ECLI:NL:RBOVE:2023:1635

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10426803 \ CV EXPL 23-1283
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twist over uitleg concurrentie- en relatiebeding na beëindiging arbeidsovereenkomst tussen uitzendbureau en werknemer

In deze zaak gaat het om een werknemer van een uitzendbureau die, na het sluiten van een beëindigingsovereenkomst met zijn voormalige werkgever, in dienst treedt bij een ander uitzendbureau. De werknemer en zijn nieuwe werkgever, Strikt Uitzendbureau B.V., komen in conflict met de voormalige werkgever, Interwel Oost B.V., over de uitleg van de concurrentie- en relatiebedingen die in de arbeidsovereenkomst zijn opgenomen. De kantonrechter in Zwolle moet in kort geding beoordelen of de werknemer en Strikt zich aan de bedingen moeten houden. De rechter stelt vast dat de werknemer gedeeltelijk is ontheven van het concurrentiebeding, maar dat het relatiebeding onverkort van kracht blijft voor de 93 relaties die in de beëindigingsovereenkomst zijn opgenomen. De rechter oordeelt dat de werknemer en Strikt de afspraken uit de beëindigingsovereenkomst moeten nakomen en legt een dwangsom op voor elke dag dat zij in gebreke blijven. De vorderingen van de werknemer en Strikt in reconventie worden afgewezen, omdat de rechter van oordeel is dat de uitleg van Interwel over het relatiebeding juist is. De proceskosten worden toegewezen aan Interwel.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10426803 \ CV EXPL 23-1283
Vonnis in kort geding van 8 mei 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidINTERWEL OOST B.V.,
gevestigd te Nieuwleusen ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: Interwel ,
gemachtigde: mr. I. Atar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidSTRIKT UITZENDBUREAU B.V.,
gevestigd te Vollenhove ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde 1] en Strikt ,
gemachtigde: mr. G.W. Wezelman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 april 2023
- de conclusie van antwoord tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie
- de wijziging van eis van Interwel , met producties 40 tot en met 57
- de nagezonden producties 58 tot en met 79 van Interwel
- de mondelinge behandeling van 17 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
- de pleitnota van Interwel
- de pleitnota van [gedaagde 1] en Strikt .
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.1.
Interwel en Strikt exploiteren ieder een uitzendbureau. [gedaagde 1] is op 19 augustus 2019 in dienst getreden bij Interwel als commercieel medewerker, aanvankelijk voor de duur van een jaar, en later voor onbepaalde tijd.
2.2.
Interwel en [gedaagde 1] zijn in artikel 13 en 14 en in de aanhef van deze artikelen in de op schrift gestelde arbeidsovereenkomst een concurrentie- en relatiebeding overeengekomen. De bedingen luiden, voor zover relevant, als volgt:
Het opnemen van onderstaand concurrentie- relatiebeding in deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen van Interwel .
Er is sprake van een zwaarwegend bedrijfsbelang omdat:
* tot de werkzaamheden van werknemer behoort dat hij kennis neemt vanklantenlijsten / prijslijsten / kostprijzen / leveranciersgegevens/ werkwijzen /know-how.*
met name deze klantenlijsten / prijslijsten / kostprijzen / leveranciersgegevens /
werkwijzen / know-how bepalen het succes van Interwel* kennisname van deze klantenlijsten / prijslijsten / kostprijzen / leveranciersgegevens
/ werkwijzen / know-how en computerprogrammatuur door directe concurrenten
van Interwel er toe kan leiden dat Interwel grote schade ondervindt in de vorm van
toenemende concurrentie door die concurrenten.*Interwel (en aan haar gelieerde bedrijven) er een zwaarwegend belang bij heeft tevoorkomen dat concurrenten in het hieronder beschreven gebied op oneigenlijke
wijze kennis kan nemen van klantenlijsten / prijslijsten / kostprijzen / \
leveranciersgegevens / werkwijzen / know-how. Door de werknemer in dienst te
nemen of op andere wijze van zijn diensten gebruik te maken.Artikel 13: concurrentiebeding13.1 Het is werknemer verboden om gedurende een periode van een jaar na beëindiging
van het dienstverband met werkgever zelf in enigerlei vorm een zaak, gelijk,
gelijksoortig of verwant aan de onderneming van werkgever te vestigen, te drijven,
mede te drijven of te doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook financieel in
welke vorm dan ook, bij een dergelijke zaak belang te hebben, direct of indirect, of
daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding,
hetzij om niet.13.2 Bovendien is het verboden om tijdens het dienstverband en gedurende een periode
van 1 jaar na beëindiging hiervan, zelf in dienst te treden van, op enigerlei wijze
werkzaam te zijn, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet voor of bij een
opdrachtgever / klant van werkgever.Onder opdrachtgever of klant wordt verstaan een natuurlijke persoon of
rechtspersoon, die in een periode van 1 jaar voor de beëindiging van het
dienstverband van werkgever een factuur heeft ontvangen.13.3 Bij overtreding van het in het eerste en tweede lid bepaalde is werknemer een directopeisbare boete aan werkgever verschuldigd van € 5.000,- per overtreding,
vermeerderd met € 1.000,- voor iedere dag waarop zodanige overtreding
voortduurt, zonder dat enige schade of verlies behoeft te worden aangetoond en
onverminderd het recht van werkgever om volledige schadevergoeding te vorderen.
Artikel 14: Relatiebeding14.1 Na het einde van de arbeidsovereenkomst zal werknemer alle cliënten en relaties van werkgever die zich tot hem wenden naar werkgever terugverwijzen en zich in elk geval ervan onthouden hun van advies te voorzien of overeenkomsten met hen aan te gaan, voor zover deze adviezen of overeenkomsten direct of indirect verband houden met diensten of producten die werkgever verricht, behoudens voorafgaande schriftelijk ontheffing vanwerkgever, zulks gedurende de periode van twee jaren na datum van beëindiging van dearbeidsovereenkomst.
2.3.
Artikel 15 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat een bonus wordt toegekend volgens een jaarlijks vast te stellen addendum. Tussen partijen is een addendum bonus 2021 en een addendum bonus 2022 overeengekomen.
2.4.
Op 27 oktober 2022 heeft [gedaagde 1] zijn dienstbetrekking bij Interwel opgezegd. Hij heeft toen medegedeeld dat hij gaat werken bij Strikt en dat hij daar mede-eigenaar zal worden. [gedaagde 1] en Interwel zijn vervolgens in onderhandeling getreden over de afwikkeling van het dienstverband van [gedaagde 1] bij Interwel .
2.5.
Op 13 november 2022 hebben [gedaagde 1] en [naam 1] , directeur van Interwel (hierna: [naam 1] ), met elkaar gesproken. [naam 1] heeft [gedaagde 1] verzocht het besprokene op de mail te zetten. Dat heeft [gedaagde 1] gedaan bij een e-mail van 16 november 2022. Daarin staat, voor zover van belang:
“(……)
Op donderdag 27-10-2022 heb ik je mondeling aangegeven dat ik ander werk heb…
(……)
Om het bij Interwel goed af te sluiten wil ik 2 maand langer door dan de reguliere opzegtermijn (i.p.v. 1-12-22 wordt dit 1-02-2023).
(……)
.Per 1-02-2023 uit dienst
.Geen relatie-concurrentiebeding
.De toezegging dat ik niet in huisvesting, vervoer en EU-medewerkers ga
(…..).”
2.6.
Bij e-mail van 16 november 2022 heeft [naam 1] in reactie op de voormelde e-mail bericht, voor zover van belang:
“(……)
Als opmerking wil ik het volgende benoemen. Punt 2 hebben we niet besproken zoals het daar staat.
(……).”
2.7.
Op 21 november 2022 hebben [gedaagde 1] en [naam 1] in de ochtend en in de middag contact met elkaar gehad. Daarover heeft [naam 1] bij e-mail van 21 november 2022 aan [gedaagde 1] het volgende bericht, voor zover van belang:
“(……)
Vanochtend besproken /je meegedeeld:
1.
Uit dienst per 1-2-2023 hierbij bevestigd en akkoord.
(…..)
6. Per direct ben je vrijgesteld van werkzaamheden.
(……)
8. Artikel 12, 13 en 14 van je arbeidsovereenkomst blijven van kracht. Dit gaat over de
geheimhouding, concurrentiebeding en relatiebeding.
