ECLI:NL:RBOVE:2022:4097

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08.287131.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen twee personen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor één van hen. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 30 augustus 2020, waarbij de verdachte en een medeverdachte betrokken waren bij een vechtpartij op de Oude Markt in Enschede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen de slachtoffers, waarbij één slachtoffer, [slachtoffer 2], een gebroken jukbeen opliep door vuistslagen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastelegging en dat er geen geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces kon worden gedaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één dag op, alsook een taakstraf van 180 uren, en veroordeelde de verdachte tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat het geweld niet noodzakelijk was en dat de verdachte een grove inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.287131.21 (P)
Datum vonnis: 18 november 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Tsjetsjenië),
postadres: [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 november 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.I. Sarantoudis en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]), waardoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld, waardoor hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Enschede, althans in Nederland openlijk, te weten op/aan de Oude Markt, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], door:
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam te slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] een of meerdere malen ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen (met kracht) te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] een of meerdere malen ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen (met kracht) te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen de buik, althans op/tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- een (zogenoemde) vliegende trap te maken in de richting van die [slachtoffer 1], terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen en/of een gebroken oogkas en/of een bloeduitstorting in het (linker) oog en/of een schaafwond op zijn (rechter) ellenboog voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair
hij op of omstreeks 30 augustus 2020 te Enschede, althans in Nederland [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het lichaam te slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] een of meerdere malen ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen (met kracht) te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] een of meerdere malen ten val is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen en/of een gebroken oogkas ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen in het dossier, maar zich verder niet uitgelaten over de bewijsvraag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en van wat ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 30 augustus 2020 rond 02:30 uur lopen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] - komend vanuit de richting van het Van Heekplein - over de Oude Markt in Enschede. Verdachte komt samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en een derde persoon vanuit de tegenovergestelde richting - komend vanuit de richting van ‘De Muur’ - aanlopen. Bij het passeren raakt de schouder van [slachtoffer 2] de schouder van verdachte. [slachtoffer 2] en verdachte draaien zich naar elkaar om en [slachtoffer 2] loopt op verdachte af, totdat hij dicht op verdachte staat. Binnen een tijdsbestek van enkele seconden geeft verdachte [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht, waarop [slachtoffer 2] ten val komt. [slachtoffer 2] staat op en loopt weer op verdachte af, waarop verdachte hem nogmaals een vuistslag in het gezicht geeft en [slachtoffer 2] weer ten val komt.
[slachtoffer 2] loopt een gebroken jukbeen op. Medeverdachte [medeverdachte 1] geeft [slachtoffer 1] een duw, trapt hem tegen het lichaam en maakt een (zogenaamde) vliegende trap in de richting van [slachtoffer 1].
Openlijke geweldpleging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Verdachte had hierin een actieve rol en heeft dus een voldoende significante bijdrage aan de ten laste gelegde geweldshandelingen geleverd. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] twee keer met gebalde vuist heeft geslagen. De eerste keer zou hij [slachtoffer 2] in het gezicht hebben geslagen. Waar hij [slachtoffer 2] de tweede keer raakte, weet verdachte niet meer. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaring van [slachtoffer 1] volgt dat verdachte [slachtoffer 2] twee keer een vuistslag tegen gezicht heeft gegeven. Beide keren is [slachtoffer 2] daardoor ten val gekomen. Uit de bewijsmiddelen komt bovendien naar voren dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de geweldshandelingen tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft verricht. De rechtbank leidt uit het handelen van verdachte af dat hij opzet heeft gehad op het geweld en op het samen plegen van dat geweld. Omdat sprake is van het plegen van openlijk geweld is verdachte verantwoordelijk voor zijn eigen handelen én voor het handelen van degene met wie hij dat geweld gepleegd heeft, te weten [medeverdachte 1].
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht ook de aan verdachte ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, dat de openlijke geweldpleging zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] tot gevolg heeft gehad, wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is degene geweest die [slachtoffer 2] twee keer een vuistslag tegen het gezicht heeft gegeven.
De rechtbank stelt aan de hand van de medische verklaring van R.B.G. Horsthuis, kaakchirurg bij Medisch Spectrum Twente, vast dat door verdachte aan [slachtoffer 2] letsel is toegebracht in de vorm van een breuk in het linker jukbeen. Dit letsel was zodanig, dat medisch ingrijpen door de kaakchirurg noodzakelijk was. Over de te verwachten herstelduur verklaart de kaakchirurg:
“Tot 10 dagen ongemak in de zin van pijn/zwelling/beperking mondopening. Eventuele uitval van het gevoel van de wangkoon/zijkant neusrug links/tandvlees van de bovenkaak (gevolg van de breuk van het jukbeen, niet de ingreep an sich) kan maanden duren (6-9 maanden).”Uit de toelichting van [slachtoffer 2] bij de vordering die hij als benadeelde partij heeft ingediend, volgt dat hij ongeveer twee weken niet heeft kunnen werken en ongeveer zes maanden voorzichtig heeft moeten zijn bij het uitoefenen van dagelijkse bezigheden. Ook volgt uit de toelichting dat [slachtoffer 2] langdurig last heeft gehad van pijn en een verdoofd gevoel en ruim twee jaar later nog een raar tintelend gevoel en een verandering in de vorm van zijn gezicht ervaart. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr oplevert.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2020 te Enschede, openlijk, te weten op de Oude Markt, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door:
- die [slachtoffer 2] meerdere malen tegen het gezicht te stompen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] meerdere malen ten val is gekomen en
- die [slachtoffer 1] te duwen en
- die [slachtoffer 1] tegen het lichaam te trappen en
- een (zogenoemde) vliegende trap te maken in de richting van die [slachtoffer 1],
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Noodweer
5.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de door verdachte begane geweldshandelingen tijdens het conflict met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gerechtvaardigd waren, omdat sprake was van een (dreigende) noodweersituatie. Met zijn handelen is verdachte binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit gebleven.
