ECLI:NL:RBOVE:2023:1304

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
C/08/290013 / KG ZA 22-279
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van koopprijs van luchtreinigers en componenten in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser vorderde dat de gedaagde zou worden veroordeeld tot betaling van € 400.000,00 voor de levering van luchtreinigers en componenten. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.F. ter Brake, stelde dat de gedaagde, een LLC uit de Verenigde Staten, zich niet aan de afspraken had gehouden die waren vastgelegd in een overeenkomst van 1 maart 2021, de 'Importer Agreement'. De gedaagde had de verplichting om een bepaalde hoeveelheid luchtreinigers en componenten te bestellen, maar had dit niet gedaan, ondanks dat de bestelling gereed stond voor verzending. De gedaagde voerde aan dat er problemen waren met de goedkeuring van de producten voor de Amerikaanse markt en dat zij niet in staat was om de betaling te voldoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde wel degelijk gehouden was tot betaling, aangezien de overeenkomst en de bijbehorende voorwaarden waren nageleefd. De rechter wees de vordering van de eiser toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/290013 / KG ZA 22-279
Vonnis in kort geding van 5 april 2023
in de zaak van
[eiser],
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. S.F ter Brake,
tegen
[gedaagde] LLC,
te [vestigingsplaats 2] , Verenigde Staten,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaten mrs. I.I. van Tuyll van Serooskerken en H. Kleijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eiser] met 13 producties,
  • een e-mail van de zijde van [eiser] van 27 januari 2023, houdende de Nederlandse vertalingen van de bij de dagvaarding gevoegde Engelstalige producties,
  • een akte in het geding brengen van producties van 30 januari 2023 van de zijde van [gedaagde] met 4 producties,
  • een brief van de zijde van [gedaagde] van 2 maart 2023, houdende de Nederlandse vertalingen van de op 30 januari 2023 in het geding gebrachte Engelstalige producties, alsmede enkele nadere producties,
  • een e-mail van de advocaat van [eiser] van 2 maart 2023, houdende een gecorrigeerde vertaling van productie 11 van [eiser] ,
  • een e-mail van de advocaat van [eiser] van 5 maart 2023, houdende een productie 14 van [eiser] .
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023. Partijen en hun advocaten zijn verschenen.
Door de advocaten zijn spreekaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van wat partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.Inleiding

In dit kort geding gaat het om de vraag of een koper, [gedaagde] , gehouden is tot betaling van de koopprijs van onderdelen van luchtreinigers, die hij van de verkoper, [eiser] , gekocht heeft. De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag bevestigend en veroordeelt de koper tot betaling van de koopprijs.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn beide ondernemingen die zich bezig houden met de ontwikkeling en verkoop van luchtreinigers. Op 1 maart 2021 zijn zij met elkaar een overeenkomst aangegaan, genaamd “Importer Agreement”. Hierna wordt die overeenkomst de Overeenkomst genoemd.
3.2.
Op grond van de Overeenkomst verkrijgt [gedaagde] het exclusieve recht om luchtreinigers en “component kits” van [eiser] op de Amerikaanse markt te brengen en te verkopen. Daarbij is afgesproken dat [gedaagde] in 2021 500 luchtreinigers of componenten daarvoor en in 2022 1.100 luchtreinigers of componenten daarvoor zal bestellen en kopen bij [eiser] , welk quantum jaarlijks wordt verhoogd met 10%.
3.3.
In de Overeenkomst, waarin [gedaagde] ook wel “the Importer” wordt genoemd, staat, voor zover van belang:
“(……)
2.4
[eiser] shall ensure that the Products and the Component Kits are certified in accordance with international, United States and other territorial requirements, e.g., current certification is EN 60335. [eiser] also confirms it will get the full UL listing on the AirCleaner.
2.5
[eiser] has the duty to fulfill the Supplier terms of the Products and the
Component Kits as provided in this Importer Agreement including, without limitation, Articles 3 and 4.
(……)
3.3
The Importer shall comply with all Local Regulations. The Importer shall be
responsible for obtaining all (import and/or export) licenses, permits or approvals
that may be required or conducive to market, sale and service the Products within the
territory or their delivery to the Importer’s customers. Any costs incurred in relation
to such licenses, permits or approvals shall be borne by the Importer.
3.4
The Importer will use its best efforts to attain FDA and other local approvals for
the products in the United States. [eiser] confirms it will support the
application process as per the reasonable request from the Importer.