(……)
.Ik heb je aangegeven dat ik in een gesprek met de aandeelhouders bovenstaande punten nogmaals zal bespreken.
Vanmiddag heb ik je telefonisch op de hoogte gebracht van het gesprek met de aandeelhouders.
Alleen onder bepaalde voorwaarden wordt artikel 13 van je arbeidsovereenkomst (het concurrentiebeding) losgelaten. Deze voorwaarden zijn:
Datum uit dienst 01-12-2022 (donderdag 27-10-2022 heb je me gemeld dat je uit dienst wil dus de gebruikelijke opzegtermijn betekent uit dienst per 1-12-2022)
De andere punten (voorwaarden) zoals gemeld/beschreven blijven bestaan. Met name het relatiebeding is een belangrijk item wat moet blijven gehandhaafd.
(……).”
2.8.
Begin december 2022 heeft [gedaagde 1] zich tot zijn gemachtigde, mr. Wezelman, gewend. Deze heeft in een brief aan [naam 1] van 9 december 2022 onder meer het concurrentie- en relatiebeding aan de orde gesteld. Op die brief van 9 december 2022 heeft de gemachtigde van Interwel , mr. Atar, gereageerd bij brief van 22 december 2022. Daarin heeft zij onder meer nog eens het standpunt van Interwel tot dan toe weergegeven, inhoudende dat Interwel bereid is het concurrentiebeding te laten vallen, mits [gedaagde 1] (conform de reguliere opzegtermijn) per 1 december 2022 uit dienst treedt en dat het relatiebeding wordt gehandhaafd. Voorts heeft zij daarbij bericht:
(……)
Er moet in ieder geval geconcludeerd worden dat uw cliënt zijn arbeidsovereenkomst in oktober 2022 zelf heeft opgezegd per 1 februari 2023. Interwel heeft dit ook akkoord bevonden. Vooralsnog is Interwel onder voorbehoud van alle rechten en weren, bereid om met wederzijds goedvinden uit elkaar te gaan. Onder meer het geheimhoudings-, concurrentie- en relatiebeding blijven in dat geval gelden. Uw cliënt mag wel in dienst treden bij Strikt Uitzendbureau . In dat geval zou de arbeidsovereenkomst wel per 1 januari 2023 moeten eindigen. Indien uw cliënt hiervoor openstaat, dan verneem ik dat graag uiterlijk dinsdag 27 december a.s. om 12.00 uur, zodat de voorwaarden voor de beëindiging besproken kunnen worden. Na voornoemde datum zal het voorstel vervallen.
(……).”
2.9.
Op 27 december 2022 hebben de gemachtigden van partijen over de voormelde brief van 22 december 2022 telefonisch contact gehad met elkaar. Daarna heeft mr. Wezelman bij e-mail van 27 december 2022 aan mr. Atar bericht, voor zover van belang:
“(….)
Zojuist spraken we elkaar telefonisch over deze kwestie. U vroeg mij kort dit even op de mail te zetten, zodat u het verder met cliënt kunt bespreken. Hieronder vindt u, uiteraard onder voorbehoud van alle rechten en weren, het voorstel van namens cliënt om deze kwestie te regelen.Ik heb aangegeven dat we wat betreft de juridische inhoud (wel of geen opzegging, geldigheid/aantastbaarheid bedingen en vraag of de bedingen in de praktijk ook echt tot problemen zullen leiden) een tegengestelde mening hebben.Het is voor cliënt en voor Strikt evenwel belangrijk om problemen te voorkomen. Strikt en Interwel werken bij een fors aantal relaties samen. Het is niet in het belang van cliënt, Strikt , Interwel of de betrokken gedeelde relaties dat er wat betreft die samenwerking problemen zullen ontstaan. Cliënt komt daarom graag, en dat is altijd de insteek geweest tot nadere afspraken omtrent het einde van het dienstverband.
Concreet kan cliënt akkoord gaan met de uitdiensttreding per 1 januari 2023 (mits ‘logistiek’ mogelijk gelet op de nader uit te werken punten) en de toezegging dat hij bij Strikt in dienst mag treden. Dat het concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding in stand blijven, is ook geen probleem, maar cliënt komt ter voorkoming van bovenstaande problemen wel graag tot een nadere uitwerking van wat dan onder het relatiebeding moet worden verstaan. Cliënt stelt in lijn met zijn e-mail van 16 november 2022, derde bulletpoint, voor te komen tot afspraken waarbij hij garandeert bepaalde diensten (vervoer, huisvesting, EU-medewerkers) niet te zullen verrichten. Ook kan hij instemmen met nadere parameters, zoals functies en specifieke relaties. Op die manier is voor alle partijen duidelijk wat de afspraken zijn, kan cliënt zonder daarna getouwtrek te hoeven verwachten in dienst treden bij Strikt en kunnen Strikt en Interwel hun eigen ‘ding’ blijven doen zonder elkaar te hoeven bijten.”
2.10.
Bij e-mail van 28 december 2022 heeft mr. Atar als volgt gereageerd op de onder 2.9. vermelde e-mail:
“ Interwel is onder voorbehoud van alle rechten en weren bereid om het relatiebeding in dit geval, dus met betrekking tot de werkzaamheden bij Strikt Uitzendbureau B.V. te verduidelijken.
Dat zal in hoofdlijnen als volgt worden opgenomen in de beëindigingsovereenkomst. Er zal direct of indirect niet in huisvesting, vervoer en met EU-medewerkers gewerkt worden bij Strikt Uitzendbureau B.V.. Huisvesting, vervoer en met EU-medewerkers houdt mede in het uitzenden en detacheren van EU-personeel (arbeidsmigranten) in de branches metaal, logistiek, productie en recycling. Met indirect of indirect wordt mede verstaan via derden en/of gelieerde vennootschappen aan Strikt Uitzendbureau B.V. Interwel wenst deze toezegging ook schriftelijk van Strikt Uitzendbureau B.V. te ontvangen. Deze voorwaarde geldt inzake relaties die in bijgaand document zijn opgenomen
Bij overeenstemming moet uw cliënt uiterlijk 2 januari 2023 alle bedrijfseigendommen inclusief bedrijfsauto inleveren bij Interwel .”2.11. Bij e-mail van 29 december 2022 aan mr. Atar heeft mr. Wezelman als volgt gereageerd op de onder 2.10. vermelde e-mail, voor zover van belang:
“Dank voor uw snelle terugkoppeling. Voordat ik inga op uw voorstel, allereerst het volgende.
Salaris periode 12-2022 en 13-2022
(……)
Uw cliënte wordt dringend verzocht, en zo nodig gesommeerd, deze omissies met het salaris van periode 12 en 13 omgaand recht te zetten, het volledige salaris omgaand alsnog te betalen en een deugdelijke (vervangende) specificatie te zenden.
Bonusaanspraak 2022
(……)
Uw cliënte wordt verzocht de bonus uiterlijk 7 dagen na afloop van dit kalenderjaar onder verstrekking van een deugdelijke specificatie te betalen op het bekend zijnde bankrekeningnummer van cliënt.
Uw voorstel m.b.t. de relatielijstInmiddels heb ik cliënt ook gesproken over uw hoofdlijnenvoorstel m.b.t. de relatielijst en hij kan (natuurlijk vooralsnog onder voorbehoud van rechten en weren) daarmee akkoord gaan. Volledigheidshalve: dat behelst dat ten aanzien van de bedrijven zoals genoemd in de meegestuurde relatielijst de toezegging wordt gedaan dat er niet direct of indirect in huisvesting, vervoer en met EU-medewerkers wordt gewerkt bij Strikt Uitzendbureau BV.
Wat betreft Strikt Uitzendbureau BV in dezen: ik kan u de toezegging doen dat Strikt achter deze afspraken staat en deze ook in acht zal nemen. Het is dan ook feitelijk eigenlijk niet meer dan het voortzetten van de huidige manier van werken, waarbij Strikt en Interwel juist vanwege andere uitzendwerkzaamheden ook regelmatig samenwerken. Gelet op de geldende mededingingsregels kunnen er tussen Strikt en Interwel echter geen afspraken gemaakt worden over marktverdeling. Dat zou voor zowel Strikt als Interwel risico’s met zich meebrengen. Los van bovenstaande toezegging lijkt het mij daarom verstandig om tussen Interwel en Strikt als zodanig geen overeenkomst te sluiten. Tussen Interwel en cliënt is dat natuurlijk geen probleem.
