Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
hoofdzaakmet zaaknummer: C/08/229661 / HA ZA 19-114
vrijwaringszaakmet zaaknummer C/08/249905 / HA ZA 20-250
1.[A] ,
[B],
[C],
4.[D] ,
1.De procedures
- het tussenvonnis in beide zaken van 17 februari 2021, hersteld bij vonnis van 24 februari 2021,
- de brief van TVM en PMK van 27 mei 2021 met productie 16 t/m 18 (in de hoofdzaak),
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 juni 2021 in beide zaken en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken, waaronder de pleitnota’s en de brieven naar aanleiding van het proces-verbaal,
- de akte in de hoofdzaak van de zijde van TVM en PMK ,
- de antwoordakte in de hoofdzaak van de zijde van EY.
2.Inleiding
3.De feiten
in de hoofdzaak
letter of intent(hierna: LOI) getekend met het oog op de voorgenomen overname door BEE Holding van 75% van de aandelen in [X] .
4.De vorderingen
5.De beoordelingin de hoofdzaak:
doorde uitlatingen van EY “comfort” hebben gekregen omtrent de continuïteit en het eigen vermogen
op grond waarvanzij drie maanden later ruim 6 miljoen euro hebben gestort zonder daarvoor enige zekerheid te bedingen. Zij hebben voor dit verband geen feitelijke onderbouwing gegeven. Ook niet nadat EY in haar verweer diverse feitelijke ontwikkelingen heeft benoemd en daaruit heeft geconcludeerd dat de investeringsbeslissing niet was gebaseerd op de rapportages en uitlatingen van EY, maar was ingegeven door de onderhandelingen met BEE – die hebben geresulteerd in de ondertekening van een LOI op 1 juli 2014 – en het ultimatum dat de banken op 30 juni 2014 hebben gesteld.
Door het onweersproken laten van de gestelde feiten zal de rechtbank deze tot uitgangspunt nemen. Gelet op deze feiten en het gebrek aan toelichting daarop, hebben TVM en PMK het causaal verband tussen het accountantsverslag 2013 en de investeringsbeslissing onvoldoende onderbouwd. Zij hebben op dit punt dan ook niet voldaan aan hun stelplicht. Daargelaten dat de omkeringsregel niet van toepassing is omdat – naar vaste rechtspraak – de door EY geschonden algemene norm niet strekt tot het voorkomen van een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, komt de rechtbank aan bewijslevering niet toe. Maar ook als inhoudelijk naar de feiten en omstandigheden wordt gekeken kan een causaal verband daaruit onvoldoende worden afgeleid. Daartoe geldt het volgende.
9.997,50(2,5 punten × tarief € 3.999,00)
1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)
- griffierecht € 1.639,00
1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)