ECLI:NL:RBOVE:2023:468

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
08.209565.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen in het grootschalige strafonderzoek Nauru voor betrokkenheid bij aanslagen in 2017

Op 8 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak van twee mannen die betrokken waren bij een reeks gewelddadige aanslagen in 2017. De rechtbank heeft de 42-jarige opdrachtgever veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 jaar en 8 maanden, terwijl de 35-jarige organisator een straf van 10 jaar kreeg opgelegd. De opdrachtgever was verantwoordelijk voor het in brand steken van een kapsalon in Enschede, het neerschieten van een man in Gronau en een brandaanslag op de woning van een oudere vrouw in Almelo. De rechtbank oordeelde dat de opdrachtgever de maximale straf kreeg vanwege de ernst van zijn daden, terwijl de organisator werd veroordeeld voor zijn rol in de poging tot liquidatie. Beide mannen moeten samen een schadevergoeding van meer dan 60.000 euro betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De zaak is behandeld door een meervoudige kamer in Almelo, en de uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek dat meerdere zittingen besloeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats : Almelo
Locatie : Justitieel Complex Schiphol in Badhoevedorp
Parketnummer : 08.209565.20 (P)
Datum vonnis : 8 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland,
nu verblijvende in de PI Lelystad in Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen
van 8 juni 2021, 30 augustus 2021, 29 september 2021, 7 oktober 2021, 14 december 2021,
8 februari 2022, 22 april 2022, 15 juli 2022, 12 oktober 2022, 3, 7, 10, 16, 21, 22 en 28 november 2022 en 8 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. K.J.L. de Valk en mr. S. Leusink en van wat door verdachte en zijn raadsman
mr. S.L.J. Janssen, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 29 september 2021 en na de wijzigingen van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv op 3 november 2022 en 22 november 2022, wordt verdachte kort en zakelijk weergegeven het verwijt gemaakt dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1 de kapper
primair
medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer 1] ;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
subsidiair
medeplegen van het aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachte raad toebrengen van zwaar lichamelijk letsel;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
meer subsidiair
medeplegen van een poging tot de uitlokking van het medeplegen van het om het leven brengen dan wel zwaar mishandelen van [slachtoffer 2] ;
feit 2 Gronau
primair
medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer 3] ;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
subsidiair
medeplegen van een poging tot uitlokking van het medeplegen van het om het leven brengen dan wel zwaar mishandelen van [slachtoffer 2] ;
feit 3 [loungeclub]
medeplegen van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
feit 4 Benkoelenstraat
medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan;
subsidiair
medeplegen van het aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] opzettelijk en met voorbedachte raad toebrengen van zwaar lichamelijk letsel;
of
medeplegen van de uitlokking daarvan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 2 februari 2017 te Enschede, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] (werkzaam als kapper in kapsalon [kapsalon] /eigenaar van kapsalon [kapsalon] )
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven,
opzettelijk die [slachtoffer 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, heeft
besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die
benzine, althans die brandstof, heeft aangestoken, althans tot
ontbranding heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
of
[uitvoerder 1] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks
2 februari 2017 te Enschede, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
ter uitvoering van het door [uitvoerder 1] en/of die andere (onbekend gebleven)
persoon/personen voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (werkzaam als kapper in
kapsalon [kapsalon] /eigenaar van kapsalon [kapsalon] ) opzettelijk en (al dan niet) met
voorbedachten rade van het leven te beroven opzettelijk die [slachtoffer 1] met benzine,
althans met een brandbare vloeistof, heeft/hebben besproeid en/of bespoten en/of
besprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, heeft/hebben
aangestoken, althans tot ontbranding heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 april 2016 en met
2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door
giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het
verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord
en/of
- aanwijzingen te geven over de uitvoering van de aanslag/moord, te weten dat het
doden op een zo pijnlijk mogelijke manier moest gebeuren en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten kapsalon [kapsalon] en/of de kapper
aan te wijzen/aan te duiden en/of te laten aanwijzen/aanduiden door (een)
derde(n) en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een vluchtauto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) te financieren en/of - al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te
betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
subsidiair
hij op of omstreeks 2 februari 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] (werkzaam als kapper in kapsalon [kapsalon] /eigenaar van kapsalon [kapsalon] )
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten
eerste, tweede en/of derdegraads brandwonden in het gezicht en/of op/aan (grote
delen van) het lichaam, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] met benzine, althans met
een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten en/of besprenkelen en/of
(vervolgens) die benzine, althans die brandstof, aan te steken, althans tot ontbranding
te brengen;
of
[uitvoerder 1] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks 2
februari 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] (werkzaam als kapper in kapsalon [kapsalon] /eigenaar van kapsalon [kapsalon] )
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten
eerste, tweede en/of derdegraads brandwonden in het gezicht en/of op/aan (grote
delen van) het lichaam, heeft/hebben toegebracht, door die [slachtoffer 1] met benzine,
althans met een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten en/of besprenkelen
en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, aan te steken, althans tot
ontbranding te brengen,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 april 2016 en met
2 februari 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door
giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het
verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord
en/of
- aanwijzingen te geven over de uitvoering van de aanslag/moord, te weten dat het
doden op een zo pijnlijk mogelijke manier moest gebeuren en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten kapsalon [kapsalon] en/of de kapper
aan te wijzen/aan te duiden en/of te laten aanwijzen/aanduiden door (een)
derde(n) en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een vluchtauto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of - bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te
betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode 1 april 2016 tot en met 2 februari 2017 te Enschede, in
ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen,
heeft gepoogd om [uitvoerder 1] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen
door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het
verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te bewegen om een persoon,
genaamd [slachtoffer 2] ((voormalig) kapper in kapsalon [kapsalon] /(voormalig) eigenaar van
kapsalon [kapsalon] ) om het leven te brengen, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- de dader/daders de opdracht gegeven tot het plegen van een aanslag/een moord
en/of
- aanwijzingen gegeven over de uitvoering van de aanslag/moord, te weten dat het
doden, althans het toebrengen van letsel, op een zo pijnlijk mogelijke manier
moest gebeuren en/of
- het doelwit van de aanslag/moord, te weten kapsalon [kapsalon] en/of de kapper
aangewezen/aangeduid en/of laten aanwijzen/aanduiden door (een) derde(n)
en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een vluchtauto geregeld/beschikbaar gesteld en/of te gefinancierd en/of
- bij het feit gebruikte middelen (benzine/brandbare stof) gefinancierd en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag
betaald en/of een betaling in het vooruitzicht gesteld,
terwijl de uitlokking van dat misdrijf is mislukt, nu (per vergissing) niet voornoemde
[slachtoffer 2] , maar (diens bedrijfsopvolger) [slachtoffer 1] het slachtoffer is geworden van de aanslag;
2.
primair
hij op of omstreeks 24 mei 2017, te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland),
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 3] (bestuurder van een Hyundai Getz met kenteken [kenteken 1] ) opzettelijk en
(al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven,
met een pistool, althans een vuurwapen zes maal, althans meermalen,
(gericht) op die [slachtoffer 3] heeft geschoten en/of die [slachtoffer 3] met (minimaal)
vier kogels, in de linkerzij, het bekken, het linkerdijbeen en de linker kuit,
althans in het lichaam heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
[uitvoerder 2] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks
24 mei 2017, te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland),
tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
ter uitvoering van het door [uitvoerder 2] en/of die andere (onbekend gebleven)
persoon/personen voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] (bestuurder van een Hyundai
Getz met kenteken [kenteken 1] ) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
van het leven te beroven, met een pistool, althans een vuurwapen zes maal, althans
meermalen, (gericht) op die [slachtoffer 3] heeft/hebben geschoten en/of die [slachtoffer 3] met (minimaal)
vier kogels, in de linkerzij, het bekken, het linkerdijbeen en de linker kuit, althans in het
lichaam heeft/hebben getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 april 2016 tot en met 24 mei 2017
te Enschede en/of Gronau, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door
giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding en/of het
verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag/een moord
(op “ [naam 1] ”) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woonplaats, adres en
het vervoermiddel van het subject (“ [naam 1] ”) dat het doelwit vormde en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag te
betalen en/of een betaling in het vooruitzicht te stellen;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode 1 april 2016 tot en met 2 februari 2017 te Enschede en/of
Gronau, in ieder geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, heeft gepoogd om [uitvoerder 2] en/of een of meer
andere onbekend gebleven personen door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld,
bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen, te bewegen om een persoon, genaamd [slachtoffer 2] om het leven te brengen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- de dader/daders de opdracht gegeven tot het plegen van een aanslag/een moord
op [slachtoffer 2] , althans hem met een vuurwapen te beschieten en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woonplaats, adres en
het vervoermiddel van het subject dat het doelwit vormde en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een (vlucht)auto geregeld/beschikbaar gesteld en/of te gefinancierd en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit/de aanslag (meermalen) een (groot) geldbedrag
betaald en/of een betaling in het vooruitzicht gesteld,
terwijl de uitlokking van dat misdrijf is mislukt, nu (per vergissing) niet voornoemde
[slachtoffer 2] , maar (diens broer) [slachtoffer 3] het slachtoffer is geworden van de aanslag;
3.
hij op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7]
en/of [slachtoffer 8] en/of een of meer andere geregelde bezoekers van club [loungeclub] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
met een automatisch vuurwapen zes, althans meerdere (zwaar kaliber) kogels af te
vuren op club [loungeclub] aan de [adres 1] en/of door een of meer ruiten en/of
deuren van die club;
of
[uitvoerder 2] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks
19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of een of
meer andere geregelde bezoekers van club [loungeclub] heeft/hebben bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een
automatisch vuurwapen zes, althans meerdere (zwaar kaliber) kogels af te vuren op club
[loungeclub] aan de [adres 1] en/of door een of meer ruiten en/of deuren van die
club,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 juni 2017 tot en met
19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding
en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het
beschieten van de zaak (club [loungeclub] ) en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot het pand en/of de
persoon/personen dat/die het doelwit vormde(n) en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of
een betaling in het vooruitzicht te stellen;
4.
primair
hij op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] van het leven te beroven, met een automatisch vuurwapen dertig, althans
een groot aantal (zwaar kaliber) kogels heeft afgevuurd op een woning aan de
[adres 2] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en/of een
of meer ruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels
is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping,
voornoemde personen zich bevonden, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
[uitvoerder 2] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks
19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen, ter uitvoering van het door [uitvoerder 2] en/of die andere
(onbekend gebleven) persoon/personen voorgenomen misdrijf om opzettelijk en (al
dan niet) met voorbedachten rade [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] van
het leven te beroven, met een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal
(zwaar kaliber) kogels heeft/hebben afgevuurd op een woning aan de [adres 2]
, waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning en/of een of meer ruiten
van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met kogels is/zijn doorzeefd,
en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde
personen zich bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid, welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 juni 2017 tot en met
19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding
en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het
beschieten van de woning en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woning en/of de
persoon/personen die het doelwit vormde(n) en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of
een betaling in het vooruitzicht te stellen;
subsidiair
hij op of omstreeks 19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] opzettelijk en (al dan niet) met
voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
een automatisch vuurwapen dertig, althans een groot aantal (zwaar kaliber)
kogels heeft afgevuurd op een woning aan de [adres 2] , waarbij/waardoor de
benedenverdieping van die woning en/of een of meer ruiten van de beneden- en/of
bovenverdieping van die woning met kogels is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op
zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
[uitvoerder 2] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen op of omstreeks
19 september 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met elkaar, althans alleen, ter uitvoering van het door [uitvoerder 2] en/of die andere
(onbekend gebleven) persoon/personen voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten
rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een automatisch vuurwapen dertig,
althans een groot aantal (zwaar kaliber) kogels heeft/hebben afgevuurd op een woning
aan de [adres 2] , waarbij/waardoor de benedenverdieping van die woning
en/of een of meer ruiten van de beneden- en/of bovenverdieping van die woning met
kogels is/zijn doorzeefd, en in welke woning, op zowel de beneden- als de bovenverdieping, voornoemde personen zich bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit verdachte in of omstreeks de pleegperiode 1 juni 2017 tot en met
19 september 2017 te Enschede, in ieder geval in Nederland en/of in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging en/of misleiding
en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door:
- de dader/daders de opdracht te geven tot het plegen van een aanslag op/het
beschieten van de woning en/of
- aanwijzingen/inlichtingen te geven met betrekking tot de woning en/of de
persoon/personen die het doelwit vormde(n) en/of
- een automatisch vuurwapen te regelen/beschikbaar te stellen en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) ten behoeve van de dader(s)
een (vlucht)auto te regelen/beschikbaar te stellen en/of te financieren en/of
- al dan niet door tussenkomst van (een) derde(n) de dader/daders voor het
plegen van voornoemd feit (meermalen) een (groot) geldbedrag te betalen en/of
een betaling in het vooruitzicht te stellen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

In dit hoofdstuk wijdt de rechtbank, na een korte beschrijving van het onderzoek Nauru, summier beschouwingen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] als verdachte en getuige en schetst zij het kader van de leerstukken voorbedachte raad en medeplegen. In de hoofdstukken daarna volgen, per feit, overwegingen over niet en wel ter discussie staande feiten, bespreekt de rechtbank de voorhanden bewijsmiddelen, waardeert deze en stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting per ten laste gelegd feit de feiten en omstandigheden vast. De vastgestelde feiten die niet ter discussie hebben gestaan of zijn betwist behoeven en krijgen – uitzonderingen daargelaten – geen nadere motivering dan de in de bijlage opgenomen en voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. Voor het overige wordt volstaan met een verwijzing naar passages uit het dossier waaraan de rechtbank van belang zijnde feiten en omstandigheden ontleent. De rechtbank overweegt ten slotte, al dan niet in reactie op gevoerde verweren, waarom zij op basis van die feiten en omstandigheden tot conclusies en beantwoording van de bewijsvraag komt. De rechtbank zal voor de leesbaarheid en begrijpelijkheid van het vonnis bij de bespreking van de feiten waarvan zowel [verdachte] als zijn medeverdachte [medeverdachte] verdacht worden in gelijkluidende overwegingen haar oordeel geven, waarbij verdachten steeds bij naam worden aangeduid.
