ECLI:NL:RBOVE:2022:2978

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
08-007641-22 (feit 3 was oorspronkelijk feit 2 in 0858355-20), 21-004007-19 (tul), 08-068211-22, 08-109674-22, (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor geweldsdelicten, bedreiging en het bezit van valse bankbiljetten

Op 17 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man is schuldig bevonden aan verschillende geweldsdelicten, waaronder openlijke geweldpleging tegen een verstandelijk beperkte man, bedreiging van zijn vader met de dood en het bezit van valse bankbiljetten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander zonder enige reden geweld heeft uitgeoefend op het slachtoffer, wat de rechtbank als bijzonder ernstig beschouwde. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd zijn vader aan te rijden met een auto en hem via WhatsApp met de dood bedreigd. Tijdens een woordenwisseling op straat heeft hij ook een voorbijganger met een machete bedreigd. Naast de gevangenisstraf is de man verplicht om een schadevergoeding van €880,97 te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de achtergrond van de verdachte, waaronder een antisociale persoonlijkheidsstoornis, meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-007641-22 (feit 3 was oorspronkelijk feit 2 in 0858355-20), 21-004007-19 (tul), 08-068211-22, 08-109674-22, (ttz. gev.) (P)
Datum vonnis: 17 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI De Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 juli 2022 en 3 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C Y. Huang en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.S. Wibbelink, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-109674-22
op 28 december 2021 samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
parketnummer 08-007641-22
feit 1:op 8 januari 2022 heeft geprobeerd zijn vader [slachtoffer 2] (verder ook: vader) zwaar te mishandelen, dan wel dat hij zijn vader heeft bedreigd met de dood of met zware mishandeling;
feit 2:in de periode van 8 januari 2022 tot en met 9 januari 2022 zijn vader heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling;
feit 3:op 26 december 2019 valse bankbiljetten in voorraad heeft gehad met de bedoeling om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven;
parketnummer 08-068211-22
feit 1:op 16 maart 2022 [slachtoffer 3] heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling;
feit 2:op 16 maart 2022 een verboden wapen, te weten een machete/mes, op de openbare weg bij zich had.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
parketnummer 08-109674-22
hij op of omstreeks 28 december 2021 te Enschede openlijk, te weten op/aan de Parallelweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan in/op/tegen het gezicht/hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) schoppen en/of trappen in/op/tegen de knie en/of de hand, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] ;
parketnummer 08-007641-22
1.
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (verdachtes vader) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met snel verhogende snelheid, althans met enige snelheid, is toe- en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 januari 2022 te Enschede [slachtoffer 2] (verdachtes vader) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met snel verhogende snelheid, althans met enige snelheid, is toe- en/of ingereden op voornoemde [slachtoffer 2] ,;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 januari 2022 tot en met 9 januari 2022 te Enschede en/of Borne, in elk geval in het arrondissement Oost-Nederland (telkens) [slachtoffer 2] (verdachtes vader) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (middels app en/of indirect) dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken, geloof me" en/of "als ik hier uit ben dan maak ik za allebei dood, dan is het klaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 26 december 2019 te Enschede en/of te Borne, althans in Nederland, opzettelijk een of meer bankbiljetten van vijftig euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
parketnummer 08-068211-22
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Enschede [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
- een mes/machete, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (duidelijk) zichtbaar aanwezig te hebben voor die [slachtoffer 3] en/of (daarbij) met dat/die mes/machete, althans scherpe en/of puntige voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3] te steken/slaan/zwaaien en/of
- die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen "I remember your face, i'm gonna kill you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 16 maart 2022 te Enschede een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete/mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten per parketnummer bespreken.
4.1
Parketnummer 08-109674-22 (openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] )
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 december 2021 wordt aangever [slachtoffer 1] op straat in Enschede achtervolgd door een auto. De auto stopt naast [slachtoffer 1] . De bijrijder van de auto, [getuige 1] , stapt uit en schopt [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] rent weg en wordt achtervolgd door [getuige 1] . [getuige 1] geeft [slachtoffer 1] een duw, waardoor [slachtoffer 1] ten val komt. Verdachte, de bestuurder van de auto, is intussen ook uitgestapt. Hij rent naar de op de grond liggende [slachtoffer 1] en schopt hem een aantal keren. Ook [getuige 1] schopt aangever nog een aantal keren.
