ECLI:NL:RBOVE:2023:3998

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
10525541 \ CV EXPL 23-1175
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de vaststellingsovereenkomst en betaling van parkbijdrage en groot onderhoud tussen eigenaar recreatiewoning en Elsgraven B.V.

In deze zaak is [partij] eigenaar van een recreatiewoning op recreatiepark De Elsgraven. In 2015 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin [partij] zich verplichtte om zich te conformeren aan de vaststellingsmethodiek voor de parkbijdrage en groot onderhoud. Elsgraven B.V. vordert betaling van verschillende facturen voor de parkbijdrage en het groot onderhoud. In reconventie vordert [partij] een verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk is vernietigd. De kantonrechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst niet is vernietigd en wijst de vorderingen van Elsgraven grotendeels toe, terwijl de vorderingen van [partij] worden afgewezen. De kantonrechter concludeert dat de vordering tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst wegens dwaling niet is verjaard en dat er geen sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken. De kantonrechter wijst de vorderingen in conventie toe en de vorderingen in reconventie af.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10525541 \ CV EXPL 23-1175
Vonnis van 10 oktober 2023
in de zaak van
ELSGRAVEN B.V.,
te Enter,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Elsgraven,
gemachtigde: mr. C. Schimmel,
tegen
[partij],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [partij] ,
gemachtigde: mr. F.J. Visser.

1.De zaak in het kort

[partij] is eigenaar van een recreatiewoning op het recreatiepark De Elsgraven. In 2015 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin ze zijn overeengekomen dat [partij] zich vanaf 1 januari 2015 conformeert aan de huidige vaststellingsmethodiek volgens de begroting van park/onderhoudsbijdrage en van groot onderhoud. Elsgraven vordert in deze procedure betaling van verschillende facturen voor de parkbijdrage en het groot onderhoud. [partij] vordert in reconventie o.a. een verklaring voor recht dat de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk is vernietigd. De kantonrechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst niet is vernietigd en wijst de vorderingen van Elsgraven grotendeels toe en de vorderingen van [partij] af. Dit oordeel zal hierna worden toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2023,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende vermeerdering van eis,
- de akte van [partij] van 30 augustus 2023 met producties 4 en 5,
- de akte van [partij] van 12 september 2023 inhoudende wijziging van eis,
- de mondelinge behandeling van 12 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Elsgraven is belast met het ontwikkelen, exploiteren en beheren van het recreatiepark De Elsgraven (hierna het park).
3.2.
[partij] is eigenaar van een vakantiewoning gelegen op het park. [partij] is ook certificaathouder van een aandeel in Elsgraven.
3.3.
Elsgraven stuurt jaarlijks een factuur naar de eigenaren van een recreatiewoning waarin onder meer de posten van de parkbijdrage en groot onderhoud van het park zijn opgenomen. De parkbijdrage ziet op het dagelijks en normaal onderhoud onderhoud van de gemeenschappelijke voorzieningen (infrastructuur en groenvoorziening) en centrale voorzieningen, de personeelskosten van de receptie, technische dienst, horeca, hovenier en animatie. De onderhoudsbijdrage heeft betrekking op groot onderhoud.
3.4.
Partijen hebben op 27 februari 2015 bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een vaststellingsovereenkomst gesloten. Hierin staat, voor zover van belang, het navolgende:
“(..)5. Vanaf 1 januari 2015 conformeert [partij] zich aan de huidige vaststellingsmethodiek volgens de begroting van park/onderhoudsbijdrage en van groot onderhoud, alsmede aan de thans gangbare wijze van besluitvorming ter zake bedoelde bijdrage en groot onderhoud en aan de laatste wijziging van de statuten van de Stichting Administratiekantoor De Elsgraven (STAK) en van haar administratievoorwaarden.(..)”
3.5.
Per brief van 14 juli 2020 heeft de gemachtigde van [partij] aan Elsgraven de in het proces-verbaal opgenomen vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd met een beroep op dwaling.
3.6.
Elsgraven heeft [partij] vanaf 28 juni 2021 gesommeerd en aangemaand tot betaling van de onbetaald gelaten facturen.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
Elsgraven vordert na eisvermeerdering - samengevat – dat de kantonrechter [partij] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om aan Elsgraven te betalen:
een bedrag van € 8.744,14 aan hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en rente tot de dag der dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de daadwerkelijke proceskosten.
