ECLI:NL:RBOVE:2022:514
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing bijzondere bijstand voor woninginrichting
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Enschede over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting. Eiser, die een bijstandsuitkering ontving, had bijzondere bijstand aangevraagd na schade aan zijn woning en inboedel door derden. Het college wees de aanvraag af, stellende dat de kosten van woninginrichting niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren volgens artikel 14 van de Participatiewet (PW). Eiser stelde dat de afwijzing onterecht was, omdat de kosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden.
De rechtbank oordeelde dat de kosten van woninginrichting in dit geval wel degelijk voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank stelde vast dat eiser noodgedwongen op straat had gestaan en dat de kosten noodzakelijk waren voor zijn nieuwe woning. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college en droeg hen op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting verleend moet worden. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het griffierecht vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van bijzondere omstandigheden bij aanvragen voor bijzondere bijstand en de noodzaak voor een deugdelijke motivering van besluiten door bestuursorganen.