ECLI:NL:RBOVE:2022:3156

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
10122896 \ CV EXPL 22-2211
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op privacy door cameratoezicht op gezamenlijk terrein

In deze zaak huren beide partijen een etage van hetzelfde gebouw en het bijbehorende terrein. Gedaagde heeft twee camera's geïnstalleerd die gericht zijn op het terrein. Eiser stelt dat hij zijn woning niet kan betreden of verlaten zonder in beeld van de camera's te komen, wat volgens hem een inbreuk op zijn privacy vormt. Hij vordert de verwijdering van de camera's en een verbod op het plaatsen van nieuwe camera's, onder dreiging van een dwangsom. De kantonrechter oordeelt dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en dat er sprake is van een inbreuk op zijn privacy. Echter, het belang van gedaagde bij het gebruik van de camera's weegt zwaarder dan het belang van eiser bij bescherming van zijn privacy. Daarom wordt geoordeeld dat er geen onrechtmatige inbreuk op de privacy van eiser is en worden de vorderingen afgewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 4 oktober 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 oktober 2022. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl gedaagde ook met haar gemachtigde verscheen. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en uiteindelijk vonnis gewezen. De feiten tonen aan dat eiser de bovenste etage huurt en gedaagde de begane grond voor haar onderneming. De camera's zijn geïnstalleerd voor beveiligingsdoeleinden, omdat gedaagde eerder problemen heeft gehad met vandalisme. De kantonrechter concludeert dat de inbreuk op de privacy van eiser minimaal is en dat het gebruik van de camera's proportioneel is. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10122896 \ CV EXPL 22-2211
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [bedrijfsnaam] ,
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D.F. Briedé.