4.2.
Elsgraven voert daartoe aan dat [partij] in gebreke is gebleven met de betaling van verschillende facturen voor de parkbijdrage en de bijdrage groot onderhoud. Elsgraven heeft zoals gebruikelijk is de parkbijdrage vastgesteld aan de hand van de begroting en het groot onderhoud aan de hand van een meerjarenonderhoudsplan.
4.3.
[partij] erkent de verschuldigdheid van een parkbijdrage, maar is het niet eens met de grondslag van de berekening van de parkbijdrage en groot onderhoud van het park. [partij] stelt dat parkbijdrage moet worden vastgesteld volgens de algemene akte van 10 november 1992 en niet aan de hand van de begroting van Elsgraven. Verder stelt [partij] dat hij een tweetal extra bijdragen aan groot onderhoud niet verschuldigd is omdat bij een eerdere vergadering van de eigenaren van recreatiewoning het besluit is genomen dat er geen extra bijdragen groot onderhoud meer zouden worden doorbelast.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
4.5.
[partij] vordert na wijzing eis, samengevat, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
voor recht verklaart dat de vaststellingsovereenkomst d.d. 27 februari 2015 is vernietigd
Elsgraven veroordeelt tot het aanpassen van de in geschil zijnde nota’s volgens de in de algemene akte van 10 november 1992 bedoelde CBS indexering rekening houdend met de jaarlijkse indexering vanaf 2019,
Elsgraven veroordeelt tot het aanpassen van de toekomstige nota’s betreffende de parkbijdrage en het groot onderhoud volgens de algemene akte van 10 november 1192 bedoelde CBS indexering,
voor recht verklaart dat Elsgraven voor 2020/2030 geen bijdrage mag vragen voor groot onderhoud en/of renovatie
veroordeling in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
4.6.
Elsgraven voert verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie en reconventie
5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie ziet de kantonrechter aanleiding deze gezamenlijk te beoordelen.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [partij] gehouden is een parkbijdrage te betalen aan Elsgraven. Partijen twisten over de vraag op welke wijze deze parkbijdrage moet worden vastgesteld en hoe hoog de bijdrage is.
5.3.
Nadat partijen op 27 februari 2015 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten, heeft [partij] in 2016 en 2017 de facturen van Elsgraven zonder protest betaald.
5.4.
In deze procedure dient allereerst de vraag te worden beantwoord of deze vaststellingsovereenkomst nog steeds tussen partijen geldt. [partij] doet namelijk een beroep op een buitengerechtelijke vernietiging van deze vaststellingsovereenkomst vanwege dwaling en stelt dat hij daarom niet gehouden is aan de tussen partijen overeengekomen afspraken.
Is de vordering tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst wegens dwaling verjaard?
5.5.
Het meest verstrekkende verweer van Elsgraven is dat de vordering tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst is verjaard. In dat verband voert Elsgraven aan dat het beroep op dwaling is gebaseerd op feiten die [partij] reeds op 15 maart 2020 bekend waren. In het e-mailbericht van 15 maart 2020 verwijst [partij] voor het eerst naar het achterhouden van informatie over rechterlijke uitspraken op het moment van de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst terwijl [partij] pas bij eis in reconventie van 27 juni 2023 de vordering tot vernietiging indient.
5.6.
Voor de beoordeling van de verweer is het volgende van belang.
Een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling verjaart ingeval van dwaling drie jaren nadat de dwaling is ontdekt (artikel 3:52 lid 1 onder c BW (Burgerlijk Wetboek).
De verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.(artikel 3:317 BW.
5.7.
