In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (eiseres) en haar voormalig boekhouder (gedaagde). Eiseres vorderde terugbetaling van bedragen die gedaagde zich onrechtmatig had toegeëigend, zowel via girale overboekingen als contante opnames. In een eerder vonnis van 3 mei 2022 was gedaagde al veroordeeld tot terugbetaling van een deel van de vordering, maar hij kreeg de kans om tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat hij ook contante bedragen had onttrokken.
De rechtbank oordeelde dat gedaagde onvoldoende tegenbewijs had geleverd om de voorshands bewezen stelling van eiseres te ontzenuwen. De kantonrechter concludeerde dat gedaagde de contante opnames niet had afgegeven aan de bestuurder van eiseres en dat de verklaringen van getuigen en de overgelegde Whatsappcorrespondentie niet voldoende waren om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank heeft de vordering van eiseres tot terugbetaling van € 547.930,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag.
Daarnaast heeft de rechtbank eiseres gedeeltelijk in het gelijk gesteld met betrekking tot de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure, waarbij eiseres ook aanspraak maakte op kosten die verband hielden met het FIOD-onderzoek en fiscale gevolgen van de onttrekkingen. De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan eiseres, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de gemaakte kosten. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de verklaringen voor recht.