ECLI:NL:RBOVE:2022:3581

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
ak_20_2389
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor het mede in gebruik nemen van een sportkantine als café en voor besloten feesten en partijen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een omgevingsvergunning die is verleend voor het gebruik van een sportkantine als café en voor het houden van besloten feesten en partijen. De rechtbank Overijssel heeft op 29 november 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de verleende vergunning niet voldoet aan de geluidsnormen zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit. Eiser, die bezwaar heeft gemaakt tegen de vergunning, stelt dat de vergunning zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar aantast. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de ruimtelijke onderbouwing van de vergunning onvolledig is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2389

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. S. Oord,
en

het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de gemeente Olst-Wijhe, hierna te noemen: belanghebbende,
gemachtigde: L. Bouwmeester.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018, verzonden op 21 juni 2018, (het primaire besluit) heeft verweerder aan belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor het in gebruik nemen van de kantine van het sportcomplex aan de [adres] in [plaats] als café, waarbij tevens maximaal 20 keer per jaar zaalverhuur ten behoeve van besloten feesten en partijen van persoonlijke aard is toegestaan.
Tegen het primaire besluit hebben eiser en [naam] bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 december 2018 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen het besluit van 4 december 2018 hebben eiser en [naam] beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd met zaaknummer AWB 19/158.
Bij uitspraak van 16 augustus 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:2923) heeft de rechtbank dit beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 december 2018 vernietigd en verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar van eiser en [naam] te beslissen, met inachtneming van die uitspraak.
Bij besluit van 20 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar, voor zover dat is ingediend door [naam] , niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Bij een tweede besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar, voor zover dat is ingediend door eiser, ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten met aanpassing van de motivering van dat besluit.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2021 op een zitting behandeld. Bij die zitting was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Karolak-Landman, A. de Jong, H. Jansen en L. van de Roest. Namens belanghebbende is verschenen haar gemachtigde. De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek gesloten.
Verweerder heeft na de zitting het advies van de Omgevingsdienst IJsselland (de Omgevingsdienst) van 3 augustus 2020 ingediend. De rechtbank heeft daarna het onderzoek heropend en het advies van de Omgevingsdienst aan het dossier toegevoegd.
Eiser heeft op het advies van 3 augustus 2020 gereageerd.
Daarna hebben verweerder en eiser nadere stukken en rapporten ingediend en op elkaars standpunten gereageerd.
Op 10 maart 2022 heeft de rechtbank in deze zaak de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB) tot deskundige benoemd en haar gevraagd om advies uit te brengen.
Dat heeft de STAB op 21 juni 2022 gedaan.
De rechtbank heeft partijen daarna de mogelijkheid geboden om inhoudelijk te reageren op het STAB-rapport van 21 juni 2022. Van die mogelijkheid heeft geen van de partijen gebruik gemaakt.
Vervolgens heeft de rechtbank partijen de mogelijkheid geboden om binnen een daartoe gestelde termijn aan te geven of zij opnieuw op zitting wilden worden gehoord. Eiser en verweerder hebben meegedeeld geen behoefte te hebben aan een nieuwe zitting. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek opnieuw gesloten.

Overwegingen

Aanleiding
1. Voor de aanleiding tot dit geschil en het juridisch kader verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 16 augustus 2019.
2. In de uitspraak van 16 augustus 2019 oordeelde de rechtbank dat de ruimtelijke onderbouwing die aan het primaire besluit ten grondslag lag en in het besluit van 4 december 2018 was gehandhaafd, onvolledig was. Volgens de rechtbank had verweerder in die ruimtelijke onderbouwing duidelijker moeten betrekken welke gevolgen of overlast het stemgeluid van vertrekkende bezoekers voor de omgeving zal hebben. Verweerder had ten onrechte niet onderzocht en in de ruimtelijke onderbouwing betrokken hoeveel personen tegelijkertijd in de sportkantine aanwezig kunnen zijn, hoeveel extra bezoekers de verleende vergunning tot gevolg kan hebben en welke overlast de vertrekkende extra bezoekers voor eiser zal opleveren. Ook was volgens de rechtbank onvoldoende duidelijk dat de beoordeling van de geluidsbelasting op omliggende woningen als gevolg van stemgeluid afkomstig van het terras bij de kantine op juiste uitgangspunten berustte. Verder was de rechtbank er niet van overtuigd geraakt dat verweerder het gebied waarin de sportkantine ligt terecht had aangemerkt als een gebied met functiemenging als bedoeld in de VNG-Handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ (de Handreiking). Verweerder diende beter inzichtelijk te maken wat de te vergunnen bedrijfssituatie precies inhoudt en wat de gevolgen hiervan zijn voor omwonenden, mede gelet op het aantal mensen dat in de sportkantine kan, de afstand van die kantine tot woningen en de aard van de omgeving. Tot slot oordeelde de rechtbank in de uitspraak van 16 augustus 2019 dat vanwege de geconstateerde gebreken in de ruimtelijke onderbouwing ook de door verweerder gemaakte belangenafweging onvolledig was en onvoldoende gemotiveerd.