1.Samenvatting

1.1.
Partijen huren beiden een etage van hetzelfde gebouw en huren beiden (volledig) het bij het gebouw behorende terrein. [gedaagde] heeft twee camera’s in gebruik die gericht zijn op het terrein. [eiser] stelt dat hij zijn woning niet in of uit kan zonder in beeld van de camera’s te lopen en dat dit een inbreuk is op zijn privacy. Hij vordert onder meer verwijdering van de camera’s en een verbod op het plaatsen van nieuwe camera’s op straffe van een dwangsom.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is er sprake van een inbreuk op de privacy van [eiser] , maar weegt het belang van [gedaagde] bij het gebruik van de camera’s zwaarder dan het belang van [eiser] bij bescherming van zijn privacy. Er is daarom geen sprake van een onrechtmatige inbreuk op de privacy van [eiser] . De vorderingen worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 oktober 2022 met producties,
- de mondelinge behandeling op 17 oktober 2022, waarbij [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. J.M.E.F. Hoofs, en waarbij [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. Briedé. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben besproken,
- de pleitnotities namens [gedaagde] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen huren beiden een etage van hetzelfde gebouw. [eiser] huurt de bovenste etage en woont daar. [gedaagde] huurt de etage op de begane grond en gebruikt deze voor haar onderneming [bedrijfsnaam] , een winkel in steunkousen.
3.2.
Achter het gebouw ligt een terrein dat door beide partijen volledig wordt gehuurd. Op het terrein zijn vijf parkeerplaatsen ingericht. Afgesproken is dat [gedaagde] en haar werknemers en klanten de drie voorste parkeerplaatsen – die het dichtste bij het gebouw staan – mogen gebruiken en dat [eiser] de twee achterste parkeerplaatsen – die het verst van het gebouw staan – mag gebruiken. Op het terrein bevindt zich ook een schuur die door [eiser] wordt gehuurd, een fietsenstalling en een trap die naar de (enige) ingang van de etage van [eiser] leidt.
3.3.
[gedaagde] heeft onder meer de volgende twee camera’s. Een deurbelcamera naast haar achterdeur, gericht op het terrein, en een bolcamera aan het plafond in de hal bij de achteringang van haar etage, gericht op de parkeerplaatsen, fietsenstalling en schuur.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] :
veroordeelt om binnen tien dagen na dit vonnis de camera’s te verwijderen en verwijderd te houden;
verbiedt om nieuwe (draaibare) camera’s te plaatsen waarbij de lens gericht is op de in- en uitgang van het perceel, dan wel dat deze zo gesitueerd zijn dat deze alsnog een inbreuk maken op de privacy van [eiser] ;
veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een dwangsom van € 250,00 per dag dat zij met het onder 1 en 2 gevorderde in gebreke blijft, dan wel in strijd handelt met het vonnis;
veroordeelt tot vergoeding van de kosten van betekening van het deurwaardersexploot van € 103,22;
veroordeelt tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 750,00;
veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[eiser] stelt dat hij zijn woning niet in of uit kan zonder in beeld van de camera’s van [gedaagde] te lopen. Volgens hem is dit een zeer ernstige inbreuk op zijn privacy en in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hij vordert daarom verwijdering van de camera’s en een verbod op nieuwe camera’s die inbreuk maken op zijn privacy.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet er sprake zijn van een spoedeisend belang bij de vordering. Aangezien [eiser] zijn vordering baseert op de stelling dat er sprake is van een voortdurende inbreuk op zijn privacy, heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter een spoedeisend belang bij zijn vordering. Dat de camera’s er al jaren hangen (althans de bolcamera op een andere plek) en [eiser] daar al die tijd niets tegen heeft gedaan, maakt dat niet anders. [eiser] heeft immers onbetwist gesteld dat de camera’s toen nog van de vorige huurder waren, dat hij daar goed contact mee had en dat hij de inbreuk daarom toen heeft gedoogd.
Is er sprake van een onrechtmatige inbreuk op de privacy?
Juridisch kader
5.2.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of [gedaagde] onrechtmatig inbreuk maakt op het recht van [eiser] op bescherming van zijn privacy. In beginsel is er bij een inbreuk op een recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer sprake van een onrechtmatige daad. Er kan echter sprake zijn van een rechtvaardigingsgrond waardoor die inbreuk niet onrechtmatig is. Of er een rechtvaardigingsgrond is, moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten de ernst van de inbreuk en de belangen bij de inbreuk makende handelingen tegen elkaar worden afgewogen (ECLI:NL:HR:2002:AD9609). Ook moet worden getoetst of het gebruik van de camera’s voldoet aan de eisen van proportionaliteit (is er sprake van een redelijke verhouding tussen het doel en het ingezette middel) en subsidiariteit (is dit het minst ingrijpende middel om het doel te bereiken).
Deurcamera en bolcamera
5.3.
Aangezien [gedaagde] twee camera’s heeft die het door beide partijen gehuurde terrein filmen en [eiser] zichtbaar is op de camerabeelden wanneer hij op het deel van het terrein waarop de camara’s zicht geven, aanwezig is, is er naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een inbreuk op de privacy van [eiser] . De volgende vraag is of deze inbreuk onrechtmatig is.
5.4.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] een gerechtvaardigd belang heeft bij het gebruik van de camera’s. [gedaagde] heeft namelijk toegelicht dat zij de bolcamera als beveiliging gebruikt, omdat de autobanden van haar en haar medewerkers meerdere keren zijn lek gestoken op het terrein. Daarnaast heeft zij onbetwist gesteld dat zij vaak alleen in de winkel staat en dat zij via de deurbelcamera kan zien wie er voor de deur staat.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter wordt met de camera’s slechts een kleine inbreuk op de privacy van [eiser] gemaakt. De camera’s filmen de woning van [eiser] niet, maar filmen slechts een deel van het terrein dat door beide partijen volledig wordt gehuurd. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat de deurbelcamera alleen aan gaat als er iemand op de bel drukt. [eiser] zou precies op dat moment op het deel van het terrein aanwezig moeten zijn waarop die camera zicht geeft, om in beeld te komen en zou dan bovendien slechts kort op beeld staan. De bolcamera staat weliswaar constant aan, maar uit de door [gedaagde] overgelegde screenshot blijkt dat daarop alleen de fietsenstalling, de parkeerplaatsen en (in de verte) de door [eiser] gehuurde schuur zichtbaar zijn. [gedaagde] heeft ter zitting laten zien dat zij de camera met de app op haar mobiele telefoon niet kan bijdraaien of inzoomen. Zij heeft verder onbetwist gesteld dat het een vaste camera is, die alleen van richting gedraaid kan worden door op een ladder te klimmen en de camera met een schroevendraaier los te draaien en van richting te veranderen. De trap naar de etage van [eiser] is niet zichtbaar op de bolcamera. [eiser] is dus alleen in beeld wanneer hij naar zijn auto of schuur gaat, of wanneer hij zijn fiets uit de fietsenstalling zou halen of erin zou zetten. Zijn parkeerplaatsen en de schuur bevinden zich bovendien achteraan op het terrein, zodat hij daar slechts minimaal in beeld is. Ook niet gesteld of gebleken is dat het beeld van de camera zo scherp is dat [eiser] daarop gedetailleerd te zien is.
5.6.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [gedaagde] bij het gebruik van de camera’s zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat het gebruik van de camera’s voor de door [gedaagde] beoogde beveiliging proportioneel is en dat er geen ander minder ingrijpend middel is waarmee deze beveiliging kan worden gewaarborgd.
5.7.
De kantonrechter concludeert dan ook dat er naar zijn voorlopig oordeel geen sprake is van een onrechtmatige inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] . De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.8.
[eiser] krijgt in deze procedure ongelijk en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden tot aan dit vonnis vastgesteld op € 498,00 aan salaris van de advocaat.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 498,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.
(SL(O)