(…….)
14.1
This Agreement and/or any purchase orders and/or further agreements resulting
therefrom shall exclusively be governed by and construed in accordance with the
laws of the Netherlands. The United Nations Convention on Contracts for the
International Sale of Goods (the Vienna Treaty) is not applicable to this Agreement
and any further agreements resulting therefrom.
14.2
Any and all disputes arising out of or in connection with this Agreement and/or any
purchase orders and/or further agreements resulting therefrom shall exclusively be
brought before the competent court of Overijssel, place of seating Zwolle, the
Netherlands.
(……)”
3.4.
Op 30 april 2021 heeft [gedaagde] 20 demo’s van luchtreinigers besteld bij [eiser] . In verband met de coronacrisis was er toen een relatief lange levertijd. Vanwege die lange levertijd heeft [gedaagde] op 8 september 2021 aan [eiser] te kennen gegeven dat zij bevrijd wilde worden van haar verplichting om in 2021 500 luchtreinigers te bestellen en dat zij de afgesproken quanta een jaar wilde opschuiven. Partijen zijn vervolgens met elkaar in overleg getreden.
3.5.
Voormeld overleg heeft geresulteerd in de afspraak dat [gedaagde] de eerste 500 luchtreinigers of componenten daarvoor niet in 2021, maar pas begin 2022 bij [eiser] zal bestellen. Omdat de lange levertijd bij [eiser] met name zag op het vinden van een voor de Amerikaanse markt geschikte motor, is toen tevens afgesproken dat [gedaagde] alleen de componenten sets (“component kits”) voor de luchtreiniger, maar dan zonder de motor, van [eiser] zal kopen en dat [gedaagde] zelf een voor de Amerikaanse markt geschikte motor zal zoeken en inkopen. De luchtreiniger zou dan door [gedaagde] in de Verenigde Staten worden gebouwd.
3.6.
Ter voldoening aan de onder 3.5. vermelde afspraken heeft [gedaagde] bij e-mail van 10 februari 2022 500 “Air Cleaner Component kits” (hierna: de 500 componenten sets) bij [eiser] besteld (hierna: de bestelling) voor een koopprijs van € 800,00 per componenten set, oftewel een totale koopprijs van € 400.000,00. Bij de e-mail is de aankooporder gevoegd. Dit betreft de Purchase Order van [gedaagde] van 10 februari 2022 met nummer [ordernummer] . Ook is er een toelichting bijgevoegd met een aantal voorwaarden. De bestelling is bij een e-mail van 8 maart 2022 door [eiser] bevestigd. Daarbij heeft zij haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard.
3.7.
Over de voormelde voorwaarden is vervolgens, na 8 maart 2022, via e-mail tussen partijen nog verder onderhandeld en uiteindelijk is daar op 25 maart 2022 overeenstemming over bereikt. Een van die voorwaarden is dat [gedaagde] de factuur voor de 500 bestelde componenten sets uiterlijk volledig zal betalen op de dag dat de bestelling bij [eiser] gereed staat voor verzending naar de Verenigde Staten.
3.8.
[gedaagde] heeft de bestelling geüpdatet en de aldus bijgewerkte bestelling bij e-mail van 25 maart 2022 aan [eiser] bevestigd (hierna: de bestelbevestiging). Ook heeft zij daarbij een nieuwe aankooporder aan [eiser] gestuurd. Dit betreft de Purchase Order van [gedaagde] van 25 maart 2022 met nummer [ordernummer] . In de e-mail van 25 maart 2022 heeft [gedaagde] onder meer bericht dat de eerdere versies van de Purchase Order [ordernummer] niet langer geldig zijn.
3.9.
De bestelbevestiging luidt als volgt, voor zover van belang:
[gedaagde] response to [eiser] only relating to the Purchase Order
Purchase Order[ordernummer]
[gedaagde] is hereby placing an order of 500 component kits ("New Generation") from [eiser]
to be shipped to [vestigingsplaats 2] in the USA.
Price per Component Kit is 800 EURO Ex-Works [vestigingsplaats 1] , Holland as per the letter sent from
[eiser] via its legal counsel on December 28, 2021.
Total value of the order is 400 000 EURO Ex-Works [vestigingsplaats 1] , Holland.
The Component kits orders should be for the New Generation of [eiser] Aircleaner, and the
latest drawings we have of this is illustrated below.
(……)
The only components [gedaagde] will source elsewhere are the engine/blower and the steelcase. The
rest will be part of the Component Kits in this order.