4.1.
Achtergrond onderzoek Nauru
Aan de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] is een aantal geweldsdelicten in diverse varianten ten laste gelegd. In de kern luidt de beschuldiging dat zij de opdrachtgevers van die delicten zijn geweest en de regie hebben gevoerd over de uitvoering. Het onderzoek in deze zaak kreeg de naam TGO Nauru. Voorafgaande onderzoeken onder andere onderzoeksnamen leidden tot vervolging bij en veelal nog niet onherroepelijk berechting van de uitvoerders van die geweldsdelicten door de rechtbank Overijssel. Omdat de verschillende ten laste gelegde feiten het beste uit elkaar kunnen worden gehouden door de korte aanduiding die de rechtbank en de procespartijen zijn gaan hanteren zal dat ook in dit vonnis zo gedaan worden. Die aanduiding is hiervoor telkens als kopje bij de korte weergave van de verdenking genoemd.
In de zaken van de kapper en Gronau bestaat er geen discussie over dat de aanslagen hebben plaatsgevonden of over de aanleiding daartoe: een al dan niet vrijwillig seksueel contact tussen [slachtoffer 2] en de echtgenote van [medeverdachte] , [naam 2] , in 2016. Ook staat vast dat aanslagen hebben plaatsgevonden in de zaken [loungeclub] , Benkoelenstraat en, bij [medeverdachte] , Palestrinastraat. Achtergrond daarvan zou een strijd in het criminele milieu zijn; in de zaken [loungeclub] en Benkoelenstraat met leden van Satudarah of daaraan gelieerde personen en/of groepen.
Kernvraag is of [medeverdachte] en [verdachte] bij de aan hen ten laste gelegde feiten als opdrachtgever of in een faciliterende rol betrokken zijn geweest.
4.2
De verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte]
Verdachten hebben bij de politie, de rechter-commissaris en ter zitting van de rechtbank verklaringen afgelegd. Als verdachte en als getuige. De korte samenvatting is dat zij alle ten laste gelegde feiten ontkennen, met uitzondering van [medeverdachte] die bekent zich aan uitlokking van poging tot zware mishandeling van de kapper te hebben schuldig gemaakt, waarbij de verdediging van [medeverdachte] dit heeft gekoppeld aan een bewijsbaarheid van feit 1 subsidiair.
Verdachten wijzen elkaar aan als dader van alle ten laste gelegde feiten.
Het openbaar ministerie acht de verklaringen van [verdachte] op sommige onderdelen wel maar op andere niet geloofwaardig. De verklaring van [medeverdachte] bestempelt zij als ongeloofwaardig.
De verdediging neemt de verklaringen van hun respectieve cliënten tot uitgangspunt en kwalificeert bijgevolg de verklaringen van de andere verdachte als onbruikbaar.
Omdat algemene beschouwingen over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor het bewijs van de verklaringen van [medeverdachte] en [verdachte] in een weinig zeggend verhaal zouden resulteren, zal de rechtbank per feit motiveren hoe zij de verklaringen weegt. Dat is immers ook afhankelijk van welk ander bewijsmateriaal per feit voorhanden is en gekozen wordt.
4.3.
De voorbedachte raad
Per feit zal de rechtbank beoordelen of van de ten laste gelegde voorbedachte raad sprake is geweest. Het toetsingskader daarvoor laat zich op basis van vaste jurisprudentie en voor zover in deze zaak van belang als volgt samenvatten.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachten rade” moet komen vast te staan, dat een verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat een verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
4.4
Het medeplegen
Eveneens per feit zal de rechtbank beoordelen of van het ten laste gelegde medeplegen sprake is geweest. Het toetsingskader voor medeplegen, zoals vastgesteld in wet en rechtspraak en voor zover hier van belang, is als volgt gegeven in HR 16 december 2004, ECLI:NL:HR:2014:3637:
“3.2.1
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. (…) Voor het gewicht van de rol van de medepleger in de zin van art. 47 Sr kan ook worden gewezen op art. 141, eerste lid, Sr. Het daar strafbaar gestelde "in vereniging plegen" van geweld eist dat de verdachte "een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld" heeft geleverd, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn geweest. (Vgl. bijvoorbeeld HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132, NJ 2013/407).
3.2.2.
Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
(…)
3.2.3.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. (Vgl. bijvoorbeeld HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9972, NJ 2012/452). Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. (…)
Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding”.

5.Feit 1 de kapper

Aan verdachte is betrokkenheid bij het doden of zwaar mishandelen van kapper [slachtoffer 1] of diens voorganger in de kapperszaak, [slachtoffer 2] , ten laste gelegd.
5.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit, het medeplegen van uitlokking van het medeplegen van een poging tot moord, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde varianten van feit 1.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, of niet. Bij de vraag of de rechtbank op basis van voldoende wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging komt dat [verdachte] zich aan het eerste deel van het primair ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt, zullen aan de hand van de daarvoor relevante vastgestelde feiten, het (voorwaardelijk) opzet op de dood, de voorbedachte raad en het medeplegen besproken worden.
5.3.1
De aanslag
De rechtbank stelt de volgende, niet ter discussie staande, feiten vast.
Op 2 februari 2017 rond 18:30 uur bespuit [uitvoerder 1] , kapper [slachtoffer 1] in diens kapperszaak genaamd [kapsalon] aan de Kottendijk in Enschede met een brandbare vloeistof en steekt die brandstof aan. De vloeistof – en daarmee [slachtoffer 1] – vat vlam. De brand wordt door een toevallig aanwezige geblust met een emmer sop. Door het vuur loopt [slachtoffer 1] brandwonden op. Van zijn lichaamsoppervlak raakt 12,8% verbrand: 12,1% tweedegraads brandwonden en 0,7% derdegraads brandwonden. [uitvoerder 1] rent weg en stapt als bijrijder in een auto. De auto rijdt weg. Deze auto, een gestolen Seat Ibiza Cupra, wordt op 2 februari 2017 omstreeks 23:30 uur uitgebrand teruggevonden aan de Arthur van Schendelstraat in Hengelo (O). [1]
[uitvoerder 1] wordt als medepleger van poging tot moord veroordeeld. Tegen die veroordeling heeft hij hoger beroep ingesteld waarop nog niet is beslist. De bestuurder van de auto is tot dusver niet bekend geworden.
5.3.2
De uitvoerder(s) van de aanslag
De kapperszaak was tot kort voor de aanslag eigendom van [slachtoffer 2] . Het staat zoals gezegd niet ter discussie dat de aanslag heeft plaatsgevonden, dat deze was gericht op [slachtoffer 2] en dat de aanleiding daartoe een al dan niet vrijwillig seksueel contact tussen [slachtoffer 2] en [naam 2] was. Verdachten weten wie de uitvoerders waren maar willen hun namen niet noemen. De rechtbank acht (impliciet) bewezen dat [uitvoerder 1] en de chauffeur van de vluchtauto de uitvoerders waren.
5.3.3
De opdrachtgever(s) van de aanslag
Voor betrokkenheid van [medeverdachte] en [verdachte] als opdrachtgevers hebben de officieren van justitie het bewijs gebaseerd op de hierna, in meer of minder uitgebreide vorm, te bespreken bewijsmiddelen. Hierna volgt een samenvatting en waardering van de verklaringen van [medeverdachte] , [verdachte] en [getuige 1] en de overige bewijsmiddelen en het antwoord op de bewijsvraag.
5.3.4
De verklaring van [medeverdachte]
bekent opdracht te hebben gegeven [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen. Voor het overige ontkent hij. Zijn verklaringen bij de politie en ter zitting (als verdachte en als getuige in de zaak van [verdachte] ) komen samengevat op het volgende neer.
In de zomer van 2016 hoort [medeverdachte] , terwijl hij in Duitsland gedetineerd is, van zijn echtgenote [naam 2] dat zij zou zijn verkracht door een man. Later blijkt dat deze man [slachtoffer 2] heet. Zij vertelt [medeverdachte] dit terwijl zij met [verdachte] en [getuige 2] per boot onderweg is naar Marokko. Zij had [verdachte] en [getuige 1] daarvoor al over het seksuele incident geïnformeerd. Ter zitting heeft [medeverdachte] verklaard dat hij via iemand anders, wiens naam hij niet wil noemen, gegevens over [slachtoffer 2] heeft achterhaald, wie hij was, of hij uit Enschede kwam, wat voor werk hij deed. Zo ontdekt hij dat [slachtoffer 2] een kapperszaak heeft. [verdachte] geeft vervolgens – buiten medeweten van [medeverdachte] – [getuige 1] opdracht om [slachtoffer 2] te vermoorden. Als [medeverdachte] daar achter komt haalt hij [getuige 1] van de opdracht, omdat hij niet wil dat [slachtoffer 2] meer zal worden aangedaan dan een pak slaag. [verdachte] moet iemand regelen die [slachtoffer 2] in elkaar zal slaan: “Pak die vent en sla hem total loss, sla hem kapot”. Niet meer dan dat. [medeverdachte] wil [slachtoffer 2] zelf onderhanden nemen als hij vrij zal komen. [medeverdachte] weet wie [verdachte] daarvoor uiteindelijk inschakelde maar wil diens naam niet noemen. Deze persoon neemt zelf het initiatief om [slachtoffer 2] in brand te steken. [verdachte] wist tevoren dat [slachtoffer 2] levend in brand zou worden gestoken, zo heeft de pleger van de aanslag achteraf aan [medeverdachte] verteld.
[verdachte] had [slachtoffer 2] tevoren geplakt, dat wil zeggen de auto(’s) van [slachtoffer 2] van een peilbaken voorzien. [verdachte] en de aanslagpleger reden samen naar de zaak waar [slachtoffer 2] als kapper zou werken, [verdachte] reed. De gebruikte auto is in Hengelo (O) uitgebrand achtergelaten. [medeverdachte] heeft diezelfde avond alles nog gehoord; hij heeft toen zowel [verdachte] als de uitvoerder van de aanslag gesproken. [verdachte] heeft de uitvoerder 15.000 euro betaald, maar omdat het om [medeverdachte] ging vond die persoon een bedrag van 10.000 euro genoeg.
kent zowel [naam 3] als [uitvoerder 1] en heeft de contactgegevens van [uitvoerder 1] aan [verdachte] gegeven en hen aan elkaar voorgesteld met de bedoeling dat als [medeverdachte] vast zou komen te zitten, [uitvoerder 1] dingen voor [verdachte] zou kunnen regelen.
5.3.5
De verklaring van [verdachte]
ontkent betrokkenheid bij de aanslag op [slachtoffer 2] . Zijn verklaringen bij de politie en ter zitting (als verdachte en als getuige in de zaak van [medeverdachte] ) komen samengevat op het volgende neer.
kent [getuige 1] niet persoonlijk. Hooguit heeft hij hem enkele keren vluchtig ontmoet bij [medeverdachte] thuis, vóór diens detentie. Daarna heeft hij geen contact meer met [getuige 1] gehad. [naam 2] vertelde [verdachte] over het seksuele incident met [slachtoffer 2] . Zij had dit ook aan [getuige 1] verteld. Die laatste is toen begonnen met het verzamelen van informatie over deze [slachtoffer 2] . [getuige 1] was een vriend van [medeverdachte] , [naam 2] is zelf naar [getuige 1] toegegaan. [naam 2] had [verdachte] verzocht om haar man niet te vertellen over de verkrachting, omdat zij bang was dat [medeverdachte] vanuit de cel telefonisch mensen zou benaderen om “het op te lossen” en daarmee zichzelf in de ellende zou brengen. Uiteindelijk vertelt zij [medeverdachte] tijdens een telefonische ruzie op de boot naar Marokko alsnog over de verkrachting. [verdachte] en [getuige 2] zijn daarbij aanwezig. Zij vertelt [medeverdachte] dan ook dat zij dit verhaal daarvoor al aan [getuige 1] had verteld. [medeverdachte] zoekt vervolgens contact met [getuige 1] om “het probleem voor [medeverdachte] op te lossen”. [getuige 1] onderneemt echter geen actie en laat de zaak op zijn beloop.