De beëindigingsovereenkomst waarin bovengenoemde punten zijn verwerkt, zie ik graag tegemoet.
Inleveren bedrijfseigendommen
Wat betreft het inleveren van bedrijfseigendommen nog het volgende. Op dit moment heeft cliënt in zijn bezit twee sleutels, een auto, een tankpas en een oplader voor de reeds ingeleverde laptop. Uiteraard is cliënt van harte bereid deze op korte termijn in te leveren, maar daarvoor moet dan wel eerst correct zijn afgerekend over de periodes 12-2022 en 13-2022. Ook wenst cliënt voorafgaand aan de inlevering de schriftelijke toezegging te hebben dat uiterlijk 7 dagen na afloop van dit kalenderjaar de bonus wordt uitgekeerd.
(……).”2.12. Bij e-mail van 30 december 2022 om 14:43 uur heeft mr. Atar gereageerd op de onder 2.11. vermelde e-mail. Zij heeft daarin onder meer bericht dat het over de periode 12 en 13 van 2020 betaalde salaris correct is geweest. Verder heeft zij bericht dat de bonus pas na vaststelling hiervan betaald wordt, dat deze pas kan worden vastgesteld als de definitieve jaarrekening is goedgekeurd en dat dit naar verwachting eind derde kwartaal 2023 zal gebeuren. Ook heeft zij bericht dat de bedrijfseigendommen uiterlijk 2 januari 2023 moeten worden ingeleverd. Ten aanzien van het relatiebeding heeft mr. Atar als volgt bericht:
“Relatiebeding: ik kan mij niet vinden in uw mededeling over mededingingsregels. Als u dat wel vindt, dan ontvang ik graag een juridische onderbouwing van uw stelling. Interwel wenst een schriftelijke toezegging van Strikt Uitzendbureau te ontvangen. Als u die toezegging namens Strikt Uitzendbureau mag doen, is dat ook goed. Die toezegging en dat u die toezegging namens Strikt Uitzendbureau mag doen, ontvang ik graag in een separate e-mail van u.
Mr. Atar heeft haar e-mail van 30 december, voor zover van belang, als volgt beëindigd:
“Als er uiterlijk vandaag om 16:30 uur geen overeenstemming wordt bereikt, zal het voorstel van Interwel om met wederzijds goedvinden uit elkaar te gaan, vervallen. De vrijstelling om bij Strikt Uitzendbureau in dienst te gaan, zal dan dus ook niet meer gelden. Het dienstverband van uw cliënt zal in dat geval eindigen per 1 februari 2023 conform zijn opzegging.”
2.13.
Mr. Wezelman heeft niet binnen de door mr. Atar gestelde termijn (vóór 16:30 uur) gereageerd. Voor het eerst heeft hij weer contact gezocht met mr. Atar bij een e-mail van 2 januari 2023 om 10:16 uur. Daarin heeft hij haar gevraagd zo snel mogelijk telefonisch contact op te nemen. Vervolgens is er tussen beide gemachtigden telefonisch contact geweest.
2.14.
Na voormeld telefonisch contact heeft mr. Wezelman bij e-mail van 2 januari 2023 13:51 uur aan mr. Atar bericht dat [gedaagde 1] de bedrijfseigendommen nog dezelfde dag zal inleveren, dat de concept vaststellingsovereenkomst graag nog dezelfde dag tegemoet wordt gezien en dat hij ervan uitgaat dat [gedaagde 1] nog dezelfde dag zijn akkoord kan geven.
2.15. Bij e-mail van 2 januari 2023 om 16:15 uur heeft mr. Atar een concept beëindigingsovereenkomst met een relatielijst van Interwel als bijlage 1 aan mr. Wezelman gestuurd.
2.16.
Mr. Wezelman heeft op de voormelde e-mail bij e-mail van 2 januari 2023 om 17:35 uur gereageerd. Hij heeft daarin laten weten dat de vaststellingsovereenkomst en de relatielijst akkoord zijn, dat hij op één klein onderdeel (volgens hem een taalkundig onderdeel) een aanpassing voorstelt en dat [gedaagde 1] voor het overige kan instemmen. Ook laat hij hierin weten dat na ontvangst van de definitieve versie hij voor ondertekening door [gedaagde 1] zal zorgen en dat hij dan separaat een e-mail met een schriftelijke toestemming namens Strikt zal sturen.
2.17.
Bij e-mail van 2 januari 2023 om 17:37 uur heeft mr. Wezelman, vooruitlopend op de ontvangst van de definitieve vaststellingsovereenkomst, namens Strikt verklaard dat Strikt de tussen [gedaagde 1] en Interwel gemaakte afspraken inzake het concurrentie- en relatiebeding, zoals vastgelegd in artikel 7 en bijlage 1 van de vaststellingsovereenkomst tussen [gedaagde 1] en Interwel zal respecteren en dat Strikt zich daar eveneens aan zal houden.
2.18.
Bij e-mail van 3 januari 2023 om 16:33 uur heeft mr. Atar aan mr. Wezelman de door Interwel ondertekende beëindigingsovereenkomst en bijlage 1 gestuurd en daarbij laten weten dat de door mr. Wezelman voorgestelde tekstuele aanpassing is verwerkt en dat zij zelf ook nog twee zinnen heeft toegevoegd in artikel 7.2 met betrekking tot bijlage 1.
2.19.
Bij e-mail van 3 januari 2023 om 17:54 uur heeft mr. Wezelman aan mr. Atar laten weten, kort gezegd, dat de twee door mr. Atar toegevoegde zinnen akkoord zijn. Tevens heeft hij daarbij de door [gedaagde 1] ondertekende beëindigingsovereenkomst geretourneerd.
2.20.
Artikel 3 van de door partijen ondertekende beëindigingsovereenkomst (hierna: de
beëindigingsovereenkomst) luidt, voor zover van belang, als volgt:
3.Eindafrekening
3.1.
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst vindt een finale eindafrekening plaats. Werkgever zal Werknemer uiterlijk binnen een maand na de Einddatum een definitieve salarisafrekening verstrekken en tot financiële afwikkeling overgaan.
(……)
3.3.
De bonus over 2022 zal op de gebruikelijke wijze en conform overeengekomen in het addendum van 1 juli 2022 worden vastgesteld en, indien toegekend, aan het einde van het eerste kwartaal worden uitbetaald aan Werknemer onder de voorgeschreven inhoudingen.
2.21.
Artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst luidt, voor zover relevant, als volgt:

7.Postcontractuele verplichtingen

7.1
Alle postcontractuele verplichtingen die voortvloeien uit de tussen Partijen bestaande arbeidsovereenkomst, waaronder uitdrukkelijk begrepen het concurrentiebeding in artikel 13 en relatiebeding in artikel 14, blijven ook na de Einddatum onverkort van kracht. Werknemer blijft eveneens gebonden aan de daaraan verbonden boetebepaling.7.2 Werknemer heeft aan Werkgever gevraagd om gedeeltelijk ontheven te worden van zijn verplichtingen in het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst, omdat hij in dienst treedt en mede-eigenaar wordt bij Strikt Uitzendbureau B.V. (…) Werknemer heeft aan Werkgever meegedeeld dat bij Strikt Uitzendbureau B.V. direct of ‘indirect’ niet in ‘huisvesting, vervoer en met EU-medewerkers’ gewerkt wordt en gewerkt zal worden. Werkgever heeft in het kader van die mededeling ingestemd met een gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen in het concurrentiebeding, zodat Werknemer na Einddatum in dienst kan treden bij Strikt Uitzendbureau B.V. ‘Huisvesting vervoer en met EU-medewerkers’ houdt mede in het uitzenden en detacheren van EU-personeel (arbeidsmigranten) in de branches metaal, logistiek, productie en recycling. Met ‘indirect’ werken wordt mede doch niet uitsluitend verstaan het verrichten van werkzaamheden, dan wel verlenen van diensten via derden en/of aan Strikt Uitzendbureau B.V. gelieerde vennootschappen en/of ondernemingen. Het relatiebeding blijft van kracht en geldt met ingang van de datum van ondertekening van de Overeenkomst voor de 93 relaties c.q. klanten van Werkgever die in bijgaand document zijn opgenomen (bijlage 1). Dit document met relaties c.q. klanten is niet van toepassing indien Werknemer ergens anders dan bij Strikt Uitzendbureau B.V. in welke hoedanigheid dan ook werkzaamheden zal verrichten. In alle overige gevallen geldt artikel 7.1 van de Overeenkomst.
