In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 13 oktober 2022, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van [naam vennootschap] B.V. tegen het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Het geschil betreft de vraag of de gemeente Almelo meer informatie mag opvragen van verzoekster dan noodzakelijk is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bestede Wmo-gelden. Verweerder had op 5 juli 2022 een besluit genomen waarin verzoekster werd gelast om bepaalde gegevens aan te leveren, met een dreiging van dwangsommen bij niet-naleving. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor onomkeerbare gevolgen van het verstrekken van de gevraagde informatie, waaronder reputatieschade en negatieve impact op lopende aanbestedingen.
De voorzieningenrechter heeft op 30 september 2022 de zaak behandeld en geconcludeerd dat het spoedeisend belang van verzoekster voldoende is onderbouwd. De rechter oordeelt dat de vraag of verweerder recht heeft op de gevraagde informatie een nadere beoordeling vereist, waarvoor de voorlopige voorziening-procedure zich niet leent. De voorzieningenrechter schorst daarom het besluit van 5 juli 2022 tot zes weken na de beslissing op bezwaar, zodat de rechtsgang kan worden afgewacht. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,- en moet het betaalde griffierecht worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij het opvragen van informatie door bestuursorganen, vooral in situaties waar reputatie en financiële gevolgen op het spel staan.