[medeverdachte] regelt dan zelf iemand anders om de klus te doen. Die iemand regelt zelf een chauffeur. [medeverdachte] wil de man laten martelen, maar hij wil hem niet dood hebben omdat hij hem zelf nog een keer te grazen wil nemen. De uitvoerder bedenkt het om [slachtoffer 2] in brand te steken en dat vindt [medeverdachte] een leuk idee. Toen de aanslag was uitgevoerd, interesseerde het [medeverdachte] niet dat de man daardoor had kunnen overlijden. Hij zat met de aanslag te pronken. Dat die man in brand moest weet [verdachte] van de uitvoerder en van [medeverdachte] zelf. [verdachte] heeft het slachtoffer niet aangewezen en heeft niet gereden. Hij wil geen namen noemen van de uitvoerder of de chauffeur. De laatste is een bekende van de uitvoerder. De uitvoerder heeft hem het hele verhaal verteld toen [verdachte] hem in opdracht van [medeverdachte] geld bracht. [verdachte] wist wel dat [medeverdachte] “die man iets wou aandoen”. Maar niet tot in detail hoe en wat.
5.3.6
De verklaring van getuige [getuige 1]
5.3.6.1 Algemene overwegingen over betrouwbaarheid verklaring [getuige 1]
Het dossier bevat een groot aantal verklaringen van [getuige 1] in de vorm van getuigenverklaringen en processen-verbaal van bevindingen van gesprekken met de politie. Hij heeft verklaard over de feiten in deze zaak en in andere zaken met andere verdachten, zoals het onderzoek Duin naar de dood van [naam 4] . Hij is gehoord door de politie, de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris, in de periode van 24 april 2017 tot en met 5 april 2022. Het openbaar ministerie baseert de gevorderde bewezenverklaringen in belangrijke mate op die verklaringen.
Het openbaar ministerie gaat uit van betrouwbare verklaringen en hecht veel waarde aan de overwegingen van de rechtbank Overijssel in de zaken tegen [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] .
De rechtbank wijst er op dat het antwoord op de betrouwbaarheidsvraag in de zaken [medeverdachte] en [verdachte] niet zonder meer gebaseerd kan worden op de overwegingen bij [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] , omdat het destijds ging over de verklaringen van [getuige 1] over de rol van [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] en nu over de rol van [medeverdachte] en [verdachte] .
Mr. Franken constateert inconsistenties en speculaties en vermoedt een wraakmotief bij [getuige 1] . Mr. Janssen trekt de verklaringen niet in twijfel op die onderdelen waarover [getuige 1] consistent en eenduidig is geweest en acht de verklaringen in grote lijnen juist en op detailniveau af en toe niet.
De rechtbank overweegt het volgende over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor het bewijs van [getuige 1] ’s verklaring.
[getuige 1] is een man met een brede kennissenkring van personen die in het dossier voorkomen in verschillende min of meer vaste maar ook wel van samenstelling of loyaliteit veranderende groepen. Zo onderhield hij contacten met personen gelieerd aan of deel uitmakend van een groepering die bekend staat als de Tattookillers. Daarnaast had hij contact met [naam 5] en met een groep personen rondom [naam 5] , al dat niet (ook) deel uitmakend van de inmiddels verboden motorclub Satudarah of de daarmee in verband gebrachte club Saudarah. De scheidslijnen tussen genoemde groeperingen zijn diffuus. [getuige 1] verklaart over contacten met de broers [naam 3] en [naam 6] , met [medeverdachte] en met diens echtgenote [naam 2] en met andere personen uit de kring rond [medeverdachte] . [verdachte] heeft hij een enkele keer ontmoet, hij kent hem als Brillie, het was de man van de telefoons, computers, een slimme jongen, een nerd die het geld voor [medeverdachte] verdiende en met wie hij niet omging. [2] [uitvoerder 1] heeft hij eenmaal ontmoet en diens broer, [uitvoerder 2] , kent hij niet. Van [uitvoerder 1] kent hij niet de voornaam, hij noemt hem [alias uitvoerder 1] . [uitvoerder 2] kent hij als [alias uitvoerder 2] . [3] Hij brengt die namen in verband met wat [medeverdachte] eerder al tegen hem had gezegd en wat [getuige 1] toen niet had begrepen: dat hij “ [uitvoerders] ” had. [4] Hij spreekt over “ [naam 7] ” van wie hij de echte naam niet weet en die hij ook [naam 7] noemt. [naam 7] verklaart daarover bij de politie dat [getuige 1] hem [naam 7] of [naam 7] noemt. [5] Waar [getuige 1] verklaart over [slachtoffer 7] of [slachtoffer 7] bedoelt hij [slachtoffer 7] , die hij koppelt aan [loungeclub] . Met [naam 8] en [slachtoffer 4] bedoelt hij diens broers. [6]
Met de verdediging constateert de rechtbank verschillen in de verklaringen. De rechtbank analyseert en waardeert de verklaringen op betrouwbaarheid in dit hoofdstuk in algemene termen.
Daarbij is het overige bewijsmateriaal van belang. Past wat [getuige 1] heeft verklaard bij die andere bewijsmiddelen zodat de betrouwbaarheid van zijn verklaring daaraan afgemeten kan worden? En, indien de verklaringen betrouwbaar worden geoordeeld, hoe beantwoordt de rechtbank de vraag of het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden?
Bij lezing en veelvuldige herlezing van de zeer uitgebreid aan het papier toevertrouwde verklaringen van [getuige 1] , is het, mede door het gebrek aan redactie, lastig om houvast te vinden. De veelheid aan informatie uit de (criminele) kringen waarin hij verkeerde, over personen, kongsis, ruzies, geweldsfeiten enzovoort: om daarin een lijn te ontdekken voor de feiten waarover het in deze zaak gaat, is niet eenvoudig. Ontdaan van alle zijpaden is het verhaal van [getuige 1] wel als logische en betrouwbare getuigenverklaring te kwalificeren. En na het destilleren van helderheid over onderlinge relaties en de chronologie van gebeurtenissen waarin verschillende personen en wisselende loyaliteiten een rol spelen, vallen ook de ogenschijnlijke tegenstrijdigheden en inconsistenties en terughoudendheid, bijvoorbeeld het aanvankelijk niet willen noemen van namen, te verklaren. Dat kan in de zaak van de kapper bovendien getoetst worden aan bewijsmateriaal waarvan [getuige 1] bij het afleggen van zijn verklaringen geen kennis kon hebben of aan onderzoeksresultaten die na het afleggen van zijn verklaringen beschikbaar zijn gekomen.
Het patroon in de verklaringen is dat [getuige 1] niet van aanvang af het achterste van zijn tong laat zien. Dat valt te begrijpen voor zover hij wel over valide informatie beschikt maar zelf nog zoekend is naar de duiding daarvan (zoals in zijn eerste verklaringen over de kapper). En het is ook voorstelbaar gegeven enerzijds zijn aanvankelijke sympathie voor [medeverdachte] , met wie hij op vriendschappelijke voet stond, en anderzijds zijn angst voor het leven van hemzelf en zijn familie. Hij is terughoudend in het noemen van namen maar doet dat uiteindelijk wel. Zijn eerdere onwil om antwoord op te geven, verwoordt hij in niet altijd de lading dekkende termen zoals het zich zaken niet kunnen herinneren, “geen commentaar” en: “Valt geen deal te sluiten”. [7] Of, als hem naar de redenen van wetenschap wordt gevraagd: “Telepathie”. [8] En als hij dan namen noemt refereert hij aan zijn angst dat met zijn leven te moeten bekopen. [9]
Uiteindelijk noemt hij toch man en paard, eerst geleidelijk aan de sluier oplichtend, maar voluit vanaf zijn verklaring van 23 september 2017. Het gevolg is dat het dreigingsniveau voor hem zo hoog wordt dat hij, niet in een getuigenbeschermingsprogramma (zoals de officieren van justitie ter zitting nadrukkelijk hebben verklaard), maar vermoedelijk uit eigen beweging vertrekt en sedertdien op een geheim adres verblijft.
In het gesprek op 25 mei 2017 waarschuwt hij voor toekomstige slachtoffers. [10] Waarom hij naar de politie is gegaan en is gaan praten, legt hij onder andere uit in het verhoor bij de rechter-commissaris op 10 december 2018 in de zaken [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] :
“Ik ben zelf naar de politie gegaan. Ik was het zat. Ik wil een gewoon leven hebben als een normaal mens.
(…)
Ik was er klaar mee. Mensen worden bedreigd met een handgranaat. Mensen bedreigd met een RPG. Er wordt geschoten met een AK. Ik was er klaar mee. Ik wilde gewoon rustig leven.
(…)
Ik heb er geen baat bij. Ik krijg geen geld, niks. Ik doe dit omdat ik er klaar mee ben Als anderen niet willen verklaren omdat ze bang zijn, kan ik daar niets aan doen”. [11]
Voor het laatst zegt hij daarover bij de rechter-commissaris op 5 april 2022, pagina 13:
“Ik was er klaar mee en ik wilde verder gaan met mijn leven. U vraagt mij of dit op mijn eigen initiatief is geweest of dat ik ben benaderd door de politie. Op mijn eigen initiatief. Ik had zoveel druk van alle kanten, van [naam 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) en van [naam 5] (de rechtbank begrijpt: [naam 5] ) en van [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ). Ik heb voor mijn vrijheid gekozen. Ik wilde een normaal iemand zijn”.
Op de vraag of hij daarvoor op welke wijze dan ook is bevoordeeld, antwoordt hij ontkennend.
Ten slotte is van belang dat hij in de laatste verhoren, in april 2022, vaker dan voorheen, zich zaken niet kan herinneren, of niet meer weet wat hij eerder heeft verklaard. Uiteraard valt dat te verklaren door het lange tijdsverloop en de grote hoeveelheid van hem afkomstige informatie over uiteenlopende onderwerpen. Dat neemt niet weg dat hij onder ede blijft zeggen dat hij in eerdere verklaringen de waarheid heeft gesproken.
De rechtbank beantwoordt de vraag of de verklaringen van [getuige 1] in het algemeen als betrouwbaar hebben te gelden op grond van dit alles bevestigend.
5.3.6.2 Overwegingen over bruikbaarheid verklaring [getuige 1]
Belangrijk bewijsmiddel vormen de verklaringen van [getuige 1] . In die verklaringen is in de loop van de tijd een ontwikkeling te zien. Nadat [getuige 1] door [medeverdachte] was gevraagd de man die [naam 2] zou hebben verkracht voor 100.000 euro te doden, vonden de aanslagen op de kapper en in Gronau plaats. [getuige 1] is dan nog niet zeker van een verband tussen het een en ander. Aanvankelijk vermoedt hij dat twee scenario’s denkbaar zijn. Hij denkt daarbij aan een aanslag op iemand in de omgeving van (Satudarah-man) [naam 9] in opdracht van [naam 3] . In dat scenario zou een aanslag op [slachtoffer 1] denkbaar zijn. Daarnaast is hij minder concreet over de tweede optie: een aanslag op een NN-man door een hem bekende opdrachtgever, van wie hij de naam niet wil noemen. Die opdrachtgever wordt aangeduid als mr. X. De beschrijving van die mr. X past naadloos bij het profiel van [medeverdachte] . Als [medeverdachte] in een chatwisseling in juni 2017 [getuige 1] en diens familie fors heeft bedreigd, besluit [getuige 1] , die inmiddels uitgaat van het tweede scenario, om de naam van mr. X te noemen: [medeverdachte] . Hij vertelt dan ook dat [medeverdachte] hem eerder had benaderd om [slachtoffer 2] te doden.
De rol van [verdachte] is geweest dat hij de stoel van de kapper had aangewezen en de vluchtauto had gereden.
De rechtbank geeft, met name om inzicht te geven in de gevolgde gedachtegang bij de duiding ervan, de verklaringen over de kapper tamelijk uitputtend maar zoveel mogelijk in vogelvlucht weer.