De kantonrechter volgt Elsgraven niet in haar stelling dat de verjaringstermijn voor het beroep op vernietiging is verstreken. Bij e-mail van 15 maart 2020 zijn de feiten waar [partij] zijn beroep op dwaling baseert door [partij] aan Elsgraven bekend gemaakt. Bij brief van 14 juli 2020 heeft [partij] op basis van die informatie een beroep gedaan op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst onder verwijzing naar een factuur van Elsgraven van 13 december 2019 gericht aan de eigenaar van recreatiewoning met nummer [nummer] waaruit blijkt dat de betreffende eigenaar (zonder certificaat) minder betaalt voor de parkbijdragen dan [partij] als certificaathouder.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de e-mail van 15 maart 2020 en de brief van 14 juli 2020 Elsgraven heeft bereikt. De laatste brief aan Elsgraven kan als stuitingshandelingen worden aangemerkt nu uit de inhoud daarvan blijkt dat [partij] met zoveel woorden een beroep doet op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. Voor de vraag of de vordering is verjaard gaat het dus om de vraag of tussen 13 december 2019 en 14 juli 2020 dan wel tussen 14 juli 2020 en het moment van het instellen van de eis in reconventie op 27 juni 2023 drie jaren zijn verstreken. Daarvan is geen sprake. Het beroep op vernietiging is dan ook niet verjaard.
Moet de vaststellingsovereenkomst worden vernietigd wegens dwaling?
5.8.
[partij] beroept zich op dwaling. Hij stelt dat de informatie waar hij zich op beroept, bij Elsgraven bekend was ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst in 2015 en dat Elsgraven [partij] deze informatie heeft onthouden. Deze informatie houdt in dat de betreffende eigenaar (zonder certificaat) minder betaalt voor de parkbijdragen dan [partij] als certificaathouder. De verschuldigdheid van een lagere bijdrage van enkele niet certificaathouders is in rechterlijke uitspraken in stand gelaten. Indien [partij] daar van op de hoogte was gesteld, had [partij] niet ingestemd met de overeengekomen schikking.
5.9.
Voor de beoordeling van deze stelling van [partij] is het volgende van belang. Een overeenkomst is vernietigbaar als die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten (aanhef artikel 6:228 BW).
5.10.
De kantonrechter dient eerst te beoordelen of hier sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken. Elsgraven heeft onbetwist gesteld dat de gerechtelijke uitspraken waar [partij] op doelt:
- zien op een kleine groep van niet-certificaathouders,
- die vanaf het moment van de doorvoering van de nieuwe methodiek nooit de gewijzigde (hogere) parkbijdrage hebben voldaan,
- die niet aanwezig waren bij vergaderingen en
- dat op grond daarvan is geoordeeld dat de afspraken niet op hen van toepassing zijn.
Deze gegevens zijn door [partij] niet of althans onvoldoende weersproken.
5.11.
[partij] is certificaathouder en heeft op grond daarvan de mogelijkheid om op de vergaderingen van Elsgraven mee te beslissen. Elsgraven heeft onbetwist gesteld dat [partij] aanwezig was op de betreffende vergaderingen en heeft gestemd. Er is dan ook geen sprake van een vergelijkbare situatie met die van de niet-certificaathouders zoals die in overweging 5.10. is weergegeven. Gelet hierop is aan de zijde van Elsgraven over de rechtsverhouding tussen Elsgraven en [partij] dan ook geen sprake geweest van een onjuiste voorstelling van zaken. Het door [partij] gedane beroep op dwaling slaagt daarom niet.
Mag Elsgraven voor 2020-2030 een bijdrage mag vragen voor groot onderhoud en/of renovatie?
5.12.
[partij] heeft nog naar voren gebracht dat bij de vergadering van de eigenaren van recreatiewoning van 11 mei 2019 het besluit is genomen dat er geen extra bijdragen groot onderhoud meer zouden worden doorbelast.
5.13.
Elsgraven heeft zich verweerd door naar voren te brengen dat dit besluit alleen betrekking heeft op de verbouwing/renovatie van het hoofdgebouw, hetgeen kan worden afgeleid uit hetgeen is opgenomen onder 6. van de notulen.
5.14.
Ook deze stelling van [partij] slaagt niet. Het besluit dat is opgenomen onder .2 van de besluitenlijst houdt in dat er na 2019 geen eenmalige extra bijdrage meer van de eigenaren wordt gevraagd voor groot onderhoud en/of renovatie in de periode 2020-2030. In de tekst van de notulen is geen andere beslissing opgenomen over het niet innen van extra bijdragen dan hetgeen onder 6. van die notulen is vermeld over de verbouwing/renovatie van het hoofdgebouw. [partij] heeft ook niet naar voren gebracht waar hij zijn lezing (anderszins) op baseert dat het hier (ook) om de bijdrage voor groot onderhoud anders dan voor het hoofdgebouw gaat. Deze stelling zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
5.15.
