318):
Op zondag 25 februari 2018 zie ik aan de gegevens dat de Garmin uit de BMW X5 van [verdachte] om 07:57 uur is aangezet. De locatie betreft de autobaan A2/ E30, net voorbij een parkeerplaats in de nabijheid van Brandenburg an der Havel, Duitsland. Om 07:59 uur is de locatie autobaan A21 E30 in de nabijheid van Brandenburg an der Havel, Duitsland. Er is een verplaatsing zichtbaar in westelijke rijrichting (richting Berlijn). Om 10:41 uur is er pas weer een locatiemelding, de [adres 8] te Berlijn. Dit is een straat in het centrum van Berlijn.
Op zondag 25 februari 2018 te 10:55:05 uur maakt de door verdachte [medeverdachte] gebruikte telefoonaansluiting [telefoonnummer 1] gebruik (ruwe data) van een mastlocatie welke is gelegen aan de Friedrichstadt, Potsdamer Strasse. Dit betreft het centrum van Berlijn.
23. Proces-verbaal van bevindingen ‘Stuttgart 1 maart 2018’ van 30 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 040341 t/m 040345):
Op dinsdag 27 februari 2018 te 14:00:44 uur belt [medeverdachte] naar het telefoonnummer dat in gebruik is bij [verdachte] . In het gevoerde telefoongesprek geeft [verdachte] aan dat zij morgen wel meegaat, maar dat zij absoluut voorlopig geen lange ritten meer mag doen en dat zij [medeverdachte] morgen niet in de steek laat. Uit de bakengegevens blijkt dat de Mercedes Benz gekentekend [kenteken 2] op donderdag 1 maart 2018 te 03:12 uur in beweging komt en vertrekt vanuit de Duitse plaats Twist. Op donderdag 1 maart 2018 te 03:24:24 uur belt [verdachte] naar het telefoonnummer dat in gebruik is bij [medeverdachte] . In het gevoerde telefoongesprek geeft [verdachte] aan dat zij zich heeft verslapen en dat zij nu wegrijdt.
Uit analyse van de bakengegevens blijkt dat de Mercedes Benz tussen 09:24 uur en 09:49 uur een langdurige stop maakt bij het tankstation/wegrestaurant Wunnenstein West gelegen aan de A81 is geweest. Vervolgens blijkt uit de bakengegevens van de Mercedes Benz dat hij Stuttgart omstreeks 10:08 uur binnenrijdt.
Op donderdag 1 maart 2018 te 10:32:29 uur belt [verdachte] naar het telefoonnummer dat in gebruik is bij [medeverdachte] . Het telefoongesprek tussen beiden komt niet tot stand. Op het moment dat [medeverdachte] wordt gebeld, maakt zijn telefoontoestel gebruik van de mastlocatie Nöllenstrasse te Stuttgart.
Op donderdag 1 maart 2018 te 10:40:09 uur belt [medeverdachte] naar het telefoonnummer dat in gebruik is bij [verdachte] . In het gevoerde telefoongesprek vraagt verdachte [medeverdachte] of “hij” (3e persoon) bij [verdachte] heeft betaald. Op het moment dat verdachte [medeverdachte] belt maakt zijn telefoontoestel gebruik van de mastlocatie Regerstrasse te Stuttgart.
Op het moment dat [medeverdachte] telefonisch contact heeft met [verdachte] , bevindt het baken van de Mercedes Benz zich in Stuttgart aan de Vivaldiweg en staat de Mercedes Benz daar voor langere tijd stil. Uit de bakengegevens van de Mercedes Benz blijkt dat [medeverdachte] Stuttgart omstreeks 10:50 uur weer verlaat.
24. Proces-verbaal van bevindingen ‘rit [verdachte] op 1 maart 2018 naar Stuttgart’ van
21 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 040362):
Op donderdag 1 maart 2018 zie ik aan de gegevens dat de Garmin uit de BMW X5 van [verdachte] om 06.38 uur is aangezet en na 3 minuten weer uitgezet wordt. De Garmin bevindt zich dan in Sessenhausen op een parkeerplaats langs Autobahn 3. Vervolgens zie ik dat de Garmin om 10.31 uur weer aangezet wordt en dat de Garmin op de Furtwänglerstrasse (K9501) in Stuttgart is en dat de Garmin ook meteen weer uitgezet wordt. Om 10.33 uur wordt de Garmin weer aangezet. De auto met de Garmin rijdt dan Stuttgart uit en is om 11.41 uur op terugweg en bevindt zich bij Sinsheim. Daarna zie ik op de Garmin dat deze niet beweegt tussen 14.15 uur en 14.44 uur en zich op de parkeerplaats Mogendorf bevindt, langs de A3. Om 17.15 uur wordt de Garmin uitgezet en dan is het navigatiesysteem in Samern langs de A31 vlakbij Schüttorf.
25. Proces-verbaal van bevindingen ‘camerabeelden 1 maart 2018 tankstation en wegrestaurant Wunnenstein West’ van 30 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 040353):
De ontvangen Dvd’s bevatte de veiliggestelde camerabeelden van het tankstation/wegrestaurant Wunnenstein West van donderdag 1 maart 2018. Op de camerabeelden zag ik dat een grijze kleurige Mercedes Benz, type B-klasse (soortgelijk als die van verdachte [medeverdachte] ) bij het tankeiland stilstond. Naast deze Mercedes Benz stond een personenauto van het merk BMW, type X5, donker van kleur (soortgelijk als die van verdachte [verdachte] ). Nadat beide voertuigen hebben getankt en de verdachte [medeverdachte] en [verdachte] in de shop de rekeningen hebben voldaan rijden beide voertuigen weg bij het tankeiland. In het restaurant nemen [verdachte] en [medeverdachte] plaats aan een tafel. Niet veel later neemt [naam 3] ook plaats aan dezelfde tafel.
26. Proces-verbaal van bevindingen ‘Berlijn 5 maart 2018’ van 29 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 050322 t/m 050326):
Uit de bakengegevens blijkt dat de Mercedes Benz gekentekend [kenteken 2] op maandag
5 maart 2018 te 03:29:43 uur in beweging komt en vertrekt vanuit de Duitse plaats Twist en op het Autohof in Möckern-Theessen gedurende ongeveer driekwartier stilstaat (van 06:45:28 tot 07:27:08 uur). Uit de camerabeelden blijkt dat in de Mercedes twee personen bevonden, waaronder de bestuurder [medeverdachte] en als passagier zijn vrouw [naam 3] . Vervolgens blijkt uit de bakengegevens dat de Mercedes Benz om 09:04:54 in Berlijn aankomt met tussendoor een paar korte stops. Uit deze bakengegevens blijkt vervolgens dat deze stops niet langdurig zijn, met uitzondering van de stop aan de Linkstrasse van 09:18:36 uur tot 09:33:37 uur. Vervolgens blijkt uit de bakengegevens dat de Mercedes tussen 09:43:33 en 10:04:40 uur aan de Willdenowstrasse in Berlijn bevindt. Vervolgens blijkt uit de bakengegevens dat de Mercedes tussen 10:05:46 en 10:07:46 uur nog een stop maakt van 2 minuten aan de Mullerstrasse en Seestrasse.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van doorzoeking boxen [opslag] van 9 mei 2018, pagina 0010440.
2.Proces-verbaal van bevindingen tijdens doorzoeking van de woning van [verdachte] te Itterbeck van 3 juli 2018, pagina 020434.