- 24 april 2017 verhoor als getuige in onderzoek Duin [12]
Op 24 april 2017 wordt [getuige 1] gehoord als getuige in het onderzoek Duin. Hij verklaart spontaan over de kapper. Hij heeft daarover gesproken met [naam 3] (met wie hij [naam 3] bedoelt) en met een vriend van [naam 3] en van hemzelf. [naam 3] en die vriend hebben verteld over het in brand steken van de kapper en dat het de verkeerde was. En over het naderhand in brand steken van de Seat die daarbij betrokken was. [getuige 1] zegt dat het bedoeld was voor [naam 9] z’n vader. Hij zegt niet waarop hij dat baseert en koppelt het aan een conflict tussen [naam 3] en [medeverdachte] enerzijds en Satudarah anderzijds.
- 9 mei 2017 verhoor als getuige [13]
[naam 3] wilde de vader van [naam 9] een lesje leren. Een andere man heeft een persoonlijk conflict met “deze man” (met wie hij in retrospectief kennelijk [slachtoffer 2] bedoelt) en vraagt [getuige 1] die man te doen, als in doden. [getuige 1] denkt dat niet de vader van [naam 9] maar de (verkeerde) kapper het doelwit was. Omdat “deze man” met wie hij [medeverdachte] bedoelt zoals uit latere verhoren blijkt, verklaart dat er twee opdrachtgevers waren. [naam 3] heeft een mannetje geregeld om het te doen. Er waren twee redenen om het te doen. Het ene verhaal is het verhaal van [naam 9] , het andere heeft te maken met de man die hem heeft gevraagd het te doen.
- 25 mei 2017 telefoongesprek met politie de dag na Gronau [14]
In de nacht na de aanslag op [slachtoffer 3] in Gronau neemt [getuige 1] contact met de politie op en verklaart hij het volgende. [medeverdachte] (die hij dan nog aanduidt als mr. X) heeft op 24 mei 2017 contact met [getuige 1] opgenomen en verteld dat er in Gronau is geschoten. [slachtoffer 2] kan vertellen waarom de man in Gronau is neergeschoten en moet toch nu weten dat ze hem moeten hebben. [getuige 1] verwacht dat er nog iemand zal worden neergeschoten omdat [medeverdachte] hem heeft gezegd dat er nog iemand “gaat lekken”.
- 2 juni 2017 verhoor als getuige
[getuige 1] wordt die dag twee keer als getuige gehoord, vanaf 13:12 [15] en vanaf 15:04 uur. [16] Hij denkt, maar weet dat niet zeker, dat [slachtoffer 2] , de kapper, het doelwit kan zijn geweest van de aanslagen op de kapperszaak en in Gronau. In het tweede verhoor komen de twee theorieën die hij over de aanslag op de kapper had aan de orde. [getuige 1] geeft hints maar herhaalt over een van die theorieën wat hij ook op 25 mei 2017 al zei: dat vermoedelijk doelwit [slachtoffer 2] zelf dit maar moet vertellen. Hij zegt dat de achtergrond in de zedensfeer ligt en dat de opdrachtgever, die vastzit maar niet in Nederland, eerst hem gevraagd heeft het te doen. Hij wil niet zeggen wie die opdrachtgever is, maar uit de reactie van de verhoorder blijkt dat zijn hints duidelijk genoeg zijn.
- Tussentijds
In de periode tussen het verhoor van 2 juni 2017 en het eerste daarop volgende van
23 september 2017 ontspint zich een verhitte correspondentie tussen [medeverdachte] en [getuige 1] . En in de tussenliggende tijd vinden aanslagen plaats op [loungeclub] , de woning in de Benkoelenstraat en diverse andere woningen van (familie van) personen uit de kringen waarin [getuige 1] en [medeverdachte] zich, al dan niet virtueel, bewegen. Inmiddels heeft de politie informatie bereikt dat [getuige 1] gevaar loopt en bedreigd wordt. [17]
- 23 september 2017 verhoor als getuige [18]
[getuige 1] legt een uitgebreide en gedetailleerde verklaring af over de kapper, Gronau, [loungeclub] en de Benkoelenstraat. Over de kapper (en Gronau) vertelt hij dat [medeverdachte] hem heeft gevraagd de man die [naam 2] verkracht zou hebben dood te maken. Hij zou daar 100.000 euro voor krijgen. Omdat [getuige 1] , na eigen onderzoek, betwijfelde of het een verkrachting of een vrijwillig seksueel contact was geweest, heeft hij de opdracht niet aangenomen. Hij verklaart dat [uitvoerder 1] , over wie hij later bij de rechter-commissaris verklaart dat hij diens voornaam niet kent, de uitvoerder is van de aanslag op de kapperszaak en dat [medeverdachte] de opdracht heeft gegeven. [19] [uitvoerder 1] had hem dat een week eerder (de rechtbank begrijpt een week eerder dan 23 september 2017) verteld. [uitvoerder 1] zou 26.000 euro hebben gekregen voor deze actie. [uitvoerder 1] had hem verteld dat [naam 2] de kapperszaak had aangewezen en [verdachte] de stoel en dat [verdachte] in de vluchtauto met [uitvoerder 1] daarna was weggegaan. [20] [medeverdachte] maakte altijd grapjes: “Ik heb [uitvoerders] geregeld”. De opdracht was dat de kapper dood moest, met zo veel mogelijk pijn. Zowel na de kapper als na Gronau had [getuige 1] contact met [medeverdachte] .
- 3 oktober 2017 gesprek met [getuige 1]
Op 3 oktober 2017 spreekt de politie opnieuw met [getuige 1] . Van dat gesprek is een proces-verbaal bevindingen opgemaakt waarin de politie schrijft dat een zekere [naam 7] volgens [getuige 1] in opdracht van [medeverdachte] bedreigd wordt. [21] Met [naam 7] , die hij ook wel [naam 7] noemt, bedoelt hij [naam 7] , zoals hiervoor al vastgesteld, hetgeen blijkt uit de omschrijving die hij bij de rechter-commissaris geeft en de hiervoor aangehaalde verklaring van Karadag. [22] Karadag kent het motief, de achtergrond en de uitvoerders van de Twentse aanslagen en kan de verklaring van [getuige 1] ondersteunen.
- 9
- 9 februari 2018 telefoongesprek met politie [23]
In het daarvan opgemaakte proces-verbaal staat als verklaring van [getuige 1] :
“…en toen hoorde ik die man is de broer van die andere en toen begreep ik het hele verhaal tot ik zelf met [uitvoerder 1] heb gepraat en toen begreep ik het hele verhaal helemaal”
.
- 10 december 2018 verhoor als getuige bij de rechter-commissaris in de zaken [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] [24]
In dit verhoor verklaart [getuige 1] dat [uitvoerder 1] hem heeft verteld dat hij de aanslag op de kapper had gepleegd en dat [verdachte] of [naam 2] , daarover is hij niet zeker, de stoel van de kapper had aangewezen. En hij verklaart wat [medeverdachte] hem daarover heeft verteld. En dat [medeverdachte] tegen hem had gezegd dat hij [uitvoerders] had.
- 4 en 5 april 2022 als getuige bij de rechter-commissaris
In de kern komen deze verklaringen er op neer dat [getuige 1] blijft bij wat hij eerder, naar waarheid zegt hij, heeft verklaard en dat hij zich inmiddels veel niet meer kan herinneren.
5.3.7
Bespreking betrouwbaarheid verklaringen [verdachte] , [getuige 1] en [medeverdachte]
- [verdachte]
verklaart samengevat dat hij geen andere bemoeienis heeft gehad bij de aanslag op de kapper dan het vooraf en achteraf betalen van [uitvoerder 1] , maar dan zonder dat hij tevoren wist dat die betalingen voor een aanslag bestemd waren. Hij stelt dat hij pas na de aanslag gedetailleerd door de aanslagpleger op de hoogte is gebracht over de reden waarom de aanslagpleger betaald moest worden De rechtbank acht het door [medeverdachte] geschetste scenario voor de betrokkenheid van [verdachte] bij de aanslag die verder gaat dan betaling onvoldoende aannemelijk geworden. Weliswaar zouden in de verklaringen van [getuige 1] aanwijzingen gevonden kunnen worden dat [verdachte] als ‘aanwijzer’ en chauffeur gefungeerd heeft, maar de basis daarvan, louter de auditu van [uitvoerder 1] , acht de rechtbank te weinig overtuigend, gelet ook op de latere aarzeling van [getuige 1] daarover.
Verder is voor de overtuiging het waarschijnlijke motief voor de aanslag van belang. Dat [verdachte] eerst zonder medeweten van [medeverdachte] en later in diens opdracht de aanslag zou hebben voorbereid en gepleegd, terwijl het motief gelegen was in de seksuele betrekkingen tussen [slachtoffer 2] en [naam 2] , en dat dan ook nog eens als een soort van straf omdat [verdachte] [medeverdachte] daarover niet ingelicht zou hebben, acht de rechtbank uiterst onwaarschijnlijk.
De rechtbank kwalificeert de verklaring van [verdachte] over de kapper daarom voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
- [getuige 1]
Hiervoor heeft de rechtbank de vraag of de verklaringen van [getuige 1] in het algemeen als betrouwbaar hebben te gelden bevestigend beantwoord. De rechtbank verwijst daarnaar en volstaat hier met de constatering dat de verklaring van [getuige 1] steun vindt in de verklaring van [verdachte] , de verklaring van [getuige 2] , welke verklaring op haar beurt deels steun vindt in de bevindingen van de politie over de betaling aan [uitvoerder 1] op de parkeerplaats voor het politiebureau in Hengelo.
Aldus geanalyseerd waardeert de rechtbank de verklaringen van [getuige 1] over de kapper, getoetst aan het overige bewijsmateriaal, en afgezet tegen het door [medeverdachte] geschetste maar ongeloofwaardig bevonden scenario, als voldoende consistent en betrouwbaar op de belangrijkste punten.
- [medeverdachte]
Op de waardering van de verklaring van [medeverdachte] nam de rechtbank bij de bespreking van de verklaring van [verdachte] al een klein voorschot. [medeverdachte] schetst een scenario waarin hij weliswaar op enig moment de opdracht tot het total loss slaan van [slachtoffer 2] heeft gegeven maar legt de verantwoordelijkheid voor het uitmonden van die opdracht in het in brand steken van ook nog eens een verkeerde persoon volledig bij [verdachte] en de uitvoerder. Die verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig omdat [verdachte] noch een aannemelijk geworden motief noch een belang had bij het plegen van de aanslag. Ook de verklaringen van zowel [verdachte] als [getuige 1] , het feit dat [uitvoerder 1] een contact van [medeverdachte] was, zoals hij zelf verklaart en hetgeen bevestiging vindt in de (contact)gegevens van de bij [medeverdachte] aangetroffen mobiele telefoons, brengen de rechtbank tot het oordeel dat de verklaring van [medeverdachte] over de initiërende rol van [verdachte] bij de aanslag op de kapper volstrekt ongeloofwaardig is. [25]
De rechtbank zal de verklaring van [medeverdachte] wel voor het bewijs gebruiken. Daarbij past de volgende toelichting. [medeverdachte] heeft telkens [verdachte] genoemd als degene die diverse opdrachten kreeg en uitvoeringshandelingen pleegde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [medeverdachte] daarbij over de gang van zaken naar waarheid verklaard, maar niet voor zover hij [verdachte] noemt als initiator en meerijder: de rechtbank zal zijn verklaring op dit punt dan ook niet voor het bewijs gebruiken. Met deze toelichting is van denaturering van de verklaring dan ook geen sprake. Maar de verklaring dat hij de uitvoerder door [verdachte] liet betalen gebruikt de rechtbank wel voor het bewijs: het biedt steun aan het oordeel dat van medeplegen door [medeverdachte] met [uitvoerder 1] en een ander sprake is geweest, waarover hierna meer. Dat [verdachte] niet bewijsbaar tevoren wist dat dit betalingen voor de aanslag waren, doet daaraan niet af.
5.3.8
De USB-stick en [verdachte] daarover
De officieren van justitie achten de inhoud van een in een andere zaak (onderzoek Metaal) bij [getuige 3] aangetroffen USB-stick van belang voor het bewijs van betrokkenheid van [verdachte] omdat op deze stick overzichten zijn aangetroffen van betalingen die [verdachte] aan de uitvoerders van de aanslag op de kapper zou hebben gedaan. [verdachte] erkent verschillende betalingen aan [uitvoerder 1] te hebben gedaan of te hebben laten doen, maar ontkent geweten te hebben dat die betrekking hadden op de aanslag op de kapper.
5.3.9
De beantwoording van de bewijsvraag voor [medeverdachte]
5.3.9.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden over de gedragingen en rol van [medeverdachte]
De rechtbank stelt vast dat de gang van zaken als volgt is geweest.