Our order is provided in accordance with the agreement, the following conditions apply:
(……)
2. All components ordered should be approved for the US market and UL approved as per the
Agreement
(……)
7. [eiser] should allow [gedaagde] 6 weeks from providing specification (datasheet) of
the engine to research if they are able to source the engine in the US or elsewhere. lf the
price for the engine is maximum 10% more expensive than if sourced from [eiser] ,
[gedaagde] will absorb that cost. lf the price is maximum 25% more expensive than if sourced
from [eiser] , [eiser] will absorb the cost above 10%. lf more than 25%, the
parties will try to come to an agreement, but in this case [gedaagde] has the right to cancel
the Purchase Order. lf the cost sourcing the engine from EBM in the US is below than if
sourced from [eiser] , the parties will share the price difference equally. The Purchase
Order is only valid if the lead time (from PO of the engine to delivery of the engine) is
maximum 20 weeks. Once an engine has been found, [eiser] has also committed to
support [gedaagde] testing/approving the engine as well as making any adjustments needed
to the electronics to make it fit the Aircleaner without impacting the performance negatively.
(……)
10. Payment terms: 100% of the order should be paid to [eiser] based upon an invoice
received latest on the day of shipment from [vestigingsplaats 1] . Payment is only due when the
complete order is ready for shipment from [vestigingsplaats 1] and proof of product condition, and
packaging has been provided to [gedaagde] .
(……) “
3.10.
Bij e-mail van 23 april 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser] bericht dat zij een motor had gevonden. Die motor (en dat was de 230v variant van die motor) heeft zij om te laten testen en goedkeuren, zoals partijen waren overeengekomen, opgestuurd naar [eiser] . [eiser] heeft de werking van die motor in combinatie met de componenten, die zij aan [gedaagde] zou leveren, laten onderzoeken door haar elektronica leverancier, [bedrijf 1] .
3.11.
Bij e-mail van 10 juni 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] bericht, kort gezegd, dat volgens [bedrijf 1] de ventilator die [eiser] aan [bedrijf 1] heeft opgestuurd (en die dus bestond uit de componenten van de componenten set van [eiser] en de voormelde motor van [gedaagde] ) na software aanpassing van die componenten werkt en dat [bedrijf 1] het verstandig acht de ventilator nog te testen met een 110v variant van de motor.
3.12.
Partijen hebben vervolgens afgesproken dat [gedaagde] een 110v variant van de motor naar [eiser] zal sturen. Dat is daarna ook gebeurd. Op 7 september 2022 (na een onderzoek door [bedrijf 1] naar de werking van de 110v variant van de motor in combinatie met de componenten van de componenten set van [eiser] ) heeft [eiser] aan [gedaagde] bij e-mail bericht dat volgens [bedrijf 1] ook deze 110v versie ventilator werkt en dat [eiser] de software zal aanpassen voor dit type ventilator. Daarbij heeft zij aan [gedaagde] verzocht wanneer [gedaagde] de 500 componenten sets verscheept wil hebben.
3.13.
Bij e-mailbericht van 7 november 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] bericht dat de bestelling gereed staat voor verzending. Daarbij heeft zij ook een foto van de ingepakte bestelling en de betreffende factuur van € 400.000,00 meegestuurd. Zij heeft tevens verzocht om betaling van de factuur en gemeld dat na de betaling de 500 componenten sets naar [gedaagde] verstuurd zullen worden.
3.14.
Bij e-mail van 16 november 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser] bericht dat het hoofd van de [bedrijf 2] (de beoogde afnemer van [gedaagde] ) een hartaanval heeft gekregen, dat [gedaagde] op zoek gaat naar een nieuwe afnemer en dat zij ervan uitgaat dat partijen zich door deze tijdelijke pauze heen zullen werken.
3.15.
Bij e-mail van 17 november 2022 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd tot nakoming van de (op 25 maart 2022 bijgewerkte) bestelling van 10 februari 2022 en tot betaling van de voormelde factuur. [gedaagde] heeft daar niet aan voldaan.
3.16.
Op diverse verzoeken van [eiser] na 17 november 2022 tot minnelijk overleg is tot op de datum van de mondelinge behandeling van dit kort geding niet gereageerd door [gedaagde] .

4.Het geschil

4.1.
