[Partij A] vordert - samengevat – van de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [Partij B] te veroordelen tot betaling aan [Partij A] van een bedrag van € 24.994,10 inclusief btw te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2021, althans een zodanig bedrag en zodanige ingangsdatum van de wettelijke rente als de rechtbank in redelijkheid en billijkheid meent te moeten vaststellen;
II. [Partij B] te veroordelen tot betaling van de kosten van beslaglegging ter grootte van in totaal € 3.978,72 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2022, zijnde de datum van beslaglegging tot aan de dag der algehele voldoening, althans een zodanig bedrag en zodanige ingangsdatum van de wettelijke rente als de rechtbank in redelijkheid en billijkheid meent te moeten vaststellen;
III. [Partij B] te veroordelen tot betaling van de kosten van overbetekening van de dagvaarding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022, zijnde de datum waarop de overbetekening heeft plaatsgevonden, tot aan de dag der algehele voldoening, althans een zodanig bedrag en zodanige ingangsdatum van de wettelijke rente als de rechtbank in redelijkheid en billijkheid meent te moeten vaststellen;
IV. [Partij B] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.024,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2022, tot aan de dag der algehele voldoening, althans een zodanig bedrag en zodanige ingangsdatum van de wettelijke rente als de rechtbank in redelijkheid en billijkheid meent te moeten vaststellen;
V. [Partij B] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de advocaatkosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.