Nadat [medeverdachte] van [naam 2] had gehoord dat zij verkracht zou zijn door [slachtoffer 2] , heeft hij [getuige 1] opdracht gegeven [slachtoffer 2] zo pijnlijk mogelijk dood te maken. [getuige 1] voert die opdracht niet uit. [medeverdachte] kent [uitvoerder 1] en onderhoudt contact met hem. Hij geeft [uitvoerder 1] opdracht [slachtoffer 2] iets aan te doen, hem zwaar te mishandelen. [medeverdachte] had daarvoor een motief: wraak voor een seksueel contact tussen [slachtoffer 2] en [naam 2] . Zonder dat motief zou het feit niet hebben plaatsgevonden, de rol van [medeverdachte] was dus van groot belang.
Hoewel, [medeverdachte] het slachtoffer [slachtoffer 2] eigenlijk total loss wou laten slaan, of, zoals [verdachte] verklaart, wou laten martelen, niet dood wou hebben, pakt dat uiteindelijk anders uit. De uitvoerder, [uitvoerder 1] , had bedacht dat hij wel een keer iemand levend in brand wilde steken, als mishandeling, hij noemt dat een doodervaring en dat vond [medeverdachte] wel een leuk idee. Als het dan uiteindelijk tot het in brand steken van [slachtoffer 1] is gekomen en hij misschien wel dood was als [medeverdachte] daarover hoort, interesseert hem dat niet: “als hij dood is dan is hij maar dood”.
5.3.9.2 Het opzet en de voorbedachte raad
Dit alles wettigt de conclusie dat [medeverdachte] , instemmend met het in brand steken van de kapper, de aanmerkelijke kans dat deze man daarbij het leven zou verliezen bewust heeft aanvaard. Het zou eigenlijk geen nadere motivering behoeven maar het is evident dat een in brand gestoken mens het leven verliest, tenzij zeer tijdig adequate maatregelen getroffen worden. Dat is hier gelukkig gebeurd, hetgeen niets af doet aan het enorme risico dat door (voorstellende) uitvoerder en (instemmende) opdrachtgever met dat in brand steken willens en wetens werd genomen. Ook de vraag of van voorbedachte raad sprake is geweest beantwoordt de rechtbank hiermee bevestigend. [medeverdachte] is vanaf het moment dat hij hoorde van het seksuele contact tussen [naam 2] en [slachtoffer 2] doende geweest een wraakactie te organiseren. [uitvoerder 1] kwam met het idee [slachtoffer 2] in brand te steken. [medeverdachte] vond dat een leuk idee. Hij heeft zich vanaf dat moment tot de daadwerkelijke aanslag kunnen beraden op zijn instemming met deze suggestie van [uitvoerder 1] en heeft dat niet gedaan. Hij heeft [uitvoerder 1] niet op andere gedachten proberen te brengen en heeft met zijn instemming het bestanddeel voorbedachte raad vervuld.
5.3.9.3 Het medeplegen
Bij de daadwerkelijke uitvoering was [medeverdachte] , die in Duitsland gedetineerd zat, niet fysiek betrokken. Er was in die zin geen sprake van gezamenlijke uitvoering. Maar zijn rol was essentieel: hij gaf ter voorbereiding [uitvoerder 1] de opdracht tot de afstraffing, stemde ook in met het eigen initiatief van [uitvoerder 1] om het beoogde slachtoffer levend in brand te steken en hij liet [verdachte] de financiering regelen. In zijn opdracht gaf [verdachte] [uitvoerder 1] tevoren werkgeld en achteraf een beloning. [uitvoerder 1] voerde uit, samen met een onbekend gebleven mededader. Aan het feit dat [medeverdachte] , wetend dat [uitvoerder 1] het slachtoffer in brand wilde steken, zich daarvan had kunnen distantiëren door de opdracht in te trekken of anderszins, maar dat niet deed, komt eveneens betekenis toe.
Deze intellectiele en materiële bijdrage was van cruciaal en dus voldoende gewicht. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen die tot bewezenverklaring van medeplegen leidt.
5.3.9.4 De conclusie
De rechtbank vat het voorgaande samen en komt tot de volgende conclusie.
De verklaring van [getuige 1] over wat hij uit eigen wetenschap en de auditu van [uitvoerder 1] weet, in combinatie met de verklaringen van [verdachte] en de overige bewijsmiddelen, brengen de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte] zich aan het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer 1] heeft schuldig gemaakt.
5.3.10
De beantwoording van de bewijsvraag voor [verdachte]
Bij alle ten laste gelegde varianten is het antwoord op de vraag, of [verdachte] daarbij al dan niet dubbel (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood of op zware mishandeling van het slachtoffer, cruciaal voor de bewijsbeslissing.
De rechtbank is van oordeel dat vrijspraak moet volgen van de primair ten laste gelegde poging tot het medeplegen van moord. Het enige bewijsmiddel daarvoor is de door [getuige 1] overgebrachte verklaring van [uitvoerder 1] dat [verdachte] de kapper zou hebben aangewezen en de vluchtauto zou hebben bestuurd, een verklaring bovendien waarover [getuige 1] in latere verhoren niet voldoende zeker meer is.
De rechtbank is verder van oordeel dat het eveneens primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van uitlokking, en het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kunnen worden verklaard, omdat het bewijsminimum hiervoor niet gehaald wordt.
[medeverdachte] verklaart, als enige, dat [verdachte] , in opdracht van [medeverdachte] zelf, de opdracht aan de uitvoerder heeft gegeven. Dat zou dan een opdracht tot zware mishandeling en niet de dood zijn geweest en al helemaal niet de dood op een zo pijnlijk mogelijke manier. De rechtbank stelt vast dat die laatste term afkomstig is uit de verklaring van [getuige 1] dat [medeverdachte] hém eerder had gevraagd het slachtoffer te doden op een zo pijnlijk mogelijke manier. Het voert te ver om die twee elementen, van elkaar uitsluitende scenario’s (ook al is het scenario dat [getuige 1] de uitvoerder zou zijn sowieso niet gerealiseerd) hier aan elkaar te knopen voor de rol van [verdachte] . Het is echter wel een saillant detail. Verder is ook op dit onderdeel van de tenlastelegging de de auditu verklaring van [getuige 1] over het aanwijzen van het slachtoffer niet bruikbaar terwijl bovendien niet valt te motiveren waarom dat deel van die verklaring dan wel bruikbaar is hoewel [verdachte] in de ogen van de steller van de tenlastelegging kennelijk niet de bestuurder maar uitsluitend de financier van de vluchtauto is geweest. Daarmee resteren aan bewijsbare feitelijkheden slechts het financieren van de vluchtauto en van de gebruikte brandbare stoffen en de in het vooruitzicht gestelde beloning. Uit de USB-stickbestanden, in samenhang met de verklaring van [verdachte] zelf, kan worden afgeleid dat [verdachte] betalingen heeft gedaan die te koppelen zijn aan deze aanslag. Maar dat [verdachte] vóór betaling van de beloning aan de opdrachtgevers kennis had van de aard van deze betalingen kan niet worden vastgesteld. Als gevolg hiervan is niet te bewijzen dat [verdachte] door zijn bijdrage bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard van het plegen van een moord, of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op de koop heeft toegenomen. De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van alle varianten van de tenlastelegging onder 1.

6.Feit 2 Gronau

Aan verdachte is in diverse juridische varianten ten laste gelegd dat hij geprobeerd heeft [slachtoffer 3] te doden.
6.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair ten laste gelegde feit, het medeplegen van uitlokking van het medeplegen van een poging tot moord, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 2 in alle varianten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Evenals bij feit 1 vordert het openbaar ministerie bewezenverklaring van het medeplegen van de uitlokking van het medeplegen van een poging tot moord. Maar ook hier geldt dat de rechtbank eerst de vraag dient te beantwoorden of van het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord moet worden vrijgesproken, zoals impliciet gerekwireerd, of niet. Daarbij dient na een vaststelling van de feiten en omstandigheden en de duiding daarvan, beoordeeld te worden of van poging tot moord (voorbedachte raad) of doodslag sprake is geweest en of en hoe (medeplegen of uitlokking) [medeverdachte] en [verdachte] daarbij betrokken zijn geweest.
6.3.1
De aanslag
De rechtbank stelt de volgende, niet ter discussie staande, feiten vast.
[slachtoffer 3] rijdt in de nacht van 23 op 24 mei 2017 in een Hyundai Getz met kenteken
[kenteken 1] naar zijn woning in Gronau, Duitsland. Hij merkt dat hij wordt achtervolgd door een BMW met het kenteken [kenteken 2] . Als hij langzamer gaat rijden doet de bestuurder van de BMW dat ook. Versnelt hij dan gaat de BMW eveneens harder rijden. Hij ziet twee personen in de auto. [slachtoffer 3] stopt bij een restaurant en belt daar met een vriend om te proberen er achter te komen, aan de hand van het door hem genoteerde kentekennummer, van wie de BMW is. [slachtoffer 3] rijdt daarna nog in de omgeving rond om te zien of hij ‘hen’ nog zag. Dat is niet het geval. Hij rijdt dan naar huis en net als hij wil uitstappen, stopt de BMW achter hem. De bijrijder stapt uit de BMW. Hij draagt een doodshoofdmasker en pakt meteen een wapen en schiet op een afstand van vier à vijf meter van achteren op [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] wordt getroffen in de linkerzij, de bekkenkam, het linker dijbeen en de linker kuit. [slachtoffer 3] zit op dat moment nog in de auto. Onder de Hyundai treft de politie een peilbaken met ID [nummer 1] aan. [26]
Op 11 juli 2018 vindt de politie in Enschede in een Volkswagen Scirocco (kenteken
[kenteken 3] ) het pistool dat is gebruikt bij de beschieting van [slachtoffer 3] . Op het wapen zit DNA-materiaal van [uitvoerder 2] .
[uitvoerder 2] is op 20 december 2019 veroordeeld voor zijn rol als schutter. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.
6.3.2
De uitvoerder(s) van de aanslag
Het staat evenals bij feit 1 niet ter discussie dat de aanslag heeft plaatsgevonden en dat de aanleiding gezocht moet worden in de kwestie [slachtoffer 2] en [naam 2] . Verdachten weten ook hier wie de uitvoerders waren maar willen hun namen niet noemen. De rechtbank acht (impliciet) bewezen dat [uitvoerder 2] en de chauffeur van de vluchtauto de uitvoerders waren. Gelet op hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd behoeft dit oordeel geen nadere motivering dan de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen.
6.3.3
De opdrachtgever(s) van de aanslag
Voor betrokkenheid van [medeverdachte] en [verdachte] als opdrachtgevers hebben de officieren van justitie het bewijs gebaseerd op een groot aantal bewijsmiddelen. Hierna volgt een bespreking van de bewijsmiddelen die de rechtbank redengevend acht, een vaststelling van de daaruit af te leiden feiten en het antwoord op de bewijsvraag. De rechtbank merkt op dat waar in de gebruikte bewijsmiddelen aannames, waarschijnlijkheden en conclusies staan vermeld, zij die heeft getoetst en de uitkomst overneemt en tot vaststelling en/of conclusie van de rechtbank maakt, zonder dat telkens expliciet te vermelden.
6.3.3.1 Algemene feiten en omstandigheden
Na de ‘mislukte’ aanslag op de kapper op 2 februari 2017 (feit 1) komt [medeverdachte] er achter dat niet [slachtoffer 2] het slachtoffer is geworden, maar [slachtoffer 1] . In opdracht van [medeverdachte] wordt dan gezocht naar [slachtoffer 2] , diens echtgenote, en – als duidelijk wordt dat zij naar Turkije zijn vertrokken – naar [slachtoffer 3] . Tot de entourage van [medeverdachte] en [verdachte] behoren onder andere [uitvoerder 2] , [getuige 2] , [uitvoerder 1] , [naam 10] en [getuige 3] . Deze personen zijn te beschouwen als ‘loopjongens’, zoals ze ook door [verdachte] betiteld worden. [medeverdachte] laat zich tijdens zijn detentie bij zijn (criminele) activiteiten bijstaan door [verdachte] , zoals beiden verklaren. [medeverdachte] moet ook het veldwerk door anderen laten verrichten. Hij maakt daarbij gebruik van zijn vele contacten en geeft ook [verdachte] opdrachten.
De gang van zaken ter uitvoering van de opdracht van [medeverdachte] met betrekking tot [slachtoffer 3] is als volgt.
6.3.3.2 De voorbereidingshandelingen
Op 10 maart 2017 worden vier peilbakens aangeschaft bij het bedrijf [bedrijf 1] in Berkel en Rodenrijs door “ [alias 1] ”, waaronder het peilbaken met ID [nummer 1] (hierna: [nummer 1] ) dat onder de auto van [slachtoffer 3] is aangetroffen en een peilbaken met ID [nummer 2] (hierna: [nummer 2] ). In de bakens zaten simkaarten. Historische gegevens van de telefoonnummers van de simkaarten van de bakens wijzen uit dat de beide bakens afwisselend onder de auto van de echtgenote van [slachtoffer 2] hebben gezeten, ook in de buurt van de woning van [slachtoffer 2] . Een aantal keren straalde het telefoonnummer dat in gebruik was bij [uitvoerder 2] , de zendmasten in de omgeving van de peilbakens aan. De rechtbank leidt daaruit, af dat hij op die momenten het betreffende “geplakte” voertuig in de gaten hield.