[eiser] heeft -na wijziging van eis ter terechtzitting- gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. [gedaagde] zal veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen onder de Importer Agreement van 1 maart 2021 en de op 25 maart 2022 geüpdatet bestelling van 10 februari 2022, in het bijzonder door betaling van een bedrag van € 400.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente hierover vanaf de datum van verzuim, althans van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair:
2. [gedaagde] zal veroordelen tot het stellen van zekerheid aan [eiser] , in welke vorm dan ook, voor betaling van een bedrag van € 400.000,00, binnen zeven dagen na het wijzen van vonnis, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn;
meer subsidiair:
3. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding, thans begroot op een bedrag van € 20.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de datum van verzuim, althans de datum van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
4. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 60.000,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5. zal bepalen dat voor een overtreding door [gedaagde] van de veroordeling onder sub 1 dan wel 2 een dwangsom aan [eiser] wordt verbeurd van € 40.000,00, vermeerderd met € 2.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat een overtreding voortduurt, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
6. [gedaagde] zal veroordelen om de kosten van het geding te voldoen binnen zeven dagen na het wijzen van vonnis, te vermeerderen met de nakosten van € 148,00 onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.
4.2.
[eiser] heeft aan haar primaire vordering -summier samengevat- ten grondslag gelegd dat [gedaagde] gehouden is tot nakoming van de Overeenkomst en de op 25 maart 2022 bijgewerkte bestelling. Aan alle voorwaarden waaronder die bestelling is gedaan, is volgens haar voldaan. Nu de bestelling gereed staat voor verscheping, dient de factuur dan ook betaald te worden. Voor zover geoordeeld wordt dat niet aan alle voorwaarden is voldaan, heeft volgens haar te gelden dat [gedaagde] al in 2021 de bestelling had moeten afnemen en dat zij daarom de factuur moet betalen. Bij de gevorderde betaling heeft [eiser] naar zij heeft gesteld ook een spoedeisend belang. Aan haar subsidiaire vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat zij geen enkele andere zekerheid tot betaling heeft of kan verkrijgen en dat zij gezien de radiostilte van [gedaagde] sinds 16 november 2022 er niet gerust op is dat [gedaagde] zal nakomen, terwijl [eiser] mogelijk weer aan de slag moet voor [gedaagde] wegens vermeend nog niet vervulde voorwaarden. Aan haar meer subsidiaire vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat zij kosten heeft gemaakt in de uitvoering van de met [gedaagde] gemaakte afspraken en het gereedmaken van de bestelling voor de Amerikaanse markt. [eiser] heeft geen andere importeur in de Verenigde Staten. Dus al deze kosten zijn voor niets geweest. Die kosten (bestaande uit de kosten van [bedrijf 1] van € 1.793,95, zelf gemaakte onkosten van € 29.150,00 en opslagkosten) dienen dan ook door [gedaagde] vergoed te worden, aldus [eiser] .
4.3.
[gedaagde] heeft verzocht de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Zij heeft, summier samengevat, het volgende als verweer aangevoerd.
[eiser] heeft geen spoedeisend belang. Verder is de bestelling gedaan onder (onder meer) de volgende voorwaarden:
a)alle componenten moeten zijn goedgekeurd voor de Amerikaanse markt en voorzien zijn van een UL certificering (dat is vergelijkbaar met een Europees CE-keurmerk) en
b)[gedaagde] zal op zoek gaan naar een geschikte motor aan de hand van de specificaties die [eiser] verleent en vóór verzending van de componenten sets moet [eiser] de motor in het systeem plaatsen dit testen en goedkeuren. De bestelling wordt bindend zodra “de order is valid en confirmed”.