7.3
Bij overtreding of niet-nakoming door Werknemer van één of meer van de in artikel 7.1 en 7.2 genoemde verplichtingen, verbeurt Werknemer ten gunste van Werkgever, zonder dat aanmaning, ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst is vereist, een onmiddellijk opeisbare boete van EUR 5.000 per overtreding, alsmede een aanvullende boete van EUR 1.000 voor elke dag dat de overtreding na mededeling van de ontdekking daarvan door Werkgever voortduurt, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, onverminderd de bevoegdheid van Werkgever om in plaats van de boete volledige schadevergoeding, alsmede nakoming te vorderen. Betaling van deze boete(s) ontslaat Werknemer niet van de in genoemde artikelen omschreven verplichtingen. Partijen wijken met dit artikel uitdrukkelijk af van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek.
2.22.
Artikel 11 van de beëindigingsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

11.Finale kwijting

11.1
Partijen zullen geen andere rechten jegens elkaar uitoefenen in verband met de arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan, dan de rechten en plichten die voortvloeien uit de Overeenkomst. Partijen verlenen hierbij elkaar over en weer finale kwijting terzake van alle andere aanspraken dan bedoeld in de Overeenkomst, waaronder alle verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. Partijen verlenen hierbij elkaar over en weer finale kwijting ter zake van alle andere aanspraken dan bedoeld in de Overeenkomst, waaronder alle verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst. (……)
11.2
Partijen hebben de uitdrukkelijke bedoeling om met de Overeenkomst alle geschillen en onzekerheid tussen hen te beëindigen, met inbegrip van geschillen en onzekerheden die niet met zoveel woorden in de Overeenkomst zijn benoemd en/of waaraan Partijen bij het aangaan van de Overeenkomst niet hebben gedacht. De discussie over de reikwijdte, toepassing en geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding en overige ( post )contractuele bedingen is tevens onderdeel van de Overeenkomst. Al dergelijke geschillen en onzekerheden zijn in de vaststelling begrepen en in de Overeenkomst verdisconteerd.
2.23.
Artikel 12.2. en 12.4 van de beëindigingsovereenkomst luidt als volgt:
(……)
12.2
Werknemer doet hierbij na veertien dagen als bedoeld in artikel 7:670b lid 2 van het Burgerlijk Wetboek afstand van zijn recht om de ontbinding en/of vernietigbaarheid van deze overeenkomst in te roepen. Partijen verbinden zich geen ontbinding, vernietiging of nietigverklaring van deze overeenkomst te zullen vorderen, op grond van enigerlei wanprestatie, dwaling of andere wilsgebreken.
12.4
Deze overeenkomst vormt de volledige weergave van alle tussen Partijen gemaakte afspraken met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen Partijen. Ter zake van alle aangelegenheden die de arbeidsovereenkomst en/of de beëindiging daarvan betreffen, verklaren Partijen over en weer geen andere afspraken tegenover elkaar te hebben en geldend te zullen maken dan volgt uit het in deze vaststellingsovereenkomst bepaalde.
2.24.
Aan de beëindigingsovereenkomst is als bijlage 1 de relatie-en klantenlijst gehecht waarnaar verwezen wordt in artikel 7.2 van de beëindigingsovereenkomst (hierna: de relatielijst).
2.25.
Bij e-mail van 31 januari 2023 aan mr. Wezelman heeft mr. Atar meegedeeld dat [gedaagde 1] het relatiebeding ten aanzien van één relatie ( [bedrijf 11] ) heeft geschonden en dat [gedaagde 1] op grond van de beëindigingsovereenkomst een boete van € 5.000,- is verschuldigd. Interwel heeft [gedaagde 1] en Strikt daarbij gesommeerd om de overtreding per direct te staken.
2.26. Bij e-mail van 9 februari 2023 aan mr. Wezelman heeft mr. Atar meegedeeld dat zij wederom heeft geconstateerd dat [gedaagde 1] en Strikt zich niet houden aan het relatiebeding uit de beëindigingsovereenkomst c.q. de door Strikt gedane toezegging. Volgens haar is geconstateerd dat [gedaagde 1] en Strikt voor zeven relaties, die zijn opgenomen in de relatielijst behorende bij de beëindigingsovereenkomst, dezelfde functies zoekt als Interwel en dat Interwel daarom aanspraak maakt op betaling van boetes. Mr. Atar heeft [gedaagde 1] en Strikt gesommeerd de overtredingen te staken.
2.27.
Bij e-mail van 17 februari 2023 van mr. Wezelman hebben [gedaagde 1] en Strikt betwist dat sprake is van overtredingen van het relatiebeding, omdat het in artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst opgenomen relatiebeding volgens hen anders uitgelegd moet worden dan Interwel dat doet. Verder maakt [gedaagde 1] in de brief aanspraak op uitbetaling van de eindafrekening en bonus.
2.28.
Bij e-mail van 3 maart 2023 aan mr. Wezelman heeft mr. Atar laten weten, kort gezegd, dat er opnieuw een overtreding van artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst is geconstateerd en dat Interwel artikel 7 correct uitlegt. Zij heeft [gedaagde 1] en Strikt opnieuw gesommeerd zich daaraan te houden.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Interwel vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Ten aanzien van
[gedaagde 1]:
(I) [gedaagde 1] te verplichten om vanaf de dag dat in onderhavige zaak vonnis is gewezen te
stoppen met de overtredingen zoals die door Interwel zijn omschreven in de brief
van 31 januari 2023, e-mail van 9 februari 2023, brief van 3 maart 2023 en de
dagvaarding, althans zoals die overtredingen zijn gebleken c.q. omschreven in
onderhavige zaak wat betreft de volgende klanten c.q. relaties:
- Vadain HC/Styling in Genemuiden;
- [bedrijf 2] (voorheen [bedrijf 2] ) in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] ;
- [bedrijf 11] in [plaats 4] ;
- Husol in Genemuiden;
- Condor Group in Genemuiden en Hasselt;
- Hanze Luchttechniek in Zwolle;
- [bedrijf 6] (voorheen [bedrijf 6] ) in [plaats 5] ;
- [bedrijf 7] in [plaats 6] ;
- [bedrijf 8] in [plaats 7] ;
- [bedrijf 9] in [plaats 8] ;
- Eurorail in Hasselt;
(II) [gedaagde 1] te verplichten het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst en de afspraken
over het relatiebeding zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst die op
3 januari 2023 door Interwel en [gedaagde 1] is ondertekend, na te komen;
(III) de veroordelingen onder de punten (I) en (II) uit te spreken onder bepaling van een
dwangsom van € 5.000,- per dag of dagdeel dat er niet wordt voldaan aan de
veroordelingen, met een maximum van € 500.000,-;
Ten aanzien van
Strikt(IV) Strikt te verplichten om vanaf de dag dat in onderhavige zaak vonnis is gewezen te
stoppen met de overtredingen zoals die door Interwel zijn genoemd in de brief van
31 januari 2023, e-mail van 9 februari 2023, brief van 3 maart 2023 en de
dagvaarding, althans zoals die overtredingen zijn gebleken c.q. omschreven in
onderhavige zaak wat betreft de volgende klanten c.q. relaties:
- Vadain HC/Styling in Genemuiden;
- [bedrijf 2] (voorheen [bedrijf 2] ) in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] ;
- [bedrijf 11] in [plaats 4] ;
- Husol in Genemuiden;
- Condor Group in Genemuiden en Hasselt;
- Hanze Luchttechniek in Zwolle;
- [bedrijf 6] (voorheen [bedrijf 6] ) in [plaats 5] ;
- [bedrijf 7] in [plaats 6] ;
- [bedrijf 8] in [plaats 7] ;
- [bedrijf 9] in [plaats 8] ;
- Eurorail in Hasselt;
(V) Strikt te verplichten het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst en de afspraken
over het relatiebeding zoals vastgelegd in artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst
die op 3 januari 2023 door Interwel en [gedaagde 1] is ondertekend, na te komen conform de
toezegging van Strikt van 2 maart 2023;
(VI) de veroordelingen bij de punten (IV) en (V) uit te spreken onder bepaling van een
dwangsom van € 5.000,- per dag of dagdeel dat er niet wordt voldaan aan de
veroordelingen, met een maximum van € 500.000,-;
Ten aanzien van
[gedaagde 1] en Strikt(VII) [gedaagde 1] en Strikt hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
Interwel heeft het volgende ten grondslag gelegd aan haar vorderingen, summier samengevat. Blijkens het bepaalde in artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst, en gelet op de met mr. Wezelman op 2 januari 2023 gestarte tweede fase van de onderhandelingen nadat de op 30 december 2022 geëindigde eerste fase van de onderhandelingen niet tot een overeenstemming had geleid, is het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst onverkort van toepassing. [gedaagde 1] is blijkens dat artikel alleen met betrekking tot zijn indiensttreding bij Strikt (gedeeltelijk) ontheven van zijn verplichting uit hoofd van het concurrentiebeding in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst. Het relatiebeding is onverkort van toepassing met betrekking tot de 93 relaties in de relatielijst die als bijlage 1 aan de beëindigingsovereenkomst is gehecht. Op de website van Strikt staan echter vacatures van verschillende op die lijst vermelde relaties. [gedaagde 1] en Strikt (gelet op haar toezegging van 2 januari 2023) hebben aldus artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst overtreden. Nu zij ook hebben aangegeven daarmee te zullen doorgaan, heeft Interwel , die daardoor schade leidt, een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
[gedaagde 1] en Strikt concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Interwel en zij doen subsidiair een beroep op matiging van de contractuele boete, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Interwel in de kosten van deze procedure.