Vanaf 11 mei 2017 bevindt het peilbaken [nummer 1] zich voor het eerst aan de Eper Strasse in Gronau, in de buurt van het adres van [slachtoffer 3] . De dagen daarna komen de coördinaten van het peilbaken overeen met plekken waar [slachtoffer 3] volgens zijn eigen verklaring is geweest. Ook in de nacht van 23 op 24 mei 2017 worden de bewegingen van [slachtoffer 3] door het baken geregistreerd.
Vanaf april 2017 tot 23 mei 2017 zijn dus de gangen van de echtgenote en de broer van [slachtoffer 2] in kaart gebracht. Hiervoor zijn peilbakens aangeschaft, geactiveerd, onder verschillende auto’s geplakt, verwisseld en heeft [uitvoerder 2] op een aantal momenten zicht gehouden op de voertuigen waaronder zich de peilbakens bevonden. Daarnaast is er een gestolen auto geregeld, zijn valse kentekenplaten op die auto aangebracht en heeft men zich voorzien van gezichtsbedekking en een wapen. Dit alles mondde uit in de achtervolging en schietpartij in de nacht van 23 op 24 mei 2017.
6.3.3.3 De gebruikte BMW en de rol van [medeverdachte]
heeft de uitvoerders geregeld, zoals hij ter zitting van 7 november 2022, zonder namen te noemen, verklaard heeft. [uitvoerder 2] was een van die uitvoerders. Hij is de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [27] [uitvoerder 2] en een onbekend gebleven persoon, achtervolgen [slachtoffer 3] op 23 mei 2017. Zij rijden in een BMW met het valse kenteken [kenteken 2] . Op 6 juni 2017 wordt een uitgebrande BMW, zonder kentekenplaten, aangetroffen aan de Snuversdijk in Enschede.
Aan de hand van het chassisnummer achterhaalt de politie dat deze uitgebrande BMW op 5 maart 2017 in Vlaardingen gestolen is. Onderzoek bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) levert op dat naar het kenteken [kenteken 2] bij de RDW navraag is gedaan op 6 maart 2017, een dag na de diefstal van de BMW, vanaf het IP-adres van een woning in Rotterdam dat gelinkt kan worden aan [naam 11] .
[naam 11] is de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [28] Met dat telefoonnummer staat [naam 11] onder de naam “ [alias naam 11] ” in een van de telefoons van [medeverdachte] opgeslagen. [29] verklaarde ter zitting van 7 november 2022 dat hij via deze persoon wel twintig à dertig gestolen auto’s had.
Het kenteken [kenteken 2] is zichtbaar op een BMW, gefotografeerd voor het huis van de ex-vriendin van [uitvoerder 2] . [30] Op 15 en 16 mei 2017 rijdt [uitvoerder 2] in een zilvergrijze BMW met het valse kenteken [kenteken 4] . De rechtbank leidt dit af uit de aangiftes van zijn ex-vriendin [naam 12] van een diefstal door [uitvoerder 2] op 15 mei 2017 en van het op haar inrijden door hem op 16 mei 2017, waarbij hij beide keren reed in een BMW met kenteken [kenteken 4] . [31] Na onderzoek blijkt dat de kentekenplaten op de aangetroffen BMW gedupliceerd waren. Deze BMW (origineel kenteken [kenteken 5] ) was tussen 10 en 11 april 2017 gestolen in Rotterdam. [32]
Op basis van de historische gegevens van de telefoons van [naam 11] , [uitvoerder 2] en [medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat er op 11 april 2017 in Almelo een ontmoeting plaatsvond tussen [naam 11] en [uitvoerder 2] en dat [medeverdachte] kort daarvoor belde met [naam 11] die op dat moment al in Almelo was.
De tijdstippen in deze historische gegevens passen bij de bevinding dat op 11 april 2017 een auto met kenteken [kenteken 4] , hetzelfde kenteken dus als het kenteken op de een maand daarna bij [uitvoerder 2] gesignaleerde BMW, rijdt op de oprit van de A20, in oostelijke richting.
De eerder genoemde voor het huis van de ex-vriendin van [uitvoerder 2] gefotografeerde auto vertoont opvallende gelijkenis (specifieke velgen, dakraam, vijfdeurs uitvoering) met de gestolen BMW die op 6 juni 2017 uitgebrand wordt aangetroffen aan de Snuversdijk in Enschede. [33]
De rechtbank leidt uit dit alles af dat [medeverdachte] gestolen auto’s bestelt bij [naam 11] , alias “ [alias naam 11] ” en dat hij [uitvoerder 2] over dergelijke auto’s laat beschikken. Ook de in Gronau gebruikte auto is door [medeverdachte] geregeld en aan de uitvoerders, onder wie [uitvoerder 2] , ter beschikking gesteld.
6.3.3.4 Het wapen in de Volkswagen Scirocco
Zoals hiervoor is vastgesteld, wordt op 11 juli 2018 het in Gronau gebruikte wapen aangetroffen in een witte Volkswagen Scirocco met kenteken [kenteken 3] . [getuige 2] heeft deze auto op 12 februari 2016 gekocht bij autobedrijf [autobedrijf] . [getuige 2] is een vriend van [verdachte] die tegen betaling klussen voor hem verricht. [getuige 2] heeft verklaard dat hij deze auto heeft gebruikt voor ritjes voor [verdachte] . Vanaf 31 oktober 2016 heeft de auto achtereenvolgens op naam gestaan van een toenmalige geliefde van [medeverdachte] , [naam 13] , van [naam 14] en van [naam 15] . Weinans heeft verklaard dat hij dat op verzoek van [naam 10] , had gedaan. [naam 10] was een medewerker van [medeverdachte] , zoals uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt.
De rechtbank leidt uit dit alles af dat de witte Volkswagen Scirocco voor, tijdens en na de aanslag in Gronau in gebruik was bij verschillende personen die in relatie stonden tot [medeverdachte] en/of [verdachte] . Het wapen dat bij de aanslag in Gronau is gebruikt, werd door de politie onder de bijrijdersstoel van deze auto gevonden.
6.3.3.5 De USB-stick en [uitvoerder 2]
Op 6 november 2018 wordt bij de voormalig werknemer van [verdachte] , [getuige 3] , een USB-stick aangetroffen met daarop vele bestanden. Deze USB-stick was afkomstig uit de boedel van SDS, het opgedoekte bedrijf van [verdachte] . [verdachte] heeft ter zitting van 3 november 2022 verklaard dat hij bestanden op die stick heeft aangemaakt en bijgehouden, met uitzondering van het op pagina AD Nauru, 727 rood omkaderde gedeelte. Over de bestanden zijn diverse processen-verbaal van bevindingen opgemaakt waarbij de politie op basis van diverse onderzoeksresultaten tot conclusies is gekomen. De rechtbank verwijst naar de inhoud van de als bewijsmiddel opgenomen processen-verbaal, waarvan zij de conclusie overneemt en tot de hare maakt en geeft er daarvan een aantal kort weer.
- Bestand [naam 1]
Het bestand met de naam ‘ [naam 1] ’ bevat gegevens die geregistreerd zijn door de hiervoor genoemde peilbakens [nummer 2] en [nummer 1] en die betrekking hebben op de observaties die zijn uitgevoerd om vast te stellen waar [slachtoffer 2] , diens echtgenote en zijn broer [slachtoffer 3] zich bevonden. Ook bevat het kentekennummers van auto’s die door [slachtoffer 2] dan wel personen in zijn omgeving werden gebruikt. Verder staan in dit bestand data, coördinaten en adressen die passen bij door de echtgenote van [slachtoffer 2] bezochte plaatsen.
- Bestand ‘ [bestandsnaam 1] ’
Het document met de naam ‘ [bestandsnaam 1] ’ is een Excelsheet waarop datums en geldbedragen staan. Onmiddellijk na elkaar in de dezelfde kolom staan twee bedragen die door ‘ [alias verdachte] ’ zijn betaald. ‘ [alias verdachte] ’ en ‘mij’ worden in verschillende bestanden op de USB-stick door elkaar gebruikt. [alias verdachte] is een bijnaam van [verdachte] . De rechtbank leidt uit dit overzicht af dat [verdachte] na de aanslag in Gronau 700 euro heeft betaald voor verkenningswerk dat plaatsvond met behulp van de geplaatste peilbakens (‘verkenner’) en 14.625 euro voor ‘turk klusjes en alles erbij’. Gelet op deze context, de door de opsteller gehanteerde omschrijving en de datum van de kennelijke betaling betrekt de rechtbank ook deze betaling (mede) op de kort daarvoor gepleegde aanslag.
- Bestand ‘ [bestandsnaam 2] ’
In het bestand met de naam ‘ [bestandsnaam 2] ’ staat vermeld ‘ [uitvoerder 1] weg brengen naar hotel in de nacht € 150’. [uitvoerder 2] wordt ‘ [alias uitvoerder 2] ’ genoemd en is op 23 mei 2017 ingecheckt en op 25 mei 2017 uitgecheckt bij het [hotel] in Hengelo (O). [getuige 2] verklaart dat hij ‘ [alias uitvoerder 2] ’ op enig moment 2000 euro heeft betaald op de parkeerplaats bij [hotel] in Hengelo (O) en dat hij dat gedaan heeft in opdracht van [verdachte] .
De door [verdachte] geopperde mogelijkheid, dat anderen – en dan met name de broer van verdachte [medeverdachte] , [naam 16] – voor de aangetroffen genoemde bestanden verantwoordelijk zouden zijn, schuift de rechtbank als niet geloofwaardig ter zijde. Niet alleen is er in het omvangrijke dossier niet één aanwijzing voor een dergelijke betrokkenheid van [naam 16] , over wie [verdachte] bovendien zelf zegt dat hij digitaal moeilijk leerbaar was, daarnaast is [alias verdachte] een meer gebruikte specifieke bijnaam van [verdachte] , die bovendien in verschillende verrekeningsbestanden die betrekking hebben op [verdachte] (oftewel ‘ [alias verdachte] ’) en [alias medeverdachte] ( [alias medeverdachte] , alias [medeverdachte] ) gehanteerd wordt. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bestanden door [verdachte] opgesteld.
6.3.4
Het alternatieve scenario volgens [medeverdachte] en [verdachte]
[medeverdachte] verklaart dat hij [verdachte] na de ‘mislukte’ aanslag op [slachtoffer 2] opdracht heeft gegeven ervoor te zorgen dat hij via Ironchat met [slachtoffer 3] , de broer van de kapper [slachtoffer 2] , kon praten. Hij wilde van [slachtoffer 3] weten waarom [slachtoffer 3] de zaken van [slachtoffer 2] waarnam én hij wilde hem vertellen wat [slachtoffer 2] met [naam 2] had gedaan.
verklaart eveneens dat het de bedoeling van [medeverdachte] was met [slachtoffer 3] te praten, ontkent dat [medeverdachte] hem had gevraagd een en ander te regelen en zegt dat [medeverdachte] zelf dat heeft gedaan.
en [medeverdachte] verklaren eensluidend dat het niet de bedoeling is geweest [slachtoffer 3] te beschieten. De uitvoerders zouden in paniek hebben geschoten toen [slachtoffer 3] uit zijn auto stapte.
6.3.5
De beoordeling van het alternatieve scenario en de duiding van de gebeurtenissen
Wat was de bedoeling bij de gang van zaken zoals hiervoor vastgesteld: het voeren van een Ironchat-gesprek tussen [slachtoffer 3] en [medeverdachte] , zoals door verdachten is verklaard, of het doden van [slachtoffer 3] , zoals de officieren van justitie hebben betoogd? Het door verdachten geschetste scenario kenmerkt zich door een aantal onwaarschijnlijkheden.
Niet valt in te zien waarom voor het simpelweg voeren van een Ironchatgesprek tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 3] , zo een grootscheepse operatie, die een veelomvattende organisatie vergt, dient te worden opgetuigd. Gedurende de periode van 10 maart 2017 tot 23 mei 2017 worden diverse auto’s van de familie [slachtoffer 3] van een peilbaken voorzien. Die bakens worden al die tijd in werking gehouden. Er wordt een gestolen BMW geregeld en die wordt van valse kentekenplaten voorzien. Bestuurder en bijrijder worden ingeschakeld, een gezichtsmasker en een wapen met munitie worden geregeld. Dit alles mondt uit in het achtervolgen van [slachtoffer 3] , door een chauffeur en bijrijder, van wie er een gezichtsbedekking draagt, terwijl de bijrijder zijn telefoons heeft uitgeschakeld en zij gewapend zijn met tenminste één vuurwapen met munitie. Ook als [slachtoffer 3] gestopt is en zeker een half uur de BMW niet meer heeft waargenomen, pikken de uitvoerders het spoor weer op waarna [slachtoffer 3] door een van hen in Gronau bij zijn woning uiteindelijk wordt beschoten. En dit alles op een adres dat men op grond van gepeilde gegevens ook zonder achtervolging door gemaskerde en gewapende personen simpelweg had kunnen bereiken om vervolgens [slachtoffer 3] in een normaal gesprek tot een Ironchat-conversatie te verleiden.