5.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt.
5.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van iemands eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor aanranding. De verdediging hiertegen moet noodzakelijk en geboden zijn door de omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat in dit geval sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] hem, toen zij elkaar passeerden op de Oude Markt, moedwillig heeft aangestoten en vervolgens op verdachte is afgelopen totdat hij heel dicht op verdachte stond. [slachtoffer 2] bevond zich naar eigen zeggen van verdachte in zijn “personal space”. Volgens verdachte zou [slachtoffer 2] onder invloed zijn geweest en dreigende taal en gebaren hebben gebruikt. Verdachte voelde zich bedreigd, mede gelet op de vele gewelddadige voorvallen in de binnenstad van Enschede in die periode.
De rechtbank overweegt dat op de camerabeelden, die ter zitting zijn afgespeeld, inderdaad is te zien dat [slachtoffer 2] verdachte dicht nadert. Wat daar niet op te zien is, en wat ook niet op andere wijze aannemelijk is geworden, is dat [slachtoffer 2] een dreigende houding aanneemt (door dreigende taal en/of gebaren te gebruiken).
Als de rechtbank daar veronderstellenderwijs vanuit gaat, dan levert het aannemen van een dreigende houding nog geen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of onmiddellijke dreiging voor een aanranding op. Immers, enkel de vrees dat men zal worden aangerand door iemand die een dreigende houding aanneemt, welke vrees zelfs denkbeeldig kan zijn aangezien een dreigende houding bij een bedreiging kan blijven, kan nooit rechtvaardiging zijn om zelf tot aanval over te gaan en een strafbaar feit te plegen. [1]
Ook indien geoordeeld zou worden dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding slaagt het beroep op noodweer niet, omdat het handelen van verdachte niet als noodzakelijk en proportioneel kan worden aangemerkt. Verdachte bevond zich op een groot plein, werd niet ingesloten, en had dus weg kunnen lopen. Verdachte werd bovendien vergezeld door medeverdachte [medeverdachte 1] en een derde persoon. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] hebben een vechtsportachtergrond. Mede tegen die achtergrond bezien heeft verdachte onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij niet op een andere manier kon handelen, bijvoorbeeld door fors minder geweld te gebruiken.
5.2
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld
zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Noodweerexces
6.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is geweest van noodweerexces.
6.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweerexces toekomt.
6.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweerexces moet sprake zijn van een overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging die het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, die is veroorzaakt door een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding.
Van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding is de rechtbank niet gebleken. Nu daarmee het beroep op noodweer niet slaagt, kan – in het verlengde daarvan – ook geen sprake zijn van noodweerexces.
Er zijn daarmee en ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf voor de duur van 150 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte was met vrienden in het centrum van Enschede toen er een vechtpartij ontstond tussen enerzijds verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en anderzijds [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], waarbij verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2]. Het geweld is gericht geweest op het gezicht van [slachtoffer 2], die daardoor een gebroken jukbeen heeft opgelopen. Door zo te handelen, zonder dat dit nodig was, heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. [slachtoffer 2] heeft via de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring kenbaar gemaakt welke impact de gebeurtenis op hem heeft gehad. Hij verklaart het incident moeilijk achter zich te kunnen laten en zich sindsdien minder onbevangen op straat te begeven. Daarnaast veroorzaakt dit geweld onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen. Die geven als uitgangspunt bij openlijke geweldpleging begaan tegen personen, dat zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Mede gelet op het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde feit en dit vonnis en het strafblad van verdachte van 17 augustus 2022, waaruit blijk dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en na het bewezenverklaarde feit niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat opleggen van een (forse) taakstraf meer in de rede ligt dan een gevangenisstraf.
Artikel 22b lid 1 sub a Sr staat in dit geval echter aan het opleggen van alleen een taakstraf, zonder een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in de weg.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van één dag en een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte deze straf niet naar behoren verricht.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.424,90 [tweeduizendvierhonderdenvierentwintig euro en negentig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade van € 424,90 bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico (€ 250,20)
- consult orthodontist (€ 45,70)
- horloge (€ 129,00)
Ter vergoeding van immateriële schade (smartengeld) wordt een bedrag van € 2.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt rekening te houden met eigen schuld van de benadeelde partij en de vordering als ongegrond af te wijzen. De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat de benadeelde partij zelf de confrontatie met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezocht.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding zijn de opgevoerde schadeposten onvoldoende gemotiveerd betwist en bovendien voldoende onderbouwd en aannemelijk. Dit betekent dat toewijsbaar is het gevorderde bedrag van € 424,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, namelijk 30 augustus 2020.