Die definitieve bevestiging dat de order inderdaad aan alle voorwaarden voldoet en kan worden verscheept en betaald, heeft [gedaagde] echter nooit gegeven. Een aantal problemen staat daaraan in de weg. In de eerste plaats het probleem dat haar afnemer [bedrijf 2] zich terugtrekt, waarmee de financiering ontvalt. Het feit dat [gedaagde] door de tekortkomingen van [eiser] op geen enkel moment in staat is geweest om de bestelde producten (door) te leveren en het feit dat het gereed krijgen van de bestelling van maart 2022 ruim een half jaar heeft geduurd, heeft het vertrouwen van de [bedrijf 2] dermate geschaad dat zij zich niet meer gebonden acht aan the letter of intent die zij aan [gedaagde] heeft afgegeven. Dat zet de financiering en daarmee de gehele samenwerking op losse schroeven. In de tweede plaats heeft [eiser] geen bewijs laten zien over de vereiste UL-certificering te beschikken. [eiser] heeft -anders dan een mailtje dat het werkt- geen testresultaten verschaft, waaruit blijkt dat de systemen veilig zijn en doen wat ze moeten doen, laat staan dat ze beschikken over certificering. [gedaagde] bevindt zich thans dan ook in een situatie dat het onmogelijk is om financiering te betrekken, terwijl [eiser] betaling eist voor een groot aantal systemen, die niet zijn voorzien van de vereiste tests en certificaten en waarvan [gedaagde] tot op heden zelfs geen enkel testmodel heeft gezien. Het vertrouwen in [eiser] is definitief verdwenen. [eiser] schoot in 2021 al tekort door in strijd met haar toezegging dat zij een 110v-systeem gereed had voor de Amerikaanse markt de 20 demo’s niet binnen de contractuele leveringstermijn te leveren. En hoewel [gedaagde] daarna mee heeft willen denken aan een praktische oplossing, is er nog steeds geen voldoende veilig en gecertificeerd product om naar de Amerikaanse markt te gaan. [eiser] komt dus opnieuw haar verplichtingen niet na. Het zijn dus de eigen tekortkomingen van [eiser] , die de huidige situatie hebben veroorzaakt. Een situatie waardoor [eiser] ook niet in staat is om de bestelling goed te keuren. Het resultaat is niet alleen dat [eiser] niet kan vorderen dat [gedaagde] de 500 componenten sets moet afnemen, maar ook dat [gedaagde] flinke schade heeft geleden. Zij heeft veel geld gestoken in de promotie van een product dat niet bleek te bestaan en nog steeds niet bestaat. Ook is zij aanzienlijke winsten misgelopen, omdat [eiser] haar zaken niet op orde had en geen producten kon leveren, aldus [gedaagde] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze zaak internationaal-rechtelijke aspecten heeft. Hij moet dan ook eerst beoordelen of hij bevoegd is. Gelet op artikel 8 Rv en artikel 14.2 van de Overeenkomst acht de voorzieningenrechter zich bevoegd. Voorts zal, gelet op het bepaalde in artikel 14.1 van de Overeenkomst, het geschil naar Nederlands recht worden beoordeeld.
5.2.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis. Deze wijziging betreft een aanvulling op de oorspronkelijke eis en bestaat eruit dat [eiser] subsidiair zekerheidstelling heeft gevorderd voor de betaling van een bedrag van € 400.000,00. Volgens [gedaagde] is dit geen eis vermindering en zij ziet niet in waarom de zekerheidstelling pas op de mondelinge behandeling wordt gevorderd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de wijziging van eis niet in strijd met de beginselen van een goede procesorde. Hetgeen ten grondslag is gelegd aan het subsidiair gevorderde is nagenoeg hetzelfde als hetgeen ten grondslag is gelegd aan het primair gevorderde. [gedaagde] kan zich tegen het subsidiair gevorderde dan ook verweren, hetgeen zij ook gedaan heeft. De wijziging van eis zal dus niet buiten beschouwing worden gelaten.
5.3.
De primaire vordering van [eiser] betreft een geldvordering. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.4.
Van de spoedeisendheid van de vordering is de voorzieningenrechter voldoende gebleken. [gedaagde] heeft dan wel betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende. Zo is niet weersproken, en staat dus vast, dat Rabobank de productie van de 500 componenten sets heeft voorgefinancierd en dat [eiser] , zolang geen terugbetaling aan Rabobank heeft plaatsgevonden, dagelijks een substantieel bedrag aan rente verschuldigd is.
5.5.
Over het risico van onmogelijkheid van terugbetaling door [eiser] in het geval het gevorderde in dit kort geding mocht worden toegewezen, en [eiser] betaling verkrijgt, maar zij later in een eventuele bodemprocedure alsnog in het ongelijk mocht worden gesteld, is verder niets gesteld door [gedaagde] . Voorshands wordt het er dan ook voor gehouden dat een dergelijk restitutierisico niet bestaat. Dit hoeft aan een behandeling van de vorderingen en een eventuele toewijzing van het gevorderde dan ook niet in de weg te staan.
5.6.
Kort gezegd, vordert [eiser] in dit kort geding de nakoming van de volgens haar op 25 maart 2022 tot stand gekomen koopovereenkomst, die inhoudt dat [eiser] 500 componenten sets levert aan [gedaagde] tegen betaling door [gedaagde] aan [eiser] van een koopprijs van € 400.000,00.
