ECLI:NL:RBOVE:2022:3080

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
C/08/286697 / KG RK 22-405
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de gehele rechtbank ongegrond verklaard

Op 20 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van RkI Consultancy & Advies B.V. Het verzoekster, vertegenwoordigd door haar directeur, heeft het verzoek tot wraking ingediend op 27 september 2022. Dit verzoek was gericht tegen de gehele rechtbank, naar aanleiding van een Wob-besluit van de staatssecretaris van Financiën van 11 juni 2021, waartegen beroep was ingesteld. Verzoekster stelde dat de rechtbank onvoldoende zorg droeg voor de vertrouwelijkheid van haar gegevens en dat de rechtbank met haar communicatie een ander doel nastreefde dan een zorgvuldige behandeling van de ingediende beroepschriften.

De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard. In de beoordeling werd opgemerkt dat volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen individuele rechters die een zaak behandelen, en niet tegen een heel college. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten, aangezien het zich niet richtte tegen de behandelend rechter. Bovendien werd opgemerkt dat de motivering van procesbeslissingen zelden grond voor wraking kan zijn, tenzij er sprake is van vooringenomenheid, wat in dit geval niet was aangetoond.

De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/286697 / KG RK 22-405
Beslissing van 20 oktober 2022
in de zaak van
RkI Consultancy & Advies B.V.,
gevestigd in Enschede,
vertegenwoordigd door [X] (directeur),
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het Wob-besluit van de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst van 11 juni 2021. Dit beroep is bij deze rechtbank geregistreerd onder zaaknummer ZWO 21/1464 WOB.
1.2.
Op 27 september 2022 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van “
niet alleen de betrokken personen bij deze zaak maar de Rechtbank Overijssel in zijn geheel” en deze zaak via de Raad voor de Rechtspraak toe te wijzen aan een andere rechtbank.

2.De beoordeling

2.1.
Aan haar verzoek tot wraking legt verzoekster ten grondslag dat in de brieven van de rechtbank van 22 en 23 september 2022 – waarbij het verzoek van verzoekster om uitstel van de behandeling van het beroep op de zitting van 6 oktober 2022 is gehonoreerd en een vooraankondiging van een nieuwe zittingsdatum op 7 december 2022 is gedaan – ten onrechte niet is ingegaan op haar eerder, tegelijk met het uitstelverzoek gedane verzoek om een terugkoppeling te geven op de melding van verzoekster, kort gezegd, dat de rechtbank de vertrouwelijkheid van de gegevens van verzoekster onvoldoende beschermt. Volgens verzoekster kan zij daardoor niet anders concluderen dan dat de rechtbank met deze brieven een ander doel nastreeft dan een zorgvuldige, adequate en onafhankelijke behandeling van de bij haar ingediende beroepschriften en dat zij niet vertrouwelijk omgaat met de gegevens die een van de partijen in het kader van een zaak aanlevert.
2.2.
Het verzoek is ongegrond. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
2.3.
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.4.
In de bestuursvergadering van 10 november 2020 is het “Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel” (hierna: het Wrakingsprotocol) vastgesteld. Het Wrakingsprotocol is op 1 april 2021 in werking getreden en bevat de uitgangspunten die de rechtbank Overijssel in acht neemt bij de behandeling van een verzoek om wraking.
Artikel 5 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college.
2.5.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat een wrakingsverzoek slechts betrekking kan hebben op elk van de rechters die een zaak behandelen. Onder het “behandelen van een zaak” valt elke rechterlijke bemoeienis met een zaak, van welke aard en omvang dan ook. Wraking van een heel college is niet mogelijk (HR 18 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:AD2977). Daarnaast stelt de wrakingskamer vast dat het verzoek zich niet richt tegen de behandelend rechter. Aan het bepaalde in artikel 8:15 Awb wordt dan ook niet voldaan.
2.6.
Voor zover het verzoek gericht is tegen de motivering van de uitstelbeslissing, overweegt de wrakingskamer dat zij – gezien het gesloten stelsel van rechtsmiddelen – geen oordeel mag geven over de juistheid van de motivering van (proces)beslissingen, tenzij de motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden opgevat dan dat de beslissing met vooringenomenheid van de rechter is gegeven. Kortom: een rechterlijke (proces)beslissing als zodanig is nooit grond voor wraking, de motivering van een dergelijke beslissing zelden (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Het enkele gegeven dat in de brieven van de rechtbank van 22 en 23 september 2022 niet is gerefereerd aan het verzoek van verzoekster om de vertrouwelijkheid van haar gegevens te beschermen is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. Verzoekster heeft dit verder ook niet toegelicht.
2.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek op de voet van artikel 5 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol kennelijk ongegrond is.

3.De beslissing

De wrakingskamer
- verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. U. van Houten, C. Verdoold en H. Manuel, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022.
de griffier, de voorzitter,
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.