Bewijsoverwegingen en conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 juli 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 29 december 2021, pagina 4-6 uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600–2021605949.
4.2
Parketnummer 08-007641-22 (poging doodslag/zware mishandeling en bedreiging van vader en vals geld)
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Het onder 2 ten laste gelegde kan gedeeltelijk bewezen worden verklaard, te weten de bedreiging met de zinsnede ‘Ik ga je doodmaken, geloof me’, die verdachte per whatsappbericht aan zijn vader stuurde. Voor de andere bedreiging, de woorden ‘als ik hier uit ben dan maak ik ze allebei dood, dan is het klaar’, dient vrijspraak te volgen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd.
Het onder 1 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Bij feit 2 dient conform de vordering van de officier van justitie gedeeltelijke vrijspraak te volgen met bewezenverklaring van het overige.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om het vervalste geld uit te geven.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
- Feit 1
Verdachte rijdt op zaterdag 8 januari 2022 als bestuurder van een auto, met [getuige 1] als bijrijder, naar het huis van zijn ouders in Enschede. Verdachtes vader staat voor de voordeur van zijn huis. Verdachte rijdt met een snelheid van ongeveer 30 tot 35 kilometer per uur op zijn vader af, over de stoep en door de voortuin. [getuige 1] trekt aan het stuur en voorkomt zo dat verdachte zijn vader raakt. Verdachte was, in zijn eigen woorden, woest en heeft verklaard dat het zijn intentie was zijn vader dood te rijden.
- Feit 2
Enkele minuten later stuurt verdachte een whatsappbericht aan zijn vader met de tekst ‘ik ga je doodmaken, geloof me’. Vader heeft dat bericht ontvangen en gelezen.
Bewijsoverwegingen en conclusie
De rechtbank is, in navolging van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het onderdeel van de tenlastelegging “als ik hier uit ben dan maak ik ze allebei dood, dan is het klaar”, een uitspraak van verdachte tijdens het politieverhoor waarbij vader niet aanwezig was en waarvan hij evenmin kennis heeft gekregen, niet bewezenverklaard kan worden. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dat gedeelte van de tenlastelegging.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het als feit 1 ten laste gelegde en partieel van het als feit 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, behoudens de passage waarvan de rechtbank zal vrijspreken – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen [2] :
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 juli 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 10 januari 2022, pagina’s 49-52;
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 8 januari 2022, pagina’s 53-56.
Feit 3
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte wordt op 26 december 2019 in Enschede aangehouden. Bij insluiting in het arrestantencomplex in Borne heeft hij een aantal zichtbaar valse biljetten van vijftig Euro bij zich.
Bewijsoverwegingen en conclusie
Verdachte verklaart dat hij niet de intentie had om dit valse geld uit te geven. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte heeft geprobeerd het valse geld te gebruiken als echt geld. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte het oogmerk had om de bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven en zal verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.
4.3
Parketnummer 08-068211-22 (bedreiging en machete)
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel feit 1 als feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, nu verdachte enkel de machete heeft getoond aan aangever en daarmee geen sprake is van een bedreiging. Subsidiair bepleit de raadsvrouw partiële vrijspraak voor het tweede gedachtestreepje, de uitgesproken bedreigingen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw bepleit dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten 1 en 2
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en aangever komen elkaar op 16 maart 2022 in Enschede op straat tegen. Zij lopen dicht bij elkaar. Er is sprake van een ruzie, zoals door getuige [getuige 2] is verklaard. Verdachte en aangever lopen vervolgens uit elkaar, verdachte aan de linkerzijde van de straat en aangever in het midden van de straat. Op dat moment pakt verdachte een machete uit zijn rugtas. Verdachte loopt om aangever heen en houdt het mes ter hoogte van zijn heup met het lemmet naar achteren. Vervolgens beweegt verdachte zijn arm met de machete omhoog, tot ongeveer schouderhoogte. Hij beweegt daarbij ook zijn bovenlichaam richting aangever. Aangever houdt zijn rugtas voor zich en beweegt deze omhoog, zodat hij hem voor zijn gezicht houdt. Verdachte loopt dan weg, een steegje in, maar draait zich even later weer om. Hij haalt de machete uit de bescherming en rent dan met gestrekte arm, met de machete in zijn hand, richting aangever.
Bij zijn aanhouding direct daarna zegt hij tegen aangever ‘I remember your face, I’m gonna kill you’.