Op de vraag waarom al niet eerder en met minder machtsvertoon een Ironchatgesprek was geregeld, hebben [medeverdachte] en [verdachte] geen plausibel antwoord gegeven.
Verder is van belang dat [medeverdachte] en [verdachte] als verklaring voor de schietpartij noemen dat de uitvoerders van deze operatie, die dus slechts een gesprek tot stand hadden willen brengen, in paniek zijn geraakt en in die paniek hebben geschoten. Uit niets is echter gebleken dat er enige poging is ondernomen om in gesprek te raken met [slachtoffer 3] : niet toen hij de eerste keer stopte omdat hij merkte dat hij gevolgd werd en evenmin de tweede keer toen hij onmiddellijk beschoten werd. Het is evenmin aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een panieksituatie waarbij de bijrijder het wapen heeft moeten trekken en heeft moeten schieten. [slachtoffer 3] wilde nog of was nog bezig uit zijn auto (te) stappen maar werd van achteren met een salvo van zeker vijf schoten, zittend in zijn auto onder vuur genomen.
De rechtbank gaat dan ook aan het alternatieve scenario voorbij.
Naar de uiterlijke verschijningsvormen te oordelen en kort het voorgaande samenvattend: het langdurig volgen van het slachtoffer, uiteindelijk ook fysiek en gewapend en gemaskerd en het zonder aanleiding meermalen op hem schieten terwijl hij weerloos in zijn auto zit, kan op niets anders duiden dan te zijn gericht op de dood van dat slachtoffer.
6.3.6
De voorbedachte raad en het opzet
De rechtbank herhaalt een aantal van de hiervoor ook al van belang geachte feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van de vraag of van voorbedachte raad sprake is geweest ook van belang zijn.
Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat sprake is geweest van een bijna drie maanden durende voorbereiding van de aanslag en dat sprake was van een vooropgezet plan tussen [verdachte] , [medeverdachte] en de uitvoerders. Een voorbereiding die een gestolen auto met valse kentekenplaten, het uitpeilen van het slachtoffer, gezichtsbedekking en een wapen omvatte. De uitvoerders van de aanslag hadden zich dus op vuurwapengebruik voorbereid. Gedurende die periode van voorbereiding hebben [verdachte] , [medeverdachte] en de uitvoerders zich kunnen beraden op het door hun genomen besluit. De uitvoerders hebben zich daarnaast tijdens de achtervolging steeds kunnen beraden. Ook tijdens de tijdsspanne van minstens een half uur waarin [slachtoffer 3] hen had afgeschud. Maar zij zijn ook toen niet teruggekomen op het eerder genomen besluit. De uitvoerders hebben daarmee voldoende gelegenheid gehad om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, terwijl van contra-indicaties die zouden moeten leiden tot een ander oordeel niet is gebleken.
De rechtbank ziet in dit alles geen aanleiding om aan te nemen dat de uitvoerders anders hebben gehandeld dan zij van plan waren: het schieten op [slachtoffer 3] , waarmee zij de aanmerkelijke kans hebben aanvaard en deze op de koop toe hebben genomen dat [slachtoffer 3] door het schieten zou komen te overlijden.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een poging tot moord op [slachtoffer 3] .
6.3.7
Het medeplegen en de beantwoording van de bewijsvraag
De rechtbank zal de vraag of [medeverdachte] en [verdachte] als medepleger zijn aan te merken aan de hand van het hiervoor weergegeven kader van medeplegen beantwoorden.
[medeverdachte] en [verdachte] waren niet fysiek aanwezig bij de beschieting van [slachtoffer 3] zodat van een gezamenlijke uitvoering geen sprake is geweest. Een bijdrage van voldoende gewicht in de vorm van gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit kan echter ook medeplegen opleveren.
Is een dergelijke bijdrage van [medeverdachte] en/of [verdachte] vast te stellen?
Daarvoor zijn, in aanvulling op de voorgaande vaststellingen, de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Het initiatief tot de aanslag ging uit van [medeverdachte] , met als motief zijn wraak voor het seksuele incident tussen [slachtoffer 2] en [naam 2] . Gehandicapt door zijn detentie regisseerde hij van daaruit de hele operatie. Hij gaf de opdracht [slachtoffer 3] op te sporen, waartoe hij via [naam 11] (alias [alias naam 11] ) een gestolen auto met valse kentekenplaten regelde. Dat er alleen gepraat zou moeten worden is ongeloofwaardig. Tegen de achtergrond van wat er zich bij de kapper had afgespeeld, door de rechtbank ook als een poging tot moord gekwalificeerd, en gegeven het langdurig volgen en onmiddellijk meermalen schieten op de weerloos in zijn auto zittende [slachtoffer 3] , kan het niet anders dan een opdracht tot dat schieten zijn geweest.
[verdachte] wist begin februari 2017 al dat [medeverdachte] de opdracht tot de aanslag op de kapper had gegeven. Hij kende diens wraakgevoelens. Hij wist dus waartoe [medeverdachte] in staat was. [verdachte] heeft zich niet gedistantieerd van [medeverdachte] , maar heeft ondanks die wetenschap een belangrijke logistieke en financiële bijdrage aan de hele operatie die tot de aanslag in Gronau leidde, geleverd. Hij ontving de gegevens van de peilbakens en verwerkte die en alle andere persoonlijke gegevens over de familie [familienaam] in de op de USB-stick aangetroffen bestanden en documenten. Hij hield de kosten bij en deed betalingen of liet die doen en voorzag de uitvoerders van encrypted telefoons. Zijn rol was van groot gewicht: zonder locatiegegevens, betalingen aan de uitvoerders en telefoons voor het onderhouden van contact, had deze operatie niet kunnen plaatsvinden. De opdracht voor de aanslag in Gronau kwam weliswaar van [medeverdachte] , maar op operationeel niveau hebben [verdachte] en [medeverdachte] eendrachtig samengewerkt: [medeverdachte] door levering van de ‘hardware’, zoals de auto, [verdachte] door begeleiding van ‘de loopjongens’ door het gehele proces van peilen tot uitbetaling. Wie van hen beiden de loopjongens en het wapen heeft geregeld, blijft onduidelijk: verdachten beschuldigen elkaar op dat punt.
Samenvattend concludeert de rechtbank dat [medeverdachte] en [verdachte] in een intensieve samenwerking met elkaar en de uitvoerders een intellectuele en materiële bijdrage hebben geleverd die van essentieel belang was en waarbij de taakverdeling duidelijk en afgestemd op ieders mogelijkheden was.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten [medeverdachte] en [verdachte] en de medeverdachten/-veroordeelde(n) is komen vast te staan. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Al hetgeen hiervoor is overwogen, brengt de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte] en [verdachte] zich aan het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer 3] hebben schuldig gemaakt.

7.Feiten 3 en 4 [loungeclub] en Benkoelenstraat

Bij deze feiten gaat het om het beschieten van club Lounge [loungeclub] (hierna: [loungeclub] ) en een woning in de Benkoelenstraat, beide in Enschede.
7.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat onder feit 3 het medeplegen van uitlokking van bedreiging en onder feit 4 het medeplegen van uitlokking van poging tot moord, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 3 en 4 in alle varianten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Het openbaar ministerie vordert bij [verdachte] en [medeverdachte] bewezenverklaring van de uitlokkingsvarianten: bij feit 3 ( [loungeclub] ) van bedreiging en bij feit 4 (Benkoelenstraat) van poging tot moord.
Voor het antwoord op de bewijsvraag van welke ten laste gelegde variant dan ook, is cruciaal of het opzet van verdachten bewezenverklaard kan worden. Met andere woorden: waren verdachten [medeverdachte] en [verdachte] opdrachtgevers en/of kunnen de (bewezen) door hen verrichte handelingen de conclusie dragen dat zij het opzet hadden zoals ten laste gelegd. De rechtbank zal, na een uiteenzetting van de niet ter discussie staande feiten en een korte bespreking van de voorhanden bewijsmiddelen, die vraag beantwoorden.
7.3.1
De aanslagen
De rechtbank stelt de volgende, niet ter discussie staande, feiten vast.
In de nacht van 19 september 2017 rond 03.15 uur stopt een auto voor het pand van [loungeclub] in Enschede. De bijrijder stapt uit en vuurt met een automatisch vuurwapen (een semi- en volautomatische werkend aanvalsgeweer) zes kogels af op de hoofdingang (feit 3). De loungeclub is gesloten en er zijn geen personen in het pand aanwezig. De schutter loopt weg, stapt als bijrijder in de auto en de auto vertrekt. Enkele minuten later vuurt dezelfde schutter, met hetzelfde automatisch vuurwapen, dertig kogels af op de gevel en door de ruiten van de boven- en benedenverdieping van een woning aan de [adres 2] in Enschede (feit 4). Deze woning is 350 meter verwijderd van [loungeclub] . Op dat moment zijn de bewoners [slachtoffer 4] , zijn partner [slachtoffer 5] en haar dochter van zeven, [naam 17] , thuis. [slachtoffer 4] is in de woonkamer, moeder en dochter liggen op de eerste verdieping te slapen. Zernouf ziet op beelden van de beveiligingscamera buiten zijn woning een auto en de schutter naderen en slaagt er in, net voor het schieten begint, achter een muurtje in de woonkamer te schuilen. Meerdere kogels belanden in de woonkamer en de slaapkamer van moeder. Er raakt niemand gewond.
De bij [loungeclub] en Benkoelenstraat gebruikte auto, een gestolen lichtkleurige BMW, driedeurs, coupé model, wordt op 19 september 2017 rond 08.35 uur uitgebrand aangetroffen aan de Snuversdijk, in het buitengebied van Enschede.
De wijkagent stelt [slachtoffer 8] , de eigenaar van [loungeclub] , kort erna in kennis van de beschieting van zijn pand.
Op 2 november 2018 vindt de politie bij een doorzoeking van een woning aan de Moderatohof in Hengelo het vuurwapen dat is gebruikt bij de beschietingen van zowel [loungeclub] als de [adres 2] in de nacht van 19 september 2017.
[uitvoerder 2] is voor beide feiten vervolgd en veroordeeld: voor beide feiten als de schutter. Voor feit 3 wegens het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en voor feit 4 voor het medeplegen van een poging tot moord. Die veroordeling is nog niet onherroepelijk.
7.3.2
De uitvoerder(s) van de aanslagen
Dat beide beschietingen hebben plaatsgevonden en de wijze waarop deze hebben plaatsgevonden staat niet ter discussie. Voor de rechtbank staat ook vast dat de aanslagen op [loungeclub] en de woning aan de [adres 2] in Enschede met elkaar samenhangen. De aanslagen hebben enkele minuten na elkaar plaatsgevonden en zijn met hetzelfde wapen door dezelfde uitvoerders gepleegd: de schutter (de bijrijder) en de bestuurder van de auto.
7.3.3
De opdrachtgever(s) van de aanslagen volgens de officieren van justitie
De te beantwoorden vraag is of, en in hoeverre, [medeverdachte] en/of [verdachte] op de ten laste gelegde wijze betrokken zijn bij de deze beschietingen.
De officieren van justitie beantwoorden deze vraag bevestigend en baseren het bewijs op getuigenverklaringen, het aantreffen van het gebruikte vuurwapen aan de Moderatohof, foto’s van [slachtoffer 8] op de telefoon van [getuige 3] , dactysporen van [naam 18] en diverse chatgesprekken en veronderstellen als motief een conflict tussen de groep waartoe [medeverdachte] en [verdachte] behoren en leden van Satudarah.
[medeverdachte] en [verdachte] ontkennen betrokkenheid bij de aanslagen.
7.3.4
De verklaring van [medeverdachte]
ontkent betrokkenheid bij de beschietingen van [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat. Zijn verklaringen bij de politie en ter zitting (als verdachte en als getuige in de zaak van [verdachte] ) komen samengevat op het volgende neer.
De beschietingen hebben met elkaar te maken en zijn door dezelfde personen uitgevoerd. [verdachte] heeft [medeverdachte] verteld dat het ging gebeuren. [verdachte] berichtte hem dat het was gebeurd. De gebruikte wapens zijn gekocht door [verdachte] . De wapens op de foto die [medeverdachte] aan [naam 19] heeft gezonden zijn de wapens die bij [naam 20] zijn gevonden. Deze foto had [medeverdachte] van [verdachte] gekregen. [medeverdachte] herinnert zich niet dat hij eind juni/begin juli 2017 met [naam 10] een chatgesprek heeft gevoerd waarin hij [naam 10] vroeg om adressen van onder meer de “club” omdat hij ze wilde gaan “knallen” en laten “bloeden”. [medeverdachte] kent het adres van [slachtoffer 4] .