3.4.
Aan hun verweer hebben [gedaagde 1] en Strikt het volgende, summier samengevat, ten grondslag gelegd. Volgens hen moet, gelet op met name de e-mailwisseling tussen mr. Wezelman en mr. Atar van 27, 28 en 29 december 2022, en de daaruit blijkende partijbedoelingen, artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst aldus worden uitgelegd dat [gedaagde 1] niet slechts gedeeltelijk ontslagen is uit het concurrentiebeding, maar dat die beperking ook geldt voor het relatiebeding. [gedaagde 1] is gedeeltelijk uit het concurrentiebeding ontheven op basis van de toezegging dat hij geen concurrerende werkzaamheden zou verrichten bij relaties van Interwel . Die toezegging is dus niet slechts voorwaarde voor gedeeltelijke ontheffing uit het concurrentiebeding geweest, maar ook de nadere verduidelijking van wat onder het relatiebeding moet worden verstaan. Die toezegging kon [gedaagde 1] ook gemakkelijk doen, omdat Strikt alleen Nederlandse uitzendkrachten uitzendt, terwijl Interwel alleen activiteiten verricht met betrekking tot EU-personeel, de huisvesting en vervoer. Interwel en Strikt zijn dus niet concurrerend. Daarbij komt dat op de relatielijst 18 relaties staan van Interwel , die Interwel al jaren heeft. [gedaagde 1] en Strikt zouden dan ook nooit met de afspraken akkoord zijn gegaan als dit zou betekenen dat Strikt ook voor haar al jarenlang bestaande relaties geen werkzaamheden (het plaatsen van Nederlandse uitzendkrachten) meer zou mogen verrichten. Ook dit pleit volgens [gedaagde 1] en Strikt voor de door hen bepleite uitleg van artikel 7.2 en het daarin opgenomen relatiebeding. Verder hebben zij nooit EU-medewerkers bediend en hebben dus ook niet artikel 7 overtreden. Daarbij komt volgens hen dat er ook in feitelijke zin geen overtredingen van dat artikel hebben plaatsgevonden. Bovendien, zo hebben [gedaagde 1] en Strikt aangevoerd, al zou het al zo zijn geweest dat zij vacatures van relaties op de relatielijst hebben gedeeld, dan nog brengt dat niet met zich, gelet op de inhoud van het relatiebeding, dat dat relatiebeding is overtreden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.6.
[gedaagde 1] en Strikt vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I) het relatiebeding, zoals opgenomen in artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst van 3 januari 2023 en in artikel 14 van de arbeidsovereenkomst te schorsen, primair volledig en subsidiair gedeeltelijk, in die zin dat de schorsing alleen geldt voor de in randnummer 48 van de conclusie van antwoord opgenomen relaties van Strikt , tot in een bodemprocedure over de rechtsgeldigheid en vernietiging van deze bedingen onherroepelijk is beslist;
II) Interwel te veroordelen tot onverkorte nakoming van haar verplichtingen zoals vastgelegd in artikel 3.1 en 3.3 van de vaststellingsovereenkomst van 3 januari 2023, namelijk tot het uitbetalen van de eindafrekening en bonus over 2022 aan [gedaagde 1] onder verstrekking van een deugdelijke bruto-nettospecificatie aan [gedaagde 1] , binnen zeven dagen na het in dezen te wijzen vonnis;
III) Interwel te veroordelen in de kosten van het geding.
3.7.
Aan hun vordering onder I) hebben [gedaagde 1] en Strikt ten grondslag gelegd, summier samengevat, dat mocht de uitleg van Interwel van artikel 7.2 van de beëindigingsovereenkomst gevolgd worden en mochten de vorderingen van Interwel in conventie voor toewijzing in aanmerking komen, zij in dat geval vorderen het relatiebeding in artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst en het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst (geheel dan wel gedeeltelijk) te schorsen totdat in een bodemprocedure is geoordeeld over de vernietiging van dat beding. Volgens [gedaagde 1] en Strikt is het relatiebeding vernietigbaar op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW. Voorts is er volgens [gedaagde 1] en Strikt een grote kans dat in een bodemprocedure een beroep van [gedaagde 1] en Strikt op vernietiging wegens dwaling of opheffing van het nadeel ex artikel 6:230 BW wordt toegewezen. Bovendien is een beroep van Interwel op het relatiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus [gedaagde 1] en Strikt .
Aan hun vordering onder II) hebben [gedaagde 1] en Strikt ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] nog geen eindafrekening heeft ontvangen en dat nog niet tot uitbetaling is overgegaan, terwijl dat op grond van artikel 3.1. van de beëindigingsovereenkomst binnen een maand na het einde van het dienstverband had moeten gebeuren. Verder moet volgens artikel 3.3. van de beëindigingsovereenkomst aan het einde van het eerste kwartaal 2023 de bonus 2022 worden uitbetaald, hetgeen nog niet gebeurd is. Dit betreft volgens [gedaagde 1] een bedrag van € 25.000,00
3.8.
Interwel heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde 1] en Strikt , met veroordeling van [gedaagde 1] en Strikt in de proces- en nakosten.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
4.1.
Voor wat betreft het vereiste van spoedeisend belang hebben [gedaagde 1] en Strikt dan wel betwist dat Interwel een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, maar daarin worden zij niet gevolgd door de kantonrechter. Uitgaande van de stellingen van Interwel dat Interwel en Strikt met elkaar concurrerende uitzendbureaus zijn, dat Strikt op haar website vacatures van op de relatielijst vermelde relaties van Interwel heeft staan, en dat ingevolge het bepaalde in artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst [gedaagde 1] en Strikt op geen enkele wijze werkzaam mogen zijn voor die relaties, is van de spoedeisendheid van de vorderingen voldoende gebleken.
4.2.
