Op 18 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een incident betreffende de afgifte van processtukken op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In deze zaak vorderde [eiseres], een besloten vennootschap, afgifte van processtukken uit een vrijwaringszaak tussen AGL Holten B.V. en een derde partij, [X]. De hoofdzaak betreft een vordering van [eiseres] tegen AGL Holten B.V. uit hoofde van een koopovereenkomst, waarbij een bedrag van € 47.235,78 wordt gevorderd, vermeerderd met rente en proceskosten. AGL Holten had verweer gevoerd en een oproeping in vrijwaring ingesteld tegen [X], waarbij zij stelde dat [X] de werkelijke koper was van de goederen waarvoor [eiseres] betaling vorderde.
De rechtbank oordeelde dat [eiseres] een rechtmatig belang had bij de afgifte van de gevraagde processtukken, omdat deze relevant waren voor de beoordeling van haar vordering in de hoofdzaak. De rechtbank stelde vast dat de gevraagde stukken voldoende waren gespecificeerd en dat AGL Holten over deze stukken beschikte. AGL Holten had verweer gevoerd tegen de afgifte, maar de rechtbank oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren om de afgifte te weigeren. De rechtbank wees de vordering van [eiseres] toe, met de verplichting voor AGL Holten om de stukken binnen vijf dagen na betekening van het vonnis af te geven, op straffe van een dwangsom. Tevens werd AGL Holten veroordeeld in de proceskosten van het incident.