De andere argumenten behoeven geen verdere bespreking omdat ze niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
Conclusie
in conventie
5.16.
Gelet op het voorgaande blijft de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst in stand. Uit deze vaststellingsovereenkomst blijkt duidelijk dat het geschil zag op de vaststellingsmethodiek van de parkbijdrage en het groot onderhoud en dat partijen hebben afgesproken dat [partij] zich vanaf 1 januari 2015 conformeert aan de huidige vaststellingsmethodiek volgens de begroting van park/onderhoudsbijdrage en van groot onderhoud. Nu de vordering van Elsgraven in conventie ziet op betaling van facturen die volgens deze methodiek zijn vastgesteld en [partij] de gefactureerde bedragen die in het geding zijn op zich niet heeft betwist, wordt de vordering in conventie van de hoofdsom van € 8.744,14 toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2023 tot aan de dag van algehele voldoening wordt als niet weersproken en op de wet gegrond ook toegewezen.
5.17.
Elsgraven vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 21 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704) voor de schuldenaar uit de verzonden brief duidelijk moet zijn dat hem de volle wettelijke termijn van veertien dagen ter beschikking staat. De inhoud van de veertiendagenbrief mag bij de schuldenaar dus niet de onjuiste indruk wekken dat hij de incassokosten al verschuldigd wordt op een datum waarop in werkelijkheid de wettelijke termijn van veertien dagen nog niet is verstreken. De door Elsgraven overgelegde sommaties voldoen hier niet aan omdat hier het bedrag van buitengerechtelijke incassokosten al in rekening is gebracht. Dit betekent dat vordering voor de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen.
in reconventie
5.18.
De vorderingen in reconventie worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
5.19.
[partij] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
5.20.
Elsgraven heeft veroordeling in de volledige proceskosten gevorderd. Elsgraven voert daartoe aan dat [partij] zijn vorderingen baseert op feiten of omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
5.21.
De kantonrechter zal dat afwijzen. Voor een volledige veroordeling in de proceskosten is in beginsel alleen plaats in buitengewone omstandigheden, waarbij gedacht moet worden aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad.
Daarvan is geen sprake. Het feit dat [partij] er van overtuigd was en wellicht nog is dat hij niet gehouden is aan de nieuwe berekeningsmethodiek zoals deze is overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst, is onvoldoende om te concluderen tot onrechtmatig handelen of misbruik van procesrecht. Bovendien meende [partij] op grond van de notulen van de vergadering van de eigenaren van de recreatiewoningen van 11 mei 2019 niet gehouden te zijn tot betaling van een bijdrage voor groot onderhoud. Hoewel [partij] daarin geen gelijk krijgt, kan daaruit nog geen misbruik van procesrecht worden afgeleid.
5.22.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter de proceskosten zal toewijzen tot het geldende liquidatietarief. Deze kosten worden aan de zijde van Elsgraven in conventie en reconventie als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.281,84
5.23.
[partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de vorderingen van [partij] in reconventie samenhangen met de vorderingen van Elsgraven in conventie, zal voor salaris gemachtigde in reconventie niet het volledige tarief worden toegepast. De kosten aan de zijde van Elsgraven worden tot op heden begroot op € 330,00 aan salaris gemachtigde (2,0 punten x factor 0,5 x tarief € 330,00)
5.24.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
6.1.
veroordeelt [partij] om aan Elsgraven te betalen een bedrag van € 8.744,14, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 8.744,14, met ingang van 11 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [partij] in de proceskosten, aan de zijde van Elsgraven tot dit vonnis vastgesteld op € 1.281,84, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de veroordelingen weergegeven onder de overwegingen 6.1. tot en met 6.3. uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
6.6.
wijst de vorderingen af,
6.7.
veroordeelt [partij] in de proceskosten, aan de zijde van Elsgraven tot dit vonnis vastgesteld op € 330,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.8.
verklaart de veroordeling onder overweging 6.7. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023.