Partijen zijn onder meer verdeeld over de vraag hoe artikel 7.2 van de beëindigingsovereenkomst, en in het bijzonder het daarin opgenomen relatiebeding, moet worden uitgelegd. Volgens Interwel dient artikel 7.2. aldus te worden uitgelegd dat daarin [gedaagde 1] gedeeltelijk ontheven is van zijn verplichtingen uit het in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding, maar dat die ontheffing niet geldt voor het relatiebeding met betrekking tot de 93 relaties op de relatielijst. Volgens Interwel mogen [gedaagde 1] en Strikt op geen enkele wijze werkzaam zijn voor die relaties. Zij mogen daar dus ook geen Nederlandse uitzendkrachten plaatsen. [gedaagde 1] en Strikt hebben zich op het standpunt gesteld dat artikel 7.2 aldus moet worden uitgelegd dat de daarin opgenomen beperking van het concurrentiebeding óók geldt voor het relatiebeding met betrekking tot de 93 relaties op de relatielijst. Naar zij hebben aangevoerd mogen zij dan ook werkzaam zijn voor die relaties, zolang dit maar niet ‘vervoer, huisvesting en EU-medewerkers’ betreft. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
4.3.
Uitgangspunt is dat ter beantwoording van de vraag wat partijen in een schriftelijke overeenkomst zijn overeengekomen, niet alleen geleken moet worden naar de letterlijke of taalkundige betekenis van de bepalingen van de overeenkomst, maar ook naar de zin die partijen in de geven omstandigheden over en weer redelijkerwijze aan die bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijze van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. De bedoelingen van de contractpartijen bij het sluiten van de overeenkomst zijn dus van belang.
4.4.
Enkel afgaande op de tekst van artikel 7.2. van de beëindigingsovereenkomst kan naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter moeilijk anders geoordeeld worden dan dat partijen slechts een gedeeltelijke beperking van het concurrentiebeding zijn overeengekomen. Daarin staat immers, kort gezegd, dat in verband met de mededeling van [gedaagde 1] dat er bij Strikt niet in huisvesting, vervoer en met EU-medewerkers gewerkt wordt, Interwel heeft ingestemd met een gedeeltelijke ontheffing uit het concurrentiebeding, zodat [gedaagde 1] bij Strikt in dient kan treden. Vervolgens staat er dat het relatiebeding van kracht blijft en dat dit geldt met ingang van ondertekening van de overeenkomst voor de 93 relaties op de relatielijst. De tekst van artikel 7.2. bevat geen enkel aanknopingspunt voor de door [gedaagde 1] en Strikt bepleite uitleg dat de gedeeltelijke ontheffing uit het concurrentiebeding ook geldt voor het relatiebeding. Er wordt geen voorbehoud of uitzondering gemaakt voor toepassing van het relatiebeding.
4.5.
Naar [gedaagde 1] en Strikt hebben betoogd kan bij de uitleg van artikel 7.2 echter niet voorbij worden gegaan aan de onderhandelingen die hun gemachtigden hebben gevoerd voorafgaand aan de totstandkoming van de beëindigingsovereenkomst. In het bijzonder kan volgens hen niet voorbij worden gegaan aan de e-mailwisseling van 27, 28, 29 en 30 december 2022, zoals deze hiervoor onder 2.9. tot en met 2.12. is weergegeven. Daaruit blijkt volgens hen dat het de bedoeling van partijen is geweest de gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen uit het concurrentiebeding óók te laten gelden voor het relatiebeding in die zin dat [gedaagde 1] zich bij Strikt niet bezig zou mogen houden met huisvesting, vervoer en EU-medewerkers met betrekking tot de 93 relaties op de relatielijst, maar dat hij overigens wél werkzaam zou mogen zijn ten behoeve van die relaties.
Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter kan uit die e-mailwisseling, in het bijzonder
uit de e-mail van 28 december 2022 van mr. Atar, weliswaar worden afgeleid dat bij Interwel
toen inderdaad de bereidheid bestond [gedaagde 1] op die door [gedaagde 1] en Strikt gestelde wijze
gedeeltelijk van zijn verplichtingen uit het relatiebeding te ontheffen, maar vaststaat dat
partijen toen niet alleen onderhandelden over de eventuele beperking van het concurrentie-
en relatiebeding, maar ook over volgens [gedaagde 1] nog niet betaald salaris, de uitbetaling van de
bonus over 2022 en de inlevering van de bedrijfseigendommen. En ook staat vast dat mr. Atar
bij haar e-mail van 30 december 2022 heeft laten weten dat als partijen voor 16.30 uur
dezelfde dag geen overeenstemming zouden bereiken, het voorstel van Interwel om met
wederzijds goedvinden uit elkaar te gaan niet meer zou gelden en dat dan ook de vrijstelling
om bij Strikt in dienst te gaan niet meer zou gelden, terwijl tenslotte vaststaat dat die geëiste
overeenstemming vervolgens niet bereikt is. Voorshands wordt dan ook geoordeeld dat
toen mr. Wezelman op 2 januari 2023 telefonisch contact opnam met mr. Atar met de vraag
of Interwel nog bereid was tot het treffen van een beëindigingsovereenkomst, [gedaagde 1] en Strikt
er niet zonder meer vanuit mochten gaan dat er in elk geval al overeenstemming bestond over
de beperking van het relatiebeding in die zin dat Interwel er mee akkoord ging dat [gedaagde 1] bij
Strikt werkzaam zou mogen zijn voor relaties van Interwel zo lang dat maar niet huisvesting,
vervoer en EU-medewerkers betrof. Mr. Wezelman heeft ter zitting dan wel verklaard dat hij
bij het telefonisch overleg dat hij op 2 januari 2023 had met mr. Atar aan mr Atar heeft
meegedeeld dat partijen het al eens waren over de gedeeltelijke ontheffing van de
verplichtingen uit het concurrentie- en relatiebeding en dat alleen nog over het salaris, de
bonus, en de datum van uitdiensttreding nog tot overeenstemming gekomen moest worden,
maar dat heeft mr. Atar betwist en blijkt nergens uit. Toen mr. Wezelman op 2 januari 2023
voor het eerst de concept beëindigingsovereenkomst met de relatielijst met de daarop staande
93 relaties ontving, zou van hem dan wel [gedaagde 1] dan ook verwacht hebben mogen worden dat
zij bij mr. Atar het daarin vermelde artikel 7.2., waarin, gelet op de bewoordingen ervan,
alleen een gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen uit het concurrentiebeding was
opgenomen en niet van de verplichtingen uit het relatiebeding, onder de aandacht gebracht
zouden hebben en dat zij in elk gevraagd zouden hebben hoe de tekst van dat artikel zich
verhield tot de bij hun toen kennelijk bestaande veronderstelling dat [gedaagde 1] ook gedeeltelijk
ontheven zou worden van zijn verplichtingen uit het relatiebeding. Dat hebben zij echter niet
gedaan. Net zoals zij dat ook later niet gedaan hebben nadat mr. Wezelman op 3 januari 2023
voor de tweede keer de (door Interwel aangepaste en getekende) beëindigingsovereenkomst
kreeg toegestuurd. Dat mocht te meer verwacht worden nu weliswaar vaststaat dat Interwel
via mr. Atar op 28 december 2022 had laten weten dat Interwel bereid was voor wat betreft
het relatiebeding [gedaagde 1] tegemoet te komen, maar Interwel daarvóór (bij de e-mail van 21
november 2022 van [naam 1] en de brief van mr. Atar van 22 december 2022), nog had laten
blijken dat, anders dan het concurrentiebeding, aan het relatiebeding niet te tornen viel. Bij
het uitblijven van enige reactie van mr. Wezelman en [gedaagde 1] op het voorgestelde artikel 7.2 in
de concept beëindigingsovereenkomst (behoudens een voor de beoordeling van het geschil
verder niet relevante tekstuele aanpassing door mr. Wezelman), mr. Wezelman namens [gedaagde 1]
liet weten aan mr. Atar dat [gedaagde 1] akkoord ging met de concept beëindigingsovereenkomst en
hij ook namens Strikt liet weten dat deze het voorgestelde artikel 7.2. zou naleven, mocht
Interwel er redelijkerwijze vanuit gaan dat [gedaagde 1] en Strikt met de voorgestelde formulering van
artikel 7.2 in de concept beëindigingsovereenkomst instemden. Nu die formulering geen
ruimte laat voor een andere uitleg, mocht en mag Interwel er redelijkerwijze van uitgaan dat
dit artikel aldus moet worden uitgelegd dat daarin [gedaagde 1] slechts gedeeltelijk ontheven wordt
van zijn verplichtingen uit het concurrentiebeding, maar dat het relatiebeding onverkort geldt
voor de relaties, die staan opgenomen op de relatielijst en dat voor wat betreft die relaties de
gedeeltelijke ontheffing uit het concurrentiebeding dus niet geldt. Dat op die lijst van 93
relaties 18 relaties staan die volgens [gedaagde 1] en Strikt ook relaties zijn van Strikt , waarmee Strikt
al jarenlang zaken doet, zodat die uitleg volgens [gedaagde 1] en Strikt niet logisch is, omdat Strikt bij
die uitleg ook geen Nederlandse medewerkers meer zou mogen detacheren bij die eigen
relaties, doet aan dit voorlopige oordeel onvoldoende af. Bovendien heeft Interwel
gemotiveerd betwist dat op die relatielijst 18 relaties staan die ook een relatie zijn van Strikt .
