ECLI:NL:RBOVE:2023:3235

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
10568652 \ CV EXPL 23-2406
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld in kort geding

In deze zaak tussen [eiser] en SAAZ HANDEL B.V. betreft het een arbeidsovereenkomst waarbij [eiser] betaling van achterstallig loon vordert. De kantonrechter heeft op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding. [eiser] heeft zijn vordering gewijzigd en vordert nu een bruto-equivalent van € 4.297,19 aan achterstallig loon over de periode van mei 2021 tot en met april 2023, alsook vakantiegeld en wettelijke verhogingen. SAAZ heeft verweer gevoerd en een beroep op verrekening gedaan, maar de kantonrechter heeft dit verweer verworpen. De kantonrechter oordeelt dat SAAZ structureel tekortschiet in de tijdige en volledige betaling van het loon. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de gevorderde jaaropgaven. SAAZ is ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige loonbetalingen en de verplichtingen van de werkgever in het kader van loonbeslagen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10568652 \ CV EXPL 23-2406
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. J.A. Spigt,
tegen
de besloten vennootschap SAAZ HANDEL B.V.,
mede handelende onder de naam
Gevelgoeroe
gevestigd te Deventer,
gedaagde partij,
hierna te noemen: SAAZ,
gemachtigde: mr. S. van der Vegt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 juli 2023;
- de producties 1 t/m 12 van SAAZ;
- de producties 6 en 7 van [eiser];
- de producties 13 t/m 17 van SAAZ;
- de mondelinge behandeling van 26 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eiser];
- de pleitnota van SAAZ.
1.2.
Ter zitting heeft [eiser] zijn vordering gewijzigd c.q. vermeerderd. SAAZ heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging/vermeerdering van eis, omdat deze volgens SAAZ te laat is ingediend. De kantonrechter gaat aan dit bezwaar voorbij, alleen al omdat een wijziging/vermeerdering van eis ter zitting gedaan mag worden (artikel 130 lid 1 Rv.) en dat dit in kort geding niet snel tot een verstoring van een goede procesorde leidt. Bovendien behelst de eiswijziging in dit geval geen nieuwe vordering maar ziet zij slechts op de wijze waarop deze moet worden voldaan (betaling van het bruto equivalent van het netto loon). Van een onredelijke bemoeilijking van de verdediging is dan ook niet gebleken. De kantonrechter acht de wijziging/vermeerdering van eis dan ook toelaatbaar.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.Samenvatting

2.1.
Tussen [eiser] en SAAZ bestaat een arbeidsovereenkomst. [eiser] vordert in deze procedure betaling van achterstallig loon. SAAZ heeft verweer gevoerd en daarbij een beroep op verrekening gedaan. De kantonrechter verwerpt het verweer en wijst de loonvordering toe.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is sinds 1 mei 2021 bij SAAZ in dienst getreden. Per 1 augustus 2021 is sprake van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd. Het brutoloon bedraagt € 3.004,33 per maand.
3.2.
Op 26 januari 2023 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
3.3.
Een aantal schuldeisers hebben derdenbeslag doen leggen op het loon van [eiser]. Die beslagen zijn inmiddels opgeschort dan wel opgeheven.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – na wijziging/vermeerdering van eis – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis een veroordeling van SAAZ tot:
a. betaling van € 4.297,19 netto loon over de periode van mei 2021 tot en met april
2023, althans het bruto-equivalent daarvan;
b. betaling van het vakantiegeld van 8% over het brutoloon over de periode 1 juni
2022 tot en met 31 mei 2023;
c. betaling van de wettelijke verhoging van 50% over € 4.297,19 netto, althans het
bruto-equivalent daarvan;
d. betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het gevorderde vakantiegeld;
e. betaling van de wettelijke rente over het onder a, b en c gevorderde vanaf het
tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling
f. afgifte van de jaaropgaven over 2021 en 2022, binnen twee weken na het vonnis, op
straffe van een dwangsom;
g. afgifte van een bruto-netto berekening van het aan [eiser] toekomende loon over
het jaar 2023, binnen twee weken na het vonnis, op straffe van een dwangsom;
h. nakoming van de verplichtingen die betrekking hebben op het loonbeslag, op straffe
van een dwangsom;
i. betaling van de beslagvrije voet uitsluitend op de budgetbeheerrekening, op
straffe van een dwangsom;
j. de proces- en nakosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat SAAZ gehouden is het loon tijdig en volledig te betalen. SAAZ schiet daarin structureel tekort. [eiser] vordert daarom ook de wettelijke verhoging (7:625 lid 1 BW) over het achterstallige loon. Ook wijst [eiser] in het kader van de loonbeslagen op de juridische verplichtingen van SAAZ als
derde-beslagene, die SAAZ niet correct zou nakomen.
4.3.
SAAZ voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser].
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