5.7.
[gedaagde] heeft daartegen onder meer het verweer gevoerd dat is afgesproken dat de bestelling pas bindend wordt nadat door haar definitief bevestigd is dat de order aan alle voorwaarden voldoet en kan worden verscheept en betaald, dat zij die bevestiging nooit gegeven heeft, en dat reeds hierom de vordering moet worden afgewezen. Dat verweer gaat voorshands niet op. Dat partijen een dergelijk definitief bevestigingsvereiste hebben afgesproken, is betwist en blijkt nergens uit, in het bijzonder niet uit haar producties 1, 2, 3 en 11 waarnaar [gedaagde] in dit verband verwezen heeft. [gedaagde] heeft ook niet gesteld waar dat dan precies in die producties (hoofdzakelijk bestaande uit e-mail correspondentie tussen partijen) te vinden is. Het is blijkens de bestelbevestiging van 25 maart 2022 ook niet geformuleerd als een van de voorwaarden waaronder de bestelling gedaan is. De omstandigheden dat [gedaagde] op 16 november 2022 nog als reden voor de niet betaling van de factuur van [eiser] opgaf de fysieke problemen van de directeur van de [bedrijf 2] en dat [gedaagde] daarna tot op de datum van de mondelinge behandeling op 6 maart 2023 geen enkele respons heeft gegeven op verzoeken van [eiser] tot minnelijk overleg, lijken er veeleer op te duiden dat het beweerde definitieve bevestigingsvereiste een gezocht argument is om onder de betalingsverplichting jegens [eiser] uit te komen.
5.8.
Het verweer van [gedaagde] dat [eiser] tekort is geschoten door bij het aangaan van de Overeenkomst te beloven dat zij een 110v-systeem gereed had om te introduceren op de Amerikaanse markt, dat zij die belofte geschonden heeft en dat daardoor [eiser] haar verplichting tot levering van 20 demo’s niet heeft kunnen nakomen, kan [gedaagde] naar voorshands wordt geoordeeld evenmin helpen. Nog daargelaten dat [eiser] heeft betwist dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in die verplichtingen, vaststaat dat toen na sluiting van de Overeenkomst sprake bleek te zijn van een lange levertijd partijen nadere afspraken hebben gemaakt, onder meer inhoudende dat de contractuele verplichting van [gedaagde] om in 2021 500 luchtreinigers of componenten daarvoor af te nemen, verschoven zou worden naar 2022. Verder hebben partijen toen tevens nader afgesproken dat in verband met de lange levertijd van de motor [eiser] slechts de componenten sets voor de luchtreinigers zou leveren, dat [gedaagde] zelf een voor de Amerikaanse markt geschikte motor zou zoeken en inkopen en dat [gedaagde] de luchtreinigers daarna zelf zou bouwen. Verder staat vast dat die nadere afspraken geëffectueerd zijn in de sluiting van de koopovereenkomst van 25 maart 2022 en dat de door [gedaagde] gekochte 500 componenten sets sinds 7 november 2022 voor verzending bij [eiser] gereed staan. Nu nakoming wordt gevorderd van die koopovereenkomst kan de beweerde tekortkoming van [eiser] aan toewijzing van die vordering dan ook niet in de weg staan. Bovendien is hier geen rechtsgevolg aan verbonden. Ook daarom kan de beweerde tekortkoming niet tot afwijzing van het gevorderde leiden. [gedaagde] stelt dan wel schade te hebben geleden door de beweerde tekortkomingen van [eiser] , maar zij heeft geen schadevergoeding gevorderd en (in noch buiten rechte) een beroep gedaan op opschorting, verrekening of ontbinding. Daarbij komt dat de beweerd geleden schade onvoldoende onderbouwd is. Zo heeft zij geen enkel bedrag genoemd, zelfs niet bij benadering, laat staan dat zij de beweerde schade met stukken heeft onderbouwd.
5.9.
[gedaagde] heeft tenslotte gesteld dat [eiser] geen bewijs heeft laten zien dat de systemen die klaar staan over de vereiste UL-certificering beschikken. [eiser] heeft volgens [gedaagde] ook geen testresultaten verschaft waaruit blijkt dat de systemen veilig zijn en doen wat ze moeten doen. Er is volgens [gedaagde] dus nog steeds geen voldoende veilig en gecertificeerd product om naar de Amerikaanse markt te gaan en dus komt [eiser] volgens [gedaagde] opnieuw haar verplichtingen niet na en schiet zij opnieuw tekort. Ook dit verweer kan naar voorshands wordt geoordeeld niet aan toewijzing van het gevorderde in de weg staan.