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een gebroken jukbeen. Artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft in dat geval aanspraak op immateriële schadevergoeding.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de immateriële schadevergoeding rekening gehouden met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 2.000,00 billijk. De rechtbank zal dat bedrag dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2020.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schadevergoedingsverplichting van verdachte geheel of gedeeltelijk te verminderen, omdat de benadeelde partij een aandeel in het ontstaan van de schade zou hebben gehad. Als dat al zo zou zijn, omdat de benadeelde partij zou hebben gehandeld zoals door verdachte is aangevoerd – wat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden – dan nog zou het wat de rechtbank betreft billijk zijn de schadevergoedingsplicht aan de zijde van verdachte geheel in stand te laten. Het aandeel van de benadeelde partij weegt in dat geval niet op tegen het aandeel van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1].
De verdachte is voor de gehele schade naar burgerlijk recht met medeverdachte [medeverdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk. Als één verdachte aan zijn betalingsverplichting voldoet, is de andere verdachte van zijn betalingsverplichting bevrijd.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 34 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf
:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld
zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.424,90 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: van een bedrag van
€ 2.424,90 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2020) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.424,90, (zegge: tweeduizendvierhonderdvierentwintig euro en negentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 34 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan).
Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. P.A.M. Miltenburg en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020411838. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 10 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 4 en 5):
Plaats delict : Oude Markt, Enschede
Pleegdatum/tijd : Op zondag 30 augustus 2020 om 02:35 uur
Ik voelde ineens een enorme klap en ik hoorde wat breken. Door de enorme klap ben ik kennelijk achterover gevallen met mijn rug tegen de grond. Ik voelde een enorme pijn aan mijn jukbeen. Ik besefte mij dat die jongen mij kennelijk opzettelijk en met volle kracht met zijn vuist tegen mijn jukbeen had geslagen. Ik kreeg toen wederom een vuistslag van die jongen tegen mijn hoofd. Hij sloeg mij opzettelijk met zijn vuist tegen de linker kant van mijn hoofd, net boven mijn slaap.
2. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 23 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 20 en 21):
Totaal onverwacht kreeg [slachtoffer 2] een rare klap. Hij gaf een klap met de onderkant van zijn handpalm vol op het Jukbeen van [slachtoffer 2]. Ik zag dat [slachtoffer 2] naar de grond ging. Gelijk hierop kreeg [slachtoffer 2] weer een zelfde klap op dezelfde plek in zijn gezicht en ging weer naar beneden.
3. De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer 2] één keer met gebalde vuist in het gezicht geslagen. Ik heb nog een keer uitgehaald en [slachtoffer 2] geraakt, maar ik weet niet waar.
4. Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 2 april 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 36 en 37):
Ik kwam er tussen met [medeverdachte 2] en gaf die jongen eerst een duw en daarna een trap. Ik denk trouwens dat mijn trap aan de zijkant van zijn lichaam is gekomen.
5. Eigen waarneming van deze rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 4 november 2022, van het in het dossier gevoegde multimedia-bestand ‘ESD Oude Markt Humphrey's-2020-08-30 02h00min00s000ms’:
De rechtbank neemt waar dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] over de Oude Markt in Enschede lopen. Verdachte komt samen met medeverdachte [medeverdachte 1] en een derde persoon vanuit de tegenovergestelde richting aanlopen. Bij het passeren raakt de schouder van [slachtoffer 2] de schouder van verdachte. [slachtoffer 2] en verdachte draaien zich naar elkaar om en [slachtoffer 2] loopt op verdachte af totdat hij dicht op verdachte staat. Binnen een tijdsbestek van enkele seconden geeft verdachte [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht, waarop [slachtoffer 2] naar de grond gaat. [slachtoffer 2] staat op en rent achter verdachte aan. [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] raken vervolgens uit beeld. De rechtbank neemt waar dat [slachtoffer 1] vervolgens al struikelend weer in beeld komt en daarop ook medeverdachte [medeverdachte 1], die een vliegende trap richting [slachtoffer 1] maakt.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een medische verklaring van R.B.G. Horsthuis, kaakchirurg bij Medisch Spectrum Twente van 22 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er was sprake van een breuk van het jukbeen links (31-08-2020)
Hoe is dit behandeld?
- Het jukbeen werd op standaardwijze teruggezet door tractie met een haak door een steekincisie van de huid van de wang. Het jukbeen werd daarmee teruggetrokken naar de oorspronkelijke stand.
- Wat is de te verwachten herstelduur?
Tot 10 dagen ongemak in de zin van pijn/zwelling/beperking mondopening. Eventuele uitval van het gevoel van de wangkoon/zijkant neusrug links/tandvlees van de bovenkaak (gevolg van de breuk van het jukbeen, niet de ingreep an sich) kan maanden duren (6-9 maanden).

Voetnoten

1.Zie HR 8 februari 1932, ECLI:NL:HR:1932:BG9439