Bewijsoverwegingen en conclusie feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Naar het oordeel van de rechtbank geschiedt het onder deze omstandigheden, een ruzie, niet weglopen maar de confrontatie blijven zoeken, en op deze wijze tonen van een machete, een mes van aanzienlijke omvang, zonder meer met een dreigende intentie en met een dreigend effect. De dreiging wordt nog versterkt door de woorden die verdachte bij zijn aanhouding tegen het slachtoffer heeft geuit. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de machete gebruikte om aangever op afstand te houden en dat dit bedreigend is geweest. In redelijkheid kon hierdoor bij aangever de vrees ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Bewijsoverwegingen en conclusie feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het als feit 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen [3] :
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 juli 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 10 januari 2022, pagina’s 49-52;
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 8 januari 2022, pagina’s 53-56.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende ten laste gelegde feiten heeft begaan. Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de redengevende feiten en omstandigheden die blijken uit de bewijsmiddelen die deels hiervoor zijn opgesomd en deels zijn opgenomen in de bijlage bij het vonnis. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-109674-22
hij op
of omstreeks28 december 2021 te Enschede openlijk, te weten op/aan de Parallelweg,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan in/op/tegen het gezicht/hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] en/ofmeermalen,
althans eenmaal,(met kracht) schoppen en/of trappen in/op/tegen de knie en/of de hand
, althans het lichaamvan voornoemde [slachtoffer 1] ;
parketnummer 08-007641-22
1.
hij op
of omstreeks8 januari 2022 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (verdachtes vader) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto
met snel verhogende snelheid, althansmet enige snelheid, is toe
- en/of ingereden
opnaar voornoemde [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 8 januari 2022 tot en met 9 januari 2022 te Enschede
en/of Borne, in elk geval in het arrondissement Oost-Nederland (telkens)[slachtoffer 2] (verdachtes vader) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2]
(middels app
en/of indirect)dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken, geloof me"
en/of "als ik hier uit ben dan maak ik za allebei dood, dan is het klaar", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 08-068211-22
1.
hij op
of omstreeks16 maart 2022 te Enschede [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend
- een
mes/machete,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,(duidelijk) zichtbaar aanwezig te hebben voor die [slachtoffer 3]
en/of (daarbij) met dat/die mes/machete, althans scherpe en/of puntige voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3] te steken/slaan/zwaaienen
/of
- die [slachtoffer 3] opzettelijk dreigend de woorden toe te voegen "I remember your face, i'm gonna kill you",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks16 maart 2022 te Enschede een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete
/meszijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Toepasselijke artikelen
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 141, 285 en 302 Sr en artikel 54 Wet wapens en munitie (WWM) .
5.2
Noodweerverweer feit 1 08-068211-22
5.2.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd, zakelijk weergeven.
Verdachtes handelen bij de bedreiging met de machete werd gerechtvaardigd door een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden was. Verdachte voelde zich in het nauw gedreven. Aangever bleef hem maar aanspreken, ging dichtbij hem lopen en bleef achter hem aanlopen. Verdachte voelde zich daardoor bedreigd. Bovendien is verdachte weggelopen, waarbij aangever achter hem aan liep. Om uit de dreigende situatie te komen kon verdachte niet anders dan de machete laten zien. Aangever blijft ook dan nog achter hem aanlopen.
5.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie is dat van een noodweersituatie geen sprake is geweest. Er is door aangever slechts verbaal op verdachte gereageerd. Aangever had geen wapen, gebruikte geen geweld en vormde geen bedreiging voor verdachte.
5.2.3
De overwegingen en conclusie van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Bij de vraag of dit feit bewezenverklaard kan worden heeft de rechtbank al de feiten en omstandigheden vastgesteld. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank nog dat op het moment dat verdachte de machete pakt, hij aan de linkerzijde van de straat loopt en aangever midden op de straat. Er is slechts sprake van verbale onenigheid tussen beiden tot het moment dat verdachte ervoor kiest om de machete tevoorschijn te halen. Er is geen sprake van gedragingen van aangever die kunnen worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte.
Reeds hierom wordt het verweer verworpen.
5.3.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08-109674-22
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
parketnummer 08-007641-22
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
parketnummer 08-068211-22
feit 1
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2
de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de wet Wapens en Munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor de misdrijven een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk gevorderd, met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 26 september 2022. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijk uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht gevorderd.