3. Naar aanleiding van de uitspraak van 16 augustus 2019 heeft verweerder belanghebbende gevraagd om de ruimtelijke onderbouwing van het aangevraagde project en de uitgevoerde onderzoeken aan te vullen. Belanghebbende heeft daarop het bureau Rho - Adviseurs voor leefruimte’ (Rho) ingeschakeld. Rho heeft vervolgens op 14 juli 2020 het rapport ‘ [sportkantine] – Akoestisch onderzoek’ (het akoestisch onderzoek) opgesteld. Op 22 juli 2020 heeft Rho het rapport ‘Ruimtelijke motivering [sportkantine] ’ (de ruimtelijke motivering) opgesteld.
Op basis van deze rapporten heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
De rapporten van Rho
4. Rho concludeert in de ruimtelijke motivering dat, mede gelet op de bevindingen in het akoestisch onderzoek, het aangevraagde project in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving. Aan deze conclusie heeft Rho de volgende bevindingen en standpunten, voor zover relevant voor de beoordeling van deze zaak, ten grondslag gelegd.
4.1
Het aangevraagde project betreft middelzware horeca (café inclusief niet-reguliere zaalverhuur ten behoeve van besloten feesten en partijen van persoonlijke aard, maximaal 20 keer per jaar). Het project is getoetst aan de richtlijnen die in de Handreiking zijn opgenomen voor het omgevingstype ‘rustige woonwijk/rustig buitengebied’. Daarbij is het stappenplan gevolgd dat is opgenomen in bijlage B5.3 van de Handreiking.
Aan stap 1 uit het stappenplan - de richtafstand voor het aspect geluid - wordt voldaan. Volgens de Handreiking geldt voor cafés/bars in het omgevingstype ‘rustige woonwijk/rustig buitengebied’ namelijk een richtafstand van 10 meter tot geluidsgevoelige objecten, terwijl de afstand van het bouwvlak van het sportcafé tot de perceelgrens van het dichtstbij gelegen geluidsgevoelige object, de woning van eiser, 33,8 meter bedraagt. Omdat wordt voldaan aan stap 1 uit het stappenplan, is onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs uitgesloten en kan verdere toetsing voor wat betreft het aspect geluid in beginsel achterwege blijven.
In de uitspraak van 16 augustus 2019 oordeelde de rechtbank echter dat uit de omstandigheid dat aan de richtafstand van 10 meter wordt voldaan, niet noodzakelijkerwijs volgt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarom is het stappenplan uit bijlage B5.3 van de Handreiking verder gevolgd.
In dit geval wordt niet voldaan aan stap 2 uit het stappenplan, omdat uit het akoestisch onderzoek blijkt dat het aangevraagde project niet voldoet aan de volgens de Handreiking geldende richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (45 dB(A) voor de dagperiode, 40 dB(A) voor de avondperiode en 35 dB(A) voor de nachtperiode).
Als niet wordt voldaan aan stap 2 uit het stappenplan, kunnen op grond van stap 3 grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van gevoelige gebouwen (woningen) worden toegestaan van 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode. Dat zijn de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit). Die normen zijn in dit geval acceptabel, omdat het voorgaande bestemmingsplan ‘ [straatnaam] en omgeving’ in de kantine ook horeca toestond. In het bestemmingsplan ‘ [plaats] ’ is de mogelijkheid om de kantine mede als café te gebruiken echter bij vergissing niet opnieuw bestemd. Daarnaast wordt het kantinegedeelte van de sporthal al sinds jaar en dag aan commerciële horeca-exploitanten verhuurd en hebben de exploitanten door de jaren heen diverse geluid-reducerende maatregelen uitgevoerd.
