3.1.De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
a. De gemeente is eigenaar van een perceel grond aan [het adres 2] in Almelo met kadastrale aanduiding [1] (hierna: “het perceel”). Het perceel is in 1979 aan de gemeente verkocht en geleverd door de vader van [A] , de heer [B] (hierna: “ [B] ”).
Gelijktijdig met de verkoop en levering van dit perceel, heeft [B] ook een perceel met kadastrale aanduiding [2] aan de gemeente verkocht en geleverd. De gemeente heeft op haar beurt tegelijkertijd een perceel met kadastrale aanduiding [3] aan [B] verkocht en geleverd.
In de notariële leveringsakte van 27 december 1979 is neergelegd dat [B] en de gemeente bij de verkoop van het perceel het volgende zijn overeengekomen (pagina 4, artikel 11): “
[ [B] ] behoudt het gratis voortgezet gebruik van voormeld perceel Sectie [1] , zulks tot het tijdstip dat de Gemeente dit perceel nodig heeft voor de aanleg van het park; bij beëindiging van laatstbedoeld gebruik zal de Gemeente [ [B] ] tijdig daarvan in kennis stellen”.
In de koopovereenkomst tussen [B] en de gemeente van 1 februari 1979 is met betrekking tot het perceel het volgende opgenomen:
“7. De gemeente verkrijgt de beschikking over het perceel kadastraal bekend gemeente Ambt-Almelo, sectie [2] , zodra zij met de voorbereidende werkzaamheden beginnen ter realisering van het bestemmingsplan Groeneveld, terwijl [ [B] ] het gratis voortgezet gebruik behoudt van het perceel, gemeente Ambt-Almelo, sectie [1] , zulks tot het tijdstip dat de gemeente het nodig heeft voor de aanleg van het park. Bij beëindiging van laatstgenoemd gebruik zal de gemeente hem voortijdig in kennis stellen. (…)
9. De bij het bestemmingsplan Groeneveld behorende bebouwingsvoorschriften ten aanzien van de bestemming “Park” luiden als volgt:
A. de terreinen aangewezen voor park zijn bestemd voor de aanleg van plantsoenen, gazons, tuinen, vijvers, bermen en andere doeleinden van passieve en actieve recreatie, alsmede voor de oprichting, c.q. de aanleg, van bij deze bestemming passende andere bouwwerken en andere werken.
B. op deze terreinen mogen mede gebouwen worden opgericht ten dienste van de aan de grond gegeven bestemming, zoals bergingen voor gereedschappen, terreinattributen, volières en schuil- of stalplaatsen voor dieren (…)”.
[B] is in 2002 overleden. Eisers zijn de erfgenamen in de nalatenschap. Het perceel bevindt zich nabij de woning van eiser 1 aan [het adres 1] .
De gemeente heeft bij brief aan [A] van 24 september 2020, voor zover nodig het gebruiksrecht op het perceel opgezegd per 1 november 2020. Daarbij heeft de gemeente aan [A] meegedeeld dat zij het perceel nodig heeft voor de aanleg van het park.
De gemeente heeft het perceel bij overeenkomst van 27 mei 2021 verkocht aan het Waterschap Vechtstromen, dat sinds 1992 kantoor houdt op het aangrenzende perceel aan de Kooikersweg 1. In de bewuste verkoopovereenkomst is onder meer vastgelegd: dat het waterschap over te weinig parkeerplaatsen beschikt en het aantal parkeerplaatsen wil uitbreiden op een gedeelte van het perceel;dat de gemeente het perceel wil omvormen tot een parkachtige omgeving, maar daarvoor geen middelen tot haar beschikking heeft;dat de gemeente en het waterschap voornemens zijn om het perceel om te vormen tot parkachtige omgeving en dat het perceel ook kan dienen ter uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen van het waterschap;dat de koopprijs is bepaald op één euro, en dat de kosten voor de omvorming van het perceel voor rekening komen van het waterschap;en dat het waterschap een definitief ontwerp voor de omvorming van het perceel ter goedkeuring aan de gemeente zal voorleggen.
In het definitieve ontwerp voor de omvorming van het perceel van 2 december 2021 zijn 85 parkeerplaatsen ten behoeve van het waterschap inbegrepen.