Voor de overtreding vordert de officier van justitie geen straf: artikel 9a Sr kan toegepast worden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte en het feit dat een deel van de bewezenverklaarde feiten hem verminderd kan worden toegerekend. Daarom kan worden volstaan met een gevangenisstraf van zeven maanden, met daarnaast een voorwaardelijke taakstraf van 240 uur met een proeftijd van twee jaar, daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met dadelijke uitvoerbaarverklaring van deze voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Strafbare feiten
Verdachte heeft meerdere ernstige geweldsdelicten gepleegd. Hij heeft samen met iemand anders zonder enige reden geweld uitgeoefend op een verstandelijk beperkte man. Dit is des te ernstiger nu verdachte heeft verklaard dat hij aan het slachtoffer kon zien dat hij een beperking had. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Verder heeft hij geprobeerd zijn vader aan te rijden met een auto, heeft hij zijn vader in een whatsappbericht met de dood bedreigd en heeft hij bij een woordenwisseling op straat een voorbijganger met de dood bedreigd met een machete.
Ten tijde van de bedreiging met de machete was verdachte bovendien geschorst uit voorlopige hechtenis, bevolen voor de poging doodslag op zijn vader. Dit alles heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Dit weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee in de op te leggen straf.
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 15 juli 2022, waaruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, al eerder is veroordeeld voor meerdere (soortgelijke) strafbare feiten. Ook bevindt verdachte zich in een proeftijd met een voorwaardelijke gevangenisstraf na een eerdere veroordeling.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de persoon van verdachte. Uit de Pro Justitia rapportage van 1 juni 2022, geschreven naar aanleiding van het incident waarbij verdachte zijn vader probeerde aan te rijden, blijkt dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij zijn impulsbeheersing en agressiehantering matig zijn ontwikkeld als gevolg van de vroegere opvoedingssituatie. Verdachte heeft geen basisveiligheid gekend als gevolg van agressie door vader jegens moeder en de kinderen. In de rapportage wordt geconcludeerd dat verdachte weliswaar zicht heeft gehad op het wederrechtelijke van zijn handelen, maar dat hij door de antisociale persoonlijkheidsstoornis (en meer specifiek de gebrekkige impulsbeheersing en agressieve lading) verminderd in staat is geweest om zijn wil in vrijheid te bepalen. In de Pro Justitia rapportage wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De reclassering heeft in haar rapportage van 29 september 2022 geconcludeerd dat behandeling vanwege de aanwezige agressieproblematiek aangewezen is. Deze behandeling zou het best plaats kunnen vinden in een ambulant kader. Een beschermende factor vindt de reclassering in de zich ontwikkelende ontvankelijkheid van betrokkene voor verandering en behandeling. Hij heeft een negatief sociaal netwerk gekend, maar lijkt daar afstand van te hebben genomen. Verdachte lijkt zijn leven nu voor eens en altijd een positieve wending te willen geven.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Gelet op de ernst van de gepleegde misdrijven kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht dat passend en geboden. Daarbij legt de rechtbank een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op, als stok achter de deur om zijn hiervoor benoemde hernieuwde motivatie te verstevigen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor de misdrijven een gevangenisstraf van veertien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard zich aan deze voorwaarden te houden.
De reeds in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd zal op de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Gelet op de geringe ernst van de overtreding in vergelijking met de overige gepleegde strafbare feiten (misdrijven) waarvoor aan verdachte wel een straf en maatregel zullen worden opgelegd, zal voor de overtreding geen straf of maatregel worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft tijdens een proeftijd een aantal fysieke en verbale geweldsdelicten begaan. Tijdens een van deze feiten was bovendien de voorlopige hechtenis, bevolen voor een van de feiten, geschorst onder voorwaarden. De voorwaardelijke straf en de schorsingsvoorwaarden hebben verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 880,97 (zegge: achthonderdtachtig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- kosten plaatsen van raambekleding € 65,97
- kapotte broek Adidas; € 65,00
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 750,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de kapotte broek en de immateriële schade geheel voor vergoeding in aanmerking komen. In de vordering tot vergoeding van het plaatsen van raambekleding dient de benadeelde niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering voor de kapotte broek zou moeten worden gematigd tot € 30,-, nu er geen bewijs is dat de broek kapot was en wanneer deze gekocht was. De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de kosten van het plaatsen van raambekleding, nu er geen causaal verband is tussen het gepleegde feit en de schade.