5.10.
Ten eerste kan het verweer dat [eiser] opnieuw tekort schiet [gedaagde] niet helpen nu zij daar geen rechtsgevolg aan verbonden heeft. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft zij dan wel gesteld schade te hebben geleden door de tekortkomingen van [eiser] , maar een daartoe strekkende vordering is niet ingesteld. Noch is een beroep gedaan op opschorting, verrekening of ontbinding. Maar ook om de navolgende redenen gaat dat verweer niet op.
5.11.
Dat [eiser] testresultaten zal verschaffen met betrekking tot de door haar te leveren componenten sets, is niet overeengekomen. Uit de bestelbevestiging blijkt ook niet dat dit een voorwaarde vormt bij de bestelling. [gedaagde] heeft ook nooit verzocht om dergelijke testresultaten bij [eiser] .
Verder heeft [eiser] aan [gedaagde] de resultaten verschaft van de testen die [bedrijf 1] heeft uitgevoerd met betrekking tot de werking van de door [gedaagde] aangeleverde 230v variant en 110v variant van de motor in combinatie met de componenten uit de componenten sets van [eiser] . En die resultaten waren goed. De motor werkte in combinatie met die componenten. Dat blijkt uit de e-mail van [eiser] van 10 juni 2022 11:29 uur aan [gedaagde] voor wat betreft de 230v variant van de motor (productie 7 van [eiser] ) en uit de e-mail van [eiser] van 7 september 2022 16:43 uur aan [gedaagde] voor wat betreft de 110v variant van de motor (welke e-mail gevoegd is bij productie 8 van [eiser] ). Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt heeft willen stellen dat de bij die e-mails gegeven informatie te summier is en dat zij meer informatie had moeten hebben, wordt daaraan voorbij gegaan. Niet alleen heeft [gedaagde] niet aangegeven welke informatie zij dan nog meer had moeten hebben, bovendien had [gedaagde] tussen 7 september 2022 (de datum waarop [eiser] aan [gedaagde] meldde dat de 110v versie van de ventilator het deed, dat zij haar software zou aanpassen en zij aan [gedaagde] vroeg wanneer zij de 500 componenten sets verscheept wilde hebben) en de datum van de mondelinge behandeling van dit kort geding (een periode van bijna een half jaar) die nadere informatie al lang kunnen opvragen bij [eiser] , maar heeft zij dat nooit gedaan.
5.12.
Ten aanzien van de volgens [gedaagde] ontbrekende UL-certificering wordt voor wat betreft de motor overwogen dat [gedaagde] zelf een voor de Amerikaanse markt geschikte motor zou zoeken. Die heeft zij ook gevonden. Voorshands wordt er dan ook vanuit gegaan dat die motor ook UL goedgekeurd is. Voor zover dat niet het geval mocht zijn, wordt voorshands geoordeeld dat in de onderlinge verhouding tussen partijen het de verantwoordelijkheid van [gedaagde] is om daar zorg voor te dragen. Zij zou immers zorgdragen voor een voor de Amerikaanse markt geschikte motor.
5.13.
Ten aanzien van de volgens [gedaagde] ontbrekende UL-certificering wordt voor wat betreft de componenten sets overwogen dat partijen onder 2.2. van de bijgewerkte bestelling overeengekomen zijn:
“All components ordered should be approved fort the US market and UL approved as per the agreement”.Volgens [eiser] is aan deze voorwaarde ook voldaan. Naar zij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft aangevoerd zijn de componenten van haar componenten sets dan wel niet UL gecertificeerd, maar zijn deze wel allemaal voorzien van het Europese CE-keurmerk en stemt dat keurmerk inhoudelijk overeen met het Amerikaanse UL-certificaat. [gedaagde] heeft dat niet betwist. Volgens haar is het Amerikaanse UL-certificaat vergelijkbaar met het Europese CE-keurmerk. Hiervan uitgaande, wordt voorshands dan ook geoordeeld dat is voldaan aan de voormelde voorwaarde 2.2. Door [gedaagde] is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de CE-gekeurde componenten sets van [eiser] niet tot de Amerikaanse markt worden toegelaten, enkel omdat de daarmee materieel vergelijkbare UL-certificering ontbreekt. Zij heeft ook niet gesteld dat zij de componenten met het CE-keurmerk, maar zonder het UL-certificaat, niet zou mogen gebruiken voor de bouw van de luchtreinigers in de Verenigde Staten. Het bepaalde in artikel 2.3 van de Overeenkomst, waarin onder meer staat: “
also confirms it wil get the full UL listing on the AirCleaner”,staat aan dit voorlopige oordeel niet in de weg. De AirCleaner betreft immers de gehele luchtreiniger (en niet slechts de componenten daarvan) en die bepaling ziet op de situatie waarin er nog vanuit werd gegaan dat [eiser] de luchtreiniger zou bouwen en niet (zoals partijen nadien nader zijn overeengekomen) [gedaagde] .