4.6.
Partijen zijn verder verdeeld over de vraag of [gedaagde 1] en Strikt het relatiebeding hebben overtreden. Dat kan voorshands niet voldoende worden vastgesteld. Dat beding bepaalt dat [gedaagde 1] , wanneer relaties van Interwel hem benaderen, hen dient terug te verwijzen en dat hij die relaties in elk geval geen adviezen geeft en geen overeenkomsten met hen aangaat. [gedaagde 1] en Strikt hebben echter betwist dat [gedaagde 1] is benaderd door relaties van Interwel en dat [gedaagde 1] bij Strikt (én Strikt ) werkzaam zijn geweest voor die relaties en dit is in het licht van die betwisting onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het enkele feit dat er volgens Interwel vacatures van relaties van de relatielijst op de website van Strikt staan, is daartoe van te weinig betekenis; met name ook in het licht van het verweer van [gedaagde 1] en Strikt dat Strikt pro actief zelf, en zonder daarom verzocht te zijn, generieke, breed uitgezette vacatures op haar website plaatst voor veel relaties, en niet specifiek voor een bepaalde relatie, en voor functies waarvan zij weet dat er altijd wel vraag bestaat naar uitzendkrachten. Voorshands kan dan ook niet geoordeeld worden dat het relatiebeding is overtreden, zodat de tegen [gedaagde 1] en Strikt ingestelde vorderingen sub (I) en sub (IV) zullen worden afgewezen.
4.7.
Kunnen die laatstgemelde vorderingen niet worden toegewezen, dit ligt anders ten aanzien van het tegen [gedaagde 1] sub (II) en het tegen Strikt sub (V) gevorderde. Voorshands is immers geoordeeld dat artikel 7.2. van de beëindigingsovereenkomst moet worden uitgelegd zoals Interwel dat doet. [gedaagde 1] en Strikt hebben zich echter op het standpunt gesteld die uitleg niet te delen. Zij achten zich vrij zaken te doen met relaties op de relatielijst door daar Nederlandse uitzendkrachten te plaatsen. Om te voorkomen dat zij dat gaan doen, heeft Interwel dan ook een gerechtvaardigd belang bij de gevorderde verplichtingen tot nakoming van het in de arbeidsovereenkomst en in de beëindigingsovereenkomst opgenomen relatiebeding. In beginsel zijn de betreffende vorderingen dan ook toewijsbaar. [gedaagde 1] en Strikt hebben echter, voor de situatie dat de vorderingen in conventie toewijsbaar geoordeeld mochten worden, in reconventie een gehele dan wel gedeeltelijke (namelijk voor zover het gaat om 18 relaties op de relatielijst die volgens [gedaagde 1] en Strikt ook relaties van Strikt zijn) schorsing van het relatiebeding gevorderd totdat in de bodemprocedure is geoordeeld over de vernietiging van dat beding. Hierna zal dan ook eerst worden ingegaan op die reconventionele schorsingsvordering.
4.8.
[gedaagde 1] en Strikt hebben aan hun schorsingsvordering onder meer ten grondslag gelegd dat het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst en in artikel 7.2 van de beëindigingsovereenkomst vernietigbaar is op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW. Zij hebben gesteld dat zij onbillijk benadeeld worden. Volgens hen is van concurrerende werkzaamheden door [gedaagde 1] of Strikt geen sprake. De kennis die [gedaagde 1] bij Interwel heeft opgedaan, wordt niet gebruikt en kan niet worden gebruikt voor concurrentie met Interwel . Strikt kan de werkzaamheden van Interwel niet overnemen bij de relaties die Interwel tracht te beschermen. Het bedrijfsdebiet van Interwel wordt volgens hen niet geraakt door de werkzaamheden van [gedaagde 1] of Strikt . Interwel lijdt volgens hen dan ook geen schade. Hiertegenover staat het echter het feit dat [gedaagde 1] bij Strikt een mooie stap in zijn carrière kon maken en Strikt schade zal lijden, omdat zij jarenlange relaties dan moet afstoten, aldus [gedaagde 1] en Strikt .
4.9.
Naar voorshands wordt geoordeeld zal het beroep van [gedaagde 1] en Strikt op artikel 7:653 lid 3 sub b BW in een eventuele bodemprocedure geen stand houden. Strikt zelf kan zich daar niet op beroepen. Gelet voorts op hetgeen in de artikelen 11.1, 11.2, 12.2. en 12.4 van de beëindigingsovereenkomst is bepaald, kan [gedaagde 1] zich niet meer beroepen op artikel 7:653 lid 3 BW. Dat beroep heeft hij daarmee prijs gegeven. Maar ook los hiervan, gaat een beroep op artikel 7:653 lid 3 sub b BW naar voorshands wordt geoordeeld niet op. Vooropgesteld wordt dat in de belangenafweging die gemaakt moet worden het belang van Strikt niet betrokken kan worden. De omstandigheid dat Strikt naar zij heeft gesteld enkele jarenlange relaties niet meer mag bedienen en zij daardoor schade lijdt, is voor de beoordeling van het beroep op artikel 7:653 lid 3 sub b BW dan ook niet relevant. Voorts heeft Interwel gemotiveerd betwist dat zij en Strikt niet concurrerend zouden zijn en dat de overstap van [gedaagde 1] naar Strikt zonder dat hij zich aan het relatiebeding zou hoeven te houden, niet schadelijk is voor haar. Die betreffende stellingen van [gedaagde 1] en Strikt zijn in het licht van die betwistingen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Nu Interwel voorts [gedaagde 1] al gedeeltelijk heeft ontheven uit het concurrentiebeding, wordt voorshands geoordeeld dat bij afweging van de betrokken belangen van een onbillijke benadeling van [gedaagde 1] door hem onverkort aan het relatiebeding te houden, waar het de relaties op de relatielijst betreft, geen sprake is.
4.10.
[gedaagde 1] en Strikt hebben voorts aan de schorsingsvordering ten grondslag gelegd dat er een grote kans is dat in een bodemprocedure het in de beëindigingsovereenkomst opgenomen relatiebeding zal worden vernietigd op grond van dwaling dan wel dat hun verzoek om opheffing van het nadeel ex artikel 6:230 BW zal worden toegewezen. Zij hebben namelijk in de veronderstelling verkeerd dat zij nog wel Nederlandse uitzendkrachten aan de relaties op de relatielijst mochten leveren. Dat blijkt immers uit de e-mail van mr. Atar van 28 december 2022. Wanneer echter uitgegaan moet worden van de uitleg van Interwel van het relatiebeding mogen [gedaagde 1] en Strikt zelfs de eigen 18 relaties op die lijst niet meer voorzien van Nederlandse arbeidskrachten. Er is volgens hen in dat geval dan ook sprake van dwaling aan hun zijde ten gevolge van een onjuiste mededeling van mr. Atar in haar e-mail van 28 december 2022. Zij zijn op het verkeerde been gezet. Het moet volgens [gedaagde 1] en Strikt voor Interwel en haar advocaat ook duidelijk zijn geweest dat zonder die betreffende e-mail de beëindigingsovereenkomst nooit gesloten zou zijn. Het had volgens [gedaagde 1] en Strikt in elk geval op de weg van Interwel gelegen, voor zover zij bij de aanbieding van de concept beëindigingsovereenkomst aan het relatiebeding een andere uitleg wilde geven dan de verduidelijking in de e-mail van 28 december 2022, [gedaagde 1] en Strikt daarop te wijzen. Zij wist of behoorde te weten dat [gedaagde 1] en Strikt daardoor afstand zouden doen van 18 (gezamenlijke) relaties, aldus [gedaagde 1] en Strikt .