spoedeisend belang
5.1.
Het spoedeisend belang is in deze zaak gegeven omdat het gaat om betaling van loon en [eiser] heeft gesteld dat hij dit loon nodig heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien.
het achterstallig loon
5.2.
[eiser] vordert achterstallig loon over de periode van mei 2021 tot en met april 2023. Hoewel de presentatie en de berekening van de vordering niet de schoonheidsprijs verdient, heeft SAAZ erkend dat zij bij de loonbetalingen van een onjuist bruto salaris is uitgegaan en dat de correctie daarvan ligt in de orde van grootte van de vordering.
5.3.
SAAZ wil de vordering verrekenen met een aantal buitenlandvergoedingen die zij [eiser] heeft uitbetaald, terwijl [eiser] daar geen recht op zou hebben gehad. Volgens [eiser] heeft hij wel degelijk op goede gronden de buitenlandvergoedingen gedeclareerd en uitbetaald gekregen. Uit artikel 6:136 BW volgt dat voor een beroep op verrekening nodig is dat de tegenvordering van SAAZ op eenvoudige wijze is vast te stellen. Het op eenvoudige wijze vaststellen van de gegrondheid van het verrekeningsverweer is gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] in dit geval niet mogelijk. Voorshands kan er niet van worden uitgegaan dat [eiser] ten onrechte buitenlandvergoedingen uitbetaald heeft gekregen. Om die reden zal het beroep op verrekening niet worden gehonoreerd. Nu SAAZ geen eis in reconventie heeft ingesteld, kan zij de vordering tot betaling van de buitenlandvergoedingen alleen in een nieuwe procedure instellen. De conclusie is dat het gevorderde bruto-equivalent van € 4.297,19 toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente.
5.4.
Daarnaast vordert [eiser] het vakantiegeld van 8% over de periode 1 juni 2022 tot en met 31 mei 2023. Deze vordering suggereert dat [eiser] over die periode helemaal geen vakantiegeld heeft ontvangen. [eiser] heeft dat echter niet concreet gesteld en de juistheid van dit standpunt volgt evenmin uit de stukken. Klaarblijkelijk is bedoeld te vorderen het vakantiegeld van 8% over het bruto-equivalent van € 4.297,19. Dat is als niet weersproken toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
5.5.
De kantonrechter zal de door [eiser] gevorderde wettelijke verhoging toewijzen, in dit kort geding evenwel gematigd tot 10%. Hierbij speelt mee dat, hoewel SAAZ heeft erkend dat het hier gaat om achterstallig loon, zij ook onweersproken heeft toegelicht dat het voor haar niet altijd even duidelijk was hoeveel loon zij aan [eiser] moest betalen in verband met de verschillende loonbeslagen en onduidelijkheid over de beslagvrije voet.
de jaaropgaven
5.6.
De gevorderde jaaropgaven over 2021 en 2022 is SAAZ op grond van artikel 7:626 BW gehouden aan [eiser] te verstrekken. De kantonrechter zal SAAZ hiervoor een termijn van veertien dagen geven, ingaande de dag na betekening van dit vonnis, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd. Dat geldt ook voor de gevorderde bruto-netto berekening over het jaar 2023. SAAZ heeft weliswaar gesteld dat die gegevens op de zakelijke laptop van de bedrijfsleider zijn gewist, maar zij heeft ook verklaard dat de boekhouder nog beschikt over de salarisadministratie. Voorshands valt daarom niet in te zien dat het voor SAAZ onmogelijk is om de loonstroken aan [eiser] te verstrekken.
het loonbeslag
5.7.
Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de loonbeslagen inmiddels zijn opgeheven dan wel geschorst. Er bestaat daarom geen aanleiding voor toewijzing van de vorderingen onder h en i.
de proceskosten
5.8.
SAAZ is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Aan [eiser] is een toevoeging verleend. Daarom zijn in deze zaak de explootkosten door de griffier voorgeschoten. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding aan [eiser] in aanmerking. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 3,28 aan informatiekosten, € 86,- aan griffierecht en het (forfaitair vastgestelde) bedrag van € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 618,28.
5.9.
Uit het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853) volgt dat in dit vonnis geen aparte beslissing hoeft te worden genomen over de gevorderde nakosten.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt SAAZ tot betaling aan [eiser] van het bruto-equivalent van € 4.297,19, te verhogen met de wettelijke verhoging van 10% en dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag dat iedere salaristermijn opeisbaar is geworden tot aan de dag van de volledige betaling;
6.2.
veroordeelt SAAZ tot betaling aan [eiser] van het vakantiegeld van 8% over het bruto-equivalent van € 4.297,19, te verhogen met de wettelijke verhoging van 10% en dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling,
6.3.
veroordeelt SAAZ tot verstrekking aan [eiser] van jaaropgaven over 2021 en 2022, uiterlijk binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat SAAZ niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,-,
6.4.
veroordeelt SAAZ in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 618,18,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023. (DG)