De vordering voor immateriële schade moet worden gematigd tot € 300,-.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat ook de kosten voor raambekleding gelet op de omstandigheden van dit geval, als rechtstreekse schade moeten worden aangemerkt (vgl. ECLI:NL:HR:2021:840). De rechtbank neemt als omstandigheden het volgende in aanmerking. Benadeelde is een kwetsbaar persoon en dat wist verdachte, zoals hij heeft verklaard, toen hij het feit pleegde. Benadeelde woont in een beschermde woonvorm, vlakbij de plaats delict. Hij heeft hevige gevoelens van angst en onveiligheid ervaren, onder meer omdat verdachte en zijn mededader hem vanaf de straat in zijn woning zouden kunnen zien. Dit wordt bevestigd in de brief van de J.P. van den Bent stichting. Hij voelde zich niet meer veilig in zijn eigen woning en heeft enkele weken na het op hem uitgeoefende geweld raambekleding aangeschaft.
De schadepost voor immateriële schade acht de rechtbank naar redelijkheid geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 880,97 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met zeventien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden moet worden verlengd met een jaar.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de proeftijd met een jaar te verlengen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de beslissing over de vordering tenuitvoerlegging rekening met de al eerder benoemde hernieuwde motivatie van verdachte om zijn leven nu een positieve wending te geven. Zij is daarom van oordeel dat, hoewel is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf moet worden verlengd met een periode van een jaar.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9a,14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-007641-22 feit 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-109674-22, het onder parketnummer 08-007641-22 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 08-068211-22 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-109674-22
het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
parketnummer 08-007641-22
feit 1 primairhet misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 2het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
parketnummer 08-068211-22
feit 1het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2de overtreding: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, WWM.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08-109674-22, het onder parketnummer 08-007641-22 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 08- 068211-22 feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte voor de
misdrijventot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Transfore, Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener hem heeft;
- verblijft aansluitend aan zijn vrijheidsbeneming bij Stichting Onze Jongeren, Stichting Samen Zorg Twente of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zo lang de reclassering dit nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- werkt mee aan het treffen van regelingen voor zijn schulden. Verdachte geeft de reclassering daartoe inzicht in zijn financiën;
- werkt mee aan controle van het middelengebruik, indien en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat ter zake van de
overtredinggeen straf of maatregel wordt opgelegd;
Schadevergoeding 08-109674-22
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 880,97 (bestaande uit € 130,97 materiële schade en € 750,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 08-109674-22) van een bedrag van € 880,97 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2021) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 880,97, (zegge: achthonderd en tachtig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van zeventiendagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 8 november 2022;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 21-004007-19
-
verlengtde proeftijd van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2021 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf van twaalf maanden,met een jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van E. Bauhuis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-068211-22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL-0600-2022116030. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 16 maart 2022, pagina’s 3 - 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 16 maart 2022 liep ik in Enschede. Ik zag een man die ineens een groot mes in zijn hand had. Ik zag dat het een soort machete was met een lemmet van ongeveer 40 cm. Ik zag dat de jongeman de machete omhoog hield. Ik hield vervolgens de rugzak voor mij zodat ik een eventuele klap kon afweren met mijn rugzak. Ik zag dat de jongeman een slag maakte met de machete.
Ik zag dat de jongeman tijdens de aanhouding door de politie zijn hoofd in mijn richting bewoog. Ik hoorde de jongeman in het Engels naar mij praten. Ik hoorde de jongeman zeggen: ‘I remember your face, I’m gonna kill you’.
2.
Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 11 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
Op 16 maart 2022 in Enschede liet ik hem de machete zien die ik bij mij had. Ik heb de machete uit de hoes gehaald om hem te laten schrikken.
Ik heb tegen de man gezegd: ‘I remember your face’. Dit was bedoeld als een bedreiging. U vraagt mij of ik vind dat ik de man met een machete heb bedreigd. Ja, dat vind ik.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 17 maart 2022, pagina 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit de categorisering blijkt dat het een wapen betreft met meer dan één snijzijde. Het wapen betreft een machete. Het is een voorwerp waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor geen ander doel is bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Het voorwerp is aangetroffen op de openbare weg.
Uit het bovenstaande blijkt dat het wapen een voorwerp is volgens artikel 2, categorie IV sub 7 van de Wet Wapens en Munitie.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600–2021605949. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600–2021605949. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600–2022116030. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.