4.11.
Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is niet aannemelijk dat dit dwalingsberoep kans van slagen heeft in een eventuele bodemprocedure. De beëindigingsovereenkomst met het daarin opgenomen artikel 7.2. is tot stand gekomen na onderhandelingen tussen en onder redactie en begeleiding van de advocaten van Interwel , [gedaagde 1] en Strikt . Nu [gedaagde 1] dus professionele bijstand heeft gehad bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst, wordt het er voor gehouden dat hij zich voldoende bewust is geweest van hetgeen er precies werd overeengekomen en wat de gevolgen daarvan zijn. Voorshands is de verwachting dan ook dat, gelet op het bepaalde in de artikelen 11.1, 11.2., 12.2 en 12.4 van de beëindigingsovereenkomst, een beroep op dwaling van [gedaagde 1] en Strikt in een eventuele bodemprocedure geen kans van slagen zal hebben. Voor zover er al sprake zou zijn van dwaling, dient die dwaling voor rekening van [gedaagde 1] (en daarmee ook van Strikt ) te komen. Bovendien is er naar voorshands wordt geoordeeld geen sprake van een onjuiste mededeling van mr. Atar in haar e-mail van 28 december 2022. Die mededeling is immers gedaan tijdens de onderhandelingen in december 2022, die uiteindelijk niet tot een overeenstemming hebben geleid, waarna partijen per 2 januari 2023 opnieuw zijn gaan onderhandelen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, mochten [gedaagde 1] en Strikt er na die herstart niet zonder meer van uitgaan dat er al overeenstemming bestond over het relatiebeding. Van mr. Atar had dan ook niet verwacht hoeven te worden dat zij [gedaagde 1] en Strikt op 2 januari 2023 er expliciet op gewezen zou hebben dat het in de concept beëindigingsovereenkomst opgenomen relatiebeding afweek van het in de e-mail van 28 december 2022 door mr. Atar gedane voorstel met betrekking tot het relatiebeding. Bovendien lieten [gedaagde 1] en Strikt zich bijstaan door hun advocaat en de tekst van artikel 7.2. is duidelijk genoeg en strookt niet met de uitleg van [gedaagde 1] en Strikt van dat artikel. Dat volgens [gedaagde 1] en Strikt op de relatielijst 18 relaties van Strikt staan en dat Interwel dat wist of behoorde te weten, gelijk [gedaagde 1] en Strik hebben gesteld, doet aan vorenstaand voorlopig oordeel niets af. Daarbij komt dat Interwel gemotiveerd heeft betwist dat op die lijst ook 18 relaties van Strikt staan.
4.12.
[gedaagde 1] en Strikt hebben aan hun schorsingsvordering ten slotte ten grondslag gelegd dat indien de uitleg die Interwel geeft aan het relatiebeding gevolgd zou moeten worden, haar beroep op dat beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd, summier samengevat, dat Interwel uitsluitend EU-uitzendkrachten en Strikt alleen Nederlandse uitzendkrachten uitzendt, dat partijen hierop ook hebben samengewerkt, dat Interwel wist of behoorde te weten dat op de relatielijst 18 relaties van Strikt staan en dat het bedrijfsdebiet van Interwel niet wordt geschaad, maar dat van Strikt daarentegen wél.
4.13.
Voorshands wordt ook het slagen van dit beroep op 6:248 BW in eventuele bodemprocedure niet aannemelijk gevonden. Daartoe is redengevend, zoals hiervoor al is overwogen, dat de beëindigingsovereenkomst met het daarin opgenomen artikel 7.2. tot stand is gekomen na onderhandelingen tussen en onder reactie en begeleiding van de advocaten van partijen. Strikt liet zich bijstaan door zijn advocaat toen hij, althans mr. Wezelman namens hem, verklaarde dat zij zich zou houden aan de tussen [gedaagde 1] en Interwel gemaakte afspraken over het concurrentie- en relatiebeding, zoals vastgelegd in artikel 7 van de beëindigingsovereenkomst en de relatielijst. [gedaagde 1] en Strikt worden dan ook verondersteld zich voldoende bewust te zijn geweest van hetgeen precies werd overeengekomen en van de gevolgen daarvan. Dit in aanmerking nemende, en gelet op hetgeen in de artikelen 11.1, 11.2 12.2. en 12.4 van de beëindigingsovereenkomst is bepaald, maakt dat een beroep op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid naar voorlopig oordeel geen kans maakt in een eventuele bodemprocedure.
4.14.
Gelet op hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 4.8. tot en met 4.13. is overwogen, zullen zowel de primaire reconventionele vordering tot volledige schorsing van het relatiebeding als de subsidiaire reconventionele vordering tot gedeeltelijke schorsing van dat beding worden afgewezen.
4.15.
Dit leidt er toe, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.7. is overwogen, dat de door Interwel in conventie jegens [gedaagde 1] en Strikt gevorderde verplichtingen tot, kort gezegd, nakoming van het relatiebeding, worden toegewezen. Dit houdt dan dus in dat voor zowel [gedaagde 1] als Strikt het relatiebeding onverkort geldt voor de 93 relaties op de relatielijst en dat de gedeeltelijke ontheffing van de verplichtingen uit het concurrentiebeding, zoals omschreven in artikel 7.2 van de beëindigingsovereenkomst, niet geldt voor die relaties. Er wordt voldoende aanleiding gezien tot het opleggen van de gevorderde dwangsom, zij het dat deze beperkt zal worden tot een bedrag van € 500,00 per dag dat [gedaagde 1] en Strikt niet aan de verplichtingen voldoen en gemaximeerd tot een bedrag van € 50.000,00.
4.16.
Tenslotte resteert nog de reconventionele vordering van [gedaagde 1] en Strikt tot het uitbetalen van de eindafrekening en de bonus.
4.17.
Tegen de gevorderde veroordeling tot betaling van de eindafrekening heeft Interwel onder verwijzing naar haar productie 57 (een salarisspecificatie over periode 13 van 2022) onderbouwd gesteld dat die eindafrekening al is verschaft en betaald. Daartegen heeft [gedaagde 1] vervolgens niets anders ingebracht dan dat hij niet weet of de eindafrekening volledig is betaald en dat hij dat nog moet uitzoeken. Daarmee is voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 1] nog een vordering heeft op Interwel uit hoofde van de eindafrekening en zal dit gedeelte van het gevorderde worden afgewezen.
4.18.
Ook de gevorderde veroordeling tot betaling van de bonus wordt afgewezen. Niet is betwist en staat dus vast dat de bonus pas kan worden vastgesteld nadat de jaarrekening is vastgesteld en vaststaat dat die jaarrekening nog niet is vastgesteld.
4.19.
Gelet op al het vorenstaande zullen [gedaagde 1] en Strikt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. Ook in reconventie zullen zij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Interwel in conventie vastgesteld op € 1.319,14. Dit bedrag bestaat uit € 133,14 aan explootkosten, € 128,00 aan griffierecht en € 1.058,00 aan salaris voor de gemachtigde. In reconventie betreffen de proceskosten het salaris van de gemachtigde en deze worden begroot op een bedrag van € 1.058,00 voor salaris gemachtigde.
4.20.
Uit het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3., is op te maken dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verplicht [gedaagde 1] om het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst en de afspraken over het relatiebeding zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst die op 3 januari 2023 door Interwel en [gedaagde 1] is ondertekend, na te komen,
5.2.
verplicht Strikt om het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst en de afspraken over het relatiebeding zoals vastgelegd in artikel 7 van de vaststellingsovereenkomst die op 3 januari 2023 door Interwel en [gedaagde 1] is ondertekend, na te komen conform de toezegging van Strikt van 2 januari 2023,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en Strikt tot het betalen van een dwangsom van € 500,00 per dag dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de voormelde verplichtingen voldoen en gemaximeerd tot een bedrag van € 50.000,00,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en Strikt hoofdelijk, in die zin dat wanneer de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Interwel tot dit vonnis vastgesteld op een bedrag van € 1.319,14,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde 1] en Strikt af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde 1] en Strikt hoofdelijk, in die zin dat als één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Interwel tot dit vonnis vastgesteld op een bedrag van € 1.319,14,
5.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2023. (DG)