Als nog één aanvullende maatregel wordt uitgevoerd, blijkt uit het akoestisch onderzoek dat het aangevraagde project kan voldoen aan de op basis van stap 3 uit het stappenplan te hanteren grenswaarden. Deze aanvullende maatregel betreft het reduceren van de geluidemissie van de keukenafzuiging met 5 dB door het plaatsen van een extra geluiddemper tussen de ventilator en de uitblaas-opening naar buiten.
Verder is in het akoestisch onderzoek ook de indirecte geluidhinder onderzocht. Daarbij is de geluidemissie van het stemgeluid van aankomende en vertrekkende bezoekers en het aan- en afrijden van bezoekersverkeer berekend. De berekende geluidniveaus van deze indirecte geluidhinder voldoen ruimschoots aan de grenswaarde van 50 dB(A) uit de circulaire Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wm (de Schrikkelcirculaire).
Maximale geluidniveaus zullen ter plaatse van de woning van eiser het hoogst zijn als gevolg van verkeer/bezoekers op het kleine parkeerterrein. Dit wordt beschouwd als indirecte hinder en in het kader van indirecte hinder worden maximale geluidniveaus niet beoordeeld.
Het standpunt van verweerder
5. Verweerder is van mening dat uit de rapporten van Rho volgt dat het aangevraagde project in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving leidt. Daarbij heeft verweerder in het bestreden besluit gesteld dat het dichtstbij gelegen parkeervak op circa 25 meter van eisers woning ligt en dat het van belang blijft om deze parkeerplaats mee te nemen in de geluidsbeoordeling. Mocht het sportcafé door de sportverenigingen worden geëxploiteerd, dan is dat tot één uur na de laatste training of wedstrijd geopend. Door die openstelling zal in de avondperiode het geluidsniveau van dichtslaande autodeuren en dergelijke in het dichtstbijzijnde parkeervak bij het sportcafé (de kleine parkeerplaats) beperkt zijn. Mocht het sportcafé weer worden uitgebaat door een exploitant, dan zijn ruimere openingstijden mogelijk en zijn aanvullende maatregelen nodig voor het gebruik van de kleine parkeerplaats. Die aanvullende maatregelen houden in dat de kleine parkeerplaats beperkt toegankelijk wordt gemaakt, in die zin dat alleen het gebruik van drie parkeerplekken wordt opengesteld voor minder validen. Op de overige parkeerplekken worden dan grote bakken met bloemen en planten geplaatst, zodat die niet meer voor het parkeren van auto’s kunnen worden gebruikt, aldus verweerder in het bestreden besluit.
Het standpunt van eiser
6. Eiser is van mening dat de verleende omgevingsvergunning zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar aantast en dat het vergunde project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij gaat het hem vooral om de overlast die hij verwacht van het gebruik van de kantine als café na 23:00 uur en van de zaalverhuur voor feesten partijen. Volgens eiser heeft verweerder zich er onvoldoende van vergewist dat de door Rho uitgevoerde onderzoeken op zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden en zijn de gebreken in de ruimtelijke onderbouwing die de rechtbank in de uitspraak van 16 augustus 2019 heeft genoemd nog steeds aanwezig. Ook berust het akoestisch onderzoek niet op juiste uitgangspunten of is onvoldoende duidelijk dat de uitgangspunten van dat onderzoek juist zijn. In dit verband heeft eiser de volgende punten genoemd:
- onvoldoende duidelijk is waarop de aanname is gebaseerd dat 100 bezoekers in de
avondperiode aankomen en in de nachtperiode vertrekken en dat die bezoekers
gemiddeld twee minuten pratend op het buitenterrein voor het sportcafé aanwezig zijn;
- niet is gewaarborgd dat de bronsterkte die in het akoestisch rapport is gebruikt voor
het berekenen van de geluidemissie van stemgeluid van bezoekers op de [straat] juist is;
- niet is gewaarborgd dat maximaal 12 personen tegelijkertijd van het terras gebruik
maken en dat maximaal 6 personen tegelijkertijd op het terras met stemverheffing spreken;
- nog steeds is onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat de vergunde bedrijfssituatie
precies is, en dan met name wat de omvang van de reguliere café-activiteiten is en wat
de gevolgen daarvan zijn voor de omgeving;
- miskend is dat, als de kleine parkeerplaats gedeeltelijk wordt afgesloten, nog meer
mensen langs de weg voor en tegenover zijn huis zullen parkeren.
Verder is eiser van mening dat in het bestreden besluit geen volledige en voldoende gemotiveerde belangenafweging is gemaakt en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom voor de geluidsnormen kan worden aangesloten bij de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit in plaats van bij de richtwaarden uit de Handreiking.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de rapporten van Rho niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd, heeft eiser twee notities overgelegd van Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing (Vliex), met dagtekeningen 29 november 2021 en 26 januari 2022.
