In deze zaak vordert de Erasmus Universiteit Rotterdam betaling van collegegeld van een student die zich had ingeschreven voor de studie Geschiedenis. De student had een betalingsregeling getroffen, maar kwam deze niet na, waardoor de universiteit het openstaande bedrag met bijkomende kosten vorderde. De kantonrechter moest beoordelen of afdeling 6.5.2B van het Burgerlijk Wetboek van toepassing was, die betrekking heeft op consumentenbescherming. De rechtbank concludeerde dat de Richtlijn Consumentenrechten niet van toepassing was, omdat de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) de rechtsverhouding tussen partijen volledig beheerst. De kantonrechter oordeelde dat de WHW niet gericht is op de bescherming van de economische belangen van de consument, maar op openbare belangen. Hierdoor was de universiteit niet verplicht om te voldoen aan de informatieplichten van afdeling 6.5.2B BW. De kantonrechter wees de vordering van de universiteit toe, inclusief de wettelijke rente en proceskosten, en veroordeelde de student tot betaling van het verschuldigde collegegeld en bijkomende kosten.