5.14.
Als [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat [eiser] voor de UL-certificering van de gehele luchtreiniger -dus gebouwd met de componenten van [eiser] in combinatie mét de motor van [gedaagde] - moet zorgdragen, wordt zij daarin voorshands niet gevolgd. Op de eerste plaats is dat geen voorwaarde die genoemd wordt in de bestelbevestiging van 25 maart 2022. Nu [gedaagde] de luchtreiniger zelf bouwt met de door haar uitgezochte motor en de door [eiser] aangeleverde componenten, is het naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter voorts ook haar verantwoordelijkheid de luchtreiniger in zijn geheel UL-goedgekeurd te krijgen. Het gehele bouwproces vindt plaats bij [gedaagde] in de Verenigde Staten, zodat het logisch en ook voor de hand ligt dat zij zorgdraagt voor de UL-certificering. Het bepaalde in artikel 2.3. van de Overeenkomst (“
[eiser] also confirms it wil get the full UL listing on the AirCleaner”)staat aan dat voorlopige oordeel niet in de weg. Zoals hiervoor al is overwogen, ziet die bepaling op de situatie waarin er nog vanuit werd gegaan dat [eiser] de luchtreiniger zou bouwen en niet (zoals partijen nadien nader zijn overeengekomen) [gedaagde] .
5.15.
Gelet op hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 5.11. tot en met 5.14. is overwogen, gaat ook het onder r.o. 5.9. omschreven verweer van [gedaagde] , er op neerkomende dat [eiser] opnieuw haar verplichtingen niet nakomt en tekort schiet, (naast hetgeen in r.o. 5.10. is overwogen) ook niet op.
5.16.
Op grond van al het vorenstaande, en nu hetgeen [gedaagde] overigens nog heeft aangevoerd niet aan toewijzing van de vordering in de weg kan staan, is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] een vordering heeft op [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 400.000,00. Het primair gevorderde kan in beginsel dan ook worden toegewezen. [eiser] vordert primair, kort gezegd, [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van haar verplichtingen, in het bijzonder door betaling van een bedrag van € 400.000,00. Nu niet is gesteld dat [gedaagde] nog meer verplichtingen niet nakomt dan haar betalingsverplichting, zal de primaire vordering daarom in die zin worden toegewezen dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van € 400.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke handelsrente. Nu er voorshands niet van kan worden uitgegaan dat de algemene voorwaarden van [eiser] (die een betalingstermijn van 14 dagen kennen) van toepassing zijn (op het gemotiveerde verweer daartegen van [gedaagde] is [eiser] namelijk niet ingegaan) en de factuur van [eiser] bij e-mail van 7 november 2022 aan [gedaagde] is verstuurd, zal ingevolge het bepaalde in artikel 6:119a lid 2 onder a. BW die wettelijke handelsrente worden toegewezen vanaf 8 december 2022 tot de dag der algehele voldoening.
5.17.
Gelet op het bepaalde in artikel 611a lid 1 Rv wordt de gevorderde dwangsom afgewezen.
5.18.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokostenvergoeding wordt afgewezen. Die is gebaseerd op de algemene voorwaarden van [eiser] en, zoals hiervoor al is overwogen, voorshands kan van de toepasselijkheid van die voorwaarden niet worden uitgegaan.
5.19.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [eiser] worden begroot op in totaal € 6.920,02 (en betreffen € 104,02 aan dagvaardingskosten, € 5.737,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan salaris advocaat). Ook de hierover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
5.20.
Uit het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3., is op te maken dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de nakosten.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 400.000,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW hierover vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op een bedrag van € 6.920,02, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de achtste dag na de datum van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.