Beoordeling van het beroep
7.1
De rechtbank heeft de STAB gevraagd om antwoord te geven op de vraag of de uitgangspunten uit het akoestisch onderzoek kunnen worden gevolgd, in die zin dat verweerder op grond van dat onderzoek heeft kunnen concluderen dat mag worden verwacht dat het medegebruik van de kantine als café en voor maximaal 20 feesten en partijen per jaar kan voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en de grenswaarde voor indirecte hinder uit de Schrikkelcirculaire. De STAB is gevraagd om bij de beantwoording van die vraag de standpunten van partijen, de twee notities van Vliex, het advies van de Omgevingsdienst van 3 augustus 2020 en de nadere reactie van Rho van 10 januari 2020, met het daarbij gevoegde advies van de Omgevingsdienst van diezelfde datum, te betrekken.
7.2
De STAB heeft naar aanleiding van de vraag van de rechtbank onderzoek gedaan. In dat kader heeft de STAB de sportkantine en het bijbehorende terras bezichtigd en met partijen gesproken. Ook heeft zij nadere vragen aan verweerder gesteld, die verweerder op 17 mei 2022 heeft beantwoord. In het advies van 21 juni 2022 komt de STAB onder meer tot de volgende bevindingen en conclusies.
In het akoestisch onderzoek is Rho uitgegaan van een capaciteit van het terras van ongeveer 12 personen, terwijl daarin ook is benoemd dat er wellicht meer mensen op het terras aanwezig kunnen zijn. Verder is in dat rapport voor het geluid van het terras uitgegaan van een gemiddelde bronsterkte van 71 dB(A) per persoon en in totaal 6 personen die tegelijkertijd en continu met stemverheffing spreken. Gelet op de omvang van het terras, zijn daarop naar schatting echter ongeveer 30 zitplaatsen mogelijk. Ook is niet uitgesloten dat op drukke momenten bezoekers op het terras staan. In dat geval is een aantal van 50 personen op het terras zeker mogelijk. Bij een bezetting van 50 personen op het terras moet worden uitgegaan van een hoger bronvermogen per persoon dan de door Rho gehanteerde waarde van 71 dB(A). In antwoord op de vragen van de STAB heeft verweerder aangegeven dat het gebruik van het terras middels de nog af te geven exploitatievergunning beperkt zal worden tot maximaal 12 personen en dat daarmee bij het inrichten van het terras rekening wordt gehouden. Dit uitgangspunt ligt echter niet vast in de verleende omgevingsvergunning, zodat voor de beoordeling van de geluidssituatie moet worden uitgegaan van een reële invulling van de maximale bezetting die op grond van die vergunning mogelijk is. Gelet op het aantal personen dat het terras mogelijk toelaat in de maximale planologische situatie, waarvan de helft verheven spreekt, is het uitgangspunt van het akoestisch onderzoek geen worstcasesituatie. In een worstcasesituatie zou de geluidsbelasting dan ook hoger kunnen uitvallen. Geconcludeerd kan worden dat bij een worstcasebezetting niet aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de avondperiode en de nachtperiode wordt voldaan. Daaraan zou wel kunnen worden voldaan als de maximale bezetting van het terras 12 personen zou zijn.
Voor wat betreft de maximale geluidsniveaus van stemgeluid op het terras wordt wel voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.
Anders dan Rho stelt, is er geen reden om de maximale geluidniveaus die optreden door indirecte hinder, zoals van stemgeluid op de openbare weg, niet te beoordelen. De Schrikkelcirculaire lijkt echter niet geschikt voor de beoordeling van stemgeluid. In de memo van
10 januari 2022 is Rho alsnog ingegaan op de maximale geluidsniveaus van stemgeluid op de openbare weg. In die memo heeft Rho berekend dat ter plaatse van eisers woning nog juist aan de grenswaarde voor het maximale geluidsniveau in de nachtperiode van 60 dB(A) wordt voldaan. Rho heeft daarbij echter een te laag maximaal bronvermogen gehanteerd. Het is daarom niet ondenkbaar dat na een avond in het sportcafé door indirecte hinder van stemgeluid van bezoekers op de openbare weg bij eisers woning hogere piekgeluiden optreden dan 60 dB(A) in de nachtperiode.
Het ligt voor de hand de piekgeluiden op de kleine parkeerplaats te beoordelen bij de directe hinder van het sportcafé. Die piekgeluiden zijn voorafgaand aan het bestreden besluit niet onderzocht. Verweerder heeft desgevraagd een indicatieve berekening van de Omgevingsdienst van de maximale geluidsniveaus die optreden door piekgeluiden, met name het dichtslaan van portieren op de kleine parkeerplaats, aan de STAB overgelegd. Uit die berekening volgt dat op een afstand van 30 meter of meer van eisers woning, het maximale geluidniveau als gevolg van piekgeluiden voldoet aan de grenswaarde van 60 dB(A) in de nachtperiode. Dit betekent dat, als de eerste drie parkeervakken, vanaf de weg gezien, niet worden gebruikt, de piekgeluiden vanaf de kleine parkeerplaats bij eisers woning kunnen voldoen aan die grenswaarde. Weliswaar is in het bestreden besluit het afsluiten van enkele parkeervakken van de kleine parkeerplaats als maatregel genoemd, maar het daadwerkelijk uitvoeren van die maatregel is in de verleende omgevingsvergunning niet geborgd. Wel heeft verweerder in antwoord op de vragen van de STAB aangegeven die maatregel te zullen opnemen in de nog af te geven exploitatievergunning.
7.3
De rechtbank overweegt dat het vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is dat de bestuursrechter in beginsel mag afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is alleen anders als dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. [1]
7.4
De STAB is een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van de Awb, zodat de rechtbank in beginsel dan ook op het advies van 21 juni 2022 mag afgaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van de STAB over het akoestisch onderzoek van Rho. Partijen hebben die conclusies niet bestreden en de rechtbank heeft geen aanwijzingen dat het advies van de STAB onzorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins gebreken bevat.
7.5
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de conclusies van de STAB dat verweerder niet op basis van het akoestisch onderzoek heeft kunnen concluderen dat het medegebruik van de kantine als café en voor maximaal 20 feesten en partijen per jaar zal voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Uit het advies blijkt namelijk dat:
  • bij een worstcasebezetting van het terras, op basis van de omgevingsvergunning zoals die in het bestreden besluit is verleend, niet aan de grenswaarden uit het Activiteiten- besluit voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de avondperiode en de nachtperiode wordt voldaan;
  • er geen reden is om de maximale geluidniveaus die optreden door indirecte hinder niet te beoordelen en het niet ondenkbaar is dat het geluidsniveau van stemgeluid van bezoekers op de openbare weg bij eisers woning de grenswaarde voor het maximale geluidsniveau in de nachtperiode van 60 dB(A) overschrijdt;
  • in het bestreden besluit niet is gewaarborgd dat de maximale geluidsniveaus die optreden door piekgeluiden op de kleine parkeerplaats (en die vallen onder de directe hinder) voldoen aan de grenswaarde van 60 dB(A) in de nachtperiode.
Het bestreden besluit berust op deze punten niet op een juiste motivering en is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen. Gelet hierop, laat de rechtbank wat eiser voor het overige tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd verder onbesproken.
7.6
Voor zover verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat het aangevraagde project voor eiser niet leidt tot aanvaardbare milieuhinder omdat is voldaan aan stap 1 van het stappenplan uit de Handreiking, volgt de rechtbank dat niet. Zoals de rechtbank in de uitspraak van 16 augustus 2019 ook oordeelde, volgt uit de omstandigheid dat aan de richtafstand van 10 meter wordt voldaan, niet noodzakelijkerwijs dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De Omgevingsdienst heeft dit in het advies van 3 augustus 2020 ook erkend.
7.7
Verweerder heeft niet op het definitieve STAB-advies en de daarin geconstateerde gebreken in het bestreden besluit gereageerd. Reeds hieruit volgt dat voor de rechtbank geen reden bestaat om zelf in de zaak te voorzien of om te oordelen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
Conclusie
8.1
Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
8.2
Omdat het beroep gegrond is, bestaat er aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding aan eiser. De proceskosten van eiser bestaan allereerst uit kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de vergoeding voor deze kosten vast op
€ 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroep en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt: € 759,-; wegingsfactor 1). Daarnaast heeft eiser een factuur van Vliex ingediend, waarin hem een bedrag van € 653,40 in rekening is gebracht voor door Vliex verrichte werkzaamheden. Dat bedrag moet verweerder ook aan eiser vergoeden.
8.3
Verder moet verweerder het betaalde griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, tot een bedrag van € 2.171,40;
  • gelast verweerder het griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.J.H. Bijleveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:648.