[uitvoerder 2] heeft niets te maken met de beschietingen. De beschietingen in Enschede en de beschietingen rond diezelfde tijd in Almelo (waarmee hij de beschietingen van woningen van aan Satudarah en/of [naam 21] gelieerde personen bedoelt) zijn uitgevoerd door twee groepen. [medeverdachte] kent beide groepen en heeft met hen gesproken en [verdachte] kent de groepen nog beter.
7.3.5
De verklaring van [verdachte]
ontkent betrokkenheid bij de beschietingen van [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat. Zijn verklaringen bij de politie en ter zitting (als verdachte en als getuige in de zaak van [medeverdachte] ) komen samengevat op het volgende neer.
De aanleiding voor deze aanslagen is een door [medeverdachte] tegen de Satudarah gestarte oorlog. [medeverdachte] gaf daartoe opdracht aan twee groepen, uit Rotterdam en Utrecht. [medeverdachte] regelde de wapens via [getuige 1] . [verdachte] heeft een telefoon aan [naam 20] gegeven en heeft hem wapens, waaronder het bij deze feiten gebruikte wapen, laten opslaan. Hij, [verdachte] , heeft geen opdracht gegeven voor het klaarzetten van auto’s en voor het maken van foto’s van [slachtoffer 8] . [verdachte] zwijgt over eventuele betrokkenheid van zijn familie en wanneer hem vragen worden gesteld over een chatgesprek tussen zijn broer [naam 23] en zwager [naam 22] waarin zij chatten over een “AK spiel” beroept hij zich op zijn zwijgrecht.
7.3.6
Bespreking van de bewijsmiddelen
De rechtbank bespreekt de bewijsmiddelen die voor het bewijs bruikbaar zijn.
7.3.6.1 De foto’s van getuige [getuige 3] en de verklaring van [getuige 3]
Op een telefoon van [getuige 3] zijn op 15 februari 2018 negen foto’s van [slachtoffer 8] , de eigenaar van [loungeclub] , aangetroffen. [getuige 3] verklaart dat hij die op verzoek van [verdachte] heeft gemaakt en ze heeft gestuurd naar [verdachte] die hij als ‘Bro’ in zijn telefoon had opgeslagen. De foto’s zijn gemaakt op 15 september 2017, dus slechts een paar dagen voor de beschieting van [loungeclub] . De eerste verklaring van [getuige 3] dat hij in opdracht van [verdachte] foto’s van [slachtoffer 8] heeft gemaakt is als bewijsmiddel bruikbaar. Zijn tweede verklaring, waarin hij daarop terugkomt, is ongeloofwaardig.
7.3.6.2 De chatconversatie tussen [naam 23] en [naam 22]
[naam 23] , de broer van verdachte [verdachte] , en [naam 22] , zijn zwager, voeren vanaf 18 oktober 2018 via Ironchat gesprekken met elkaar naar aanleiding van een verhoor van [naam 22] door de Duitse politie op 24 oktober 2018. [34] Uit die gesprekken leidt de rechtbank af dat [naam 22] voor het verhoor denkt dat de politie hem wil laten praten over [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en [verdachte] ( [alias 3] ) in relatie tot twee moordpogingen. Na het verhoor meldt hij dat [getuige 2] (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] alias [alias 2] ) de politie zijn naam heeft gegeven, en dat de politie heeft gezegd dat [getuige 2] heeft verklaard dat [naam 22] met hem alle auto’s heeft gehaald/gehad bij McDonald’s, voor “die Sachen” in opdracht van [verdachte] met [medeverdachte] als opdrachtgever. [naam 22] en [naam 23] bespreken dat ze bij [getuige 2] langs willen gaan.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van deze gesprekken weliswaar het vermoeden wekt dat [naam 23] en [naam 22] kennis dragen van feiten over (moord)aanslagen en betrokkenheid van [verdachte] ( [alias 3] ) en [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) daarbij, maar welbeschouwd is dit gesprek niet meer dan een weergave van wat de politie [naam 22] heeft verteld. Het gesprek roept zeker vragen op, maar betrokkenheid van verdachten in de ten laste gelegde vorm kan er niet aan ontleend worden. Dat wordt niet anders door het gesprek op 31 oktober 2018 als [naam 23] en [naam 22] bespreken wat te doen met een “ak spiel”, waarbij de naam “ [naam 20] ” (de rechtbank stelt vast [naam 20] ) valt en zij besluiten dat ze met “ [alias 4] ”, geïdentificeerd als [verdachte] , moeten overleggen.
7.3.6.3 De chatconversatie tussen [medeverdachte] en [naam 10]
Op een niet nader te bepalen tijdstip tussen 29 juni en 4 juli 2017 voeren [medeverdachte] en [naam 10] chatgesprekken over wapens, waarvan [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) weet waar ze liggen. [medeverdachte] vraagt [naam 10] naar de adressen van [naam 21] en [naam 24] en zegt dat hij ze gaat knallen. [35]
De rechtbank kan uit dit gesprek slechts afleiden dat [medeverdachte] en [naam 10] bespreken dat [verdachte] weet waar wapens liggen maar ziet anders dan de officieren van justitie onvoldoende verband tussen deze gesprekken en de ruim twee maanden later uitgevoerde beschietingen van [loungeclub] en Benkoelenstraat in Enschede.
7.3.6.4 De getuigenverklaringen
De verklaringen van [getuige 2] en [naam 20] over respectievelijk het klaarzetten van een BMW en doen van betalingen ( [getuige 2] ) en het bewaren van wapens ( [naam 20] ) in opdracht van [verdachte] en de betrokkenheid van familieleden van [verdachte] daarbij zijn concreet, gedetailleerd, geven redenen van wetenschap en worden bevestigd door de verklaring van [verdachte] en voor een deel door chatgesprekken tussen [naam 23] en [naam 22] .
Voor de overige door de officieren van justitie van belang geachte bewijsmiddelen geldt het volgende. De verklaringen van [naam 21] en [getuige 4] zijn de auditu en geven geen redenen van wetenschap. De enkele verklaring van Luiten zegt hoogstens dat [medeverdachte] op 17 april 2017, het moment van versturen van de foto, heeft beschikt over een foto van automatische vuurwapens die wellicht bij de beschietingen zijn gebruikt. De verklaringen van [naam 21] , [getuige 4] en Luiten zijn daarmee niet bruikbaar voor het bewijs. De enkele de auditu-verklaring van [getuige 1] waar hij spreekt over het bestaan van een opdrachtenlijstje – met daarop onder meer de beschieting van [loungeclub] en van de woning van [slachtoffer 4] – van opdrachtgevers onder wie [medeverdachte] , is op dit punt summier, onvoldoende gespecificeerd en vindt geen steun in andere bewijsmiddelen en is daarmee ook niet bruikbaar.
De verklaring van [uitvoerder 2] dat hij betalingen ontving van [verdachte] voor klussen, is te summier en algemeen voor een koppeling aan de beschietingen.
7.3.7
De beantwoording van de bewijsvraag
De rechtbank stelt vast dat de gang van zaken als volgt is geweest.
[verdachte] geeft [getuige 3] opdracht foto’s van [slachtoffer 8] , eigenaar van [loungeclub] , te maken. Op 15 september 2017 maakt [getuige 3] die foto’s. Hij verstuurt ze naar [verdachte] . [verdachte] draagt [getuige 2] op een BMW op te halen bij McDonald’s in Hengelo (O) en deze neer te zetten in Enschede-Zuid. [verdachte] zwager [naam 22] , brengt [getuige 2] naar McDonald’s. De uitvoerders van de beschietingen van [loungeclub] en de Benkoelenstraat rijden bij die aanslagen in die BMW. Wanneer [getuige 2] [verdachte] vertelt dat hij de klaargezette BMW in Opsporing Verzocht heeft herkend als de BMW die is gebruikt bij de beschietingen van [loungeclub] en de woning aan de Benkoelenstraat, zegt [verdachte] tegen [getuige 2] ‘dat dit moest gebeuren’. [naam 20] verbergt op verzoek van [verdachte] het bij de beschietingen gebruikte automatische vuurwapen aan de Moderatohof.
7.3.7.1 [verdachte]
De rechtbank komt op grond van die feiten tot het oordeel dat [verdachte] bewijsbaar op enigerlei en ook deels strafbare wijze (vuurwapenbezit, heling gestolen auto) handelingen heeft verricht die in verband kunnen worden gebracht met de hem ten laste gelegde feiten. Alles overziende lijkt [verdachte] in het geheel een uitermate dubieuze rol te hebben gespeeld die past bij de activiteiten die hij eerder ten behoeve van andere aanslagen verrichtte. Maar dat [verdachte] wetenschap had van, laat staan opzet op, de onder 3 en 4 ten laste gelegde aanslagen kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat het bewijs voor het (voorwaardelijk) opzet bij alle onder 3 en 4 ten laste gelegde varianten niet in voldoende mate aanwezig.
De rechtbank zal [verdachte] van deze feiten vrijspreken.
7.3.7.2 [medeverdachte]
Het is niet uitgesloten, gelet op de gespannen verhouding tussen [medeverdachte] c.s. en leden van Satudarah in die periode, dat [medeverdachte] een rol heeft gespeeld in deze beschietingen. Zijn gedetailleerde verklaringen over wat de aanslagplegers hem over de aanslagen zouden hebben verteld, doen dat althans vermoeden. Maar dat dat daadwerkelijk zo is, en in welke vorm, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Van enige rol voor of handelingen gepleegd door [medeverdachte] voorafgaand aan, tijdens of na afloop van de beschietingen is daarmee niet gebleken. De hiervoor besproken chatberichten tussen [medeverdachte] en [naam 10] zijn daarvoor onvoldoende, alleen al omdat deze betrekking hebben op de in Almelo wonende gebroeders [naam 21] . Bovendien vindt dit gesprek maanden voor de beschietingen in Enschede plaats. Dit geldt ook in combinatie met de door [verdachte] als getuige ter zitting afgelegde verklaring die door gebrek aan redenen van wetenschap en steunbewijs niet bruikbaar is voor het bewijs.
De rechtbank zal ook [medeverdachte] van deze feiten vrijspreken.

8.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
2. primairhij op
of omstreeks24 mei 2017, te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland),
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] (bestuurder van een Hyundai Getz met kenteken [kenteken 1] ) opzettelijk en
(al dan niet)met voorbedachten rade van het leven te beroven, met een pistool
, althans een vuurwapenzes maal,
althans meermalen,(gericht) op die [slachtoffer 3] heeft geschoten en
/ofdie [slachtoffer 3] met
(minimaal)vier kogels, in de linkerzij, het bekken, het linkerdijbeen en de linker kuit
, althans in het lichaamheeft getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

9.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 45, 47, 289 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2 primair
het misdrijf: medeplegen van poging tot moord.

10.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

11.De op te leggen straf of maatregel

11.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de maximaal mogelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van
26 jaren en 7 maanden.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft samengevat het volgende aangevoerd.
De rol van verdachte raakt de ondergrens van medeplegen, hetgeen een strafmatigend effect dient te hebben. Verdachte is bovendien door de medeverdachte ernstig onder druk gezet. Verder is hij in 2019 in Duitsland veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren. Naar analogie van artikel 63 Sr dient te worden overwogen welke straf de rechtbank zou opleggen als de Duitse drugshandel en de Nederlandse geweldshandelingen gelijktijdig vervolgd zouden zijn. Daarvan moet dan elf jaar worden afgetrokken. De bedreiging rechtvaardigt ten slotte geen celstraf.
11.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is betrokken geweest bij een poging tot moord.
Het moge zo zijn dat verdachte, aanvankelijk, door [medeverdachte] werd meegesleept in de gewelddadigheden, dat neemt niet weg dat hij een essentiële rol heeft gespeeld bij een poging tot liquidatie die plaatsvond te midden van een reeks van ernstige soortgelijke gewelddadigheden.
Verdachte wist immers wat er met de kapper was gebeurd. Nagenoeg meteen nadat deze man in brand was gestoken, heeft hij de uitvoerder van die aanslag betaald en is hij door hem tot in detail op de hoogte gesteld over deze afschuwelijke daad. Desondanks heeft verdachte vervolgens zijn volle medewerking verleend aan de aanslag op [slachtoffer 3] die enkele maanden later in Gronau zes keer van korte afstand van achteren is beschoten. Al snel na de aanslag op de kapper is (mede) door verdachte begonnen met het in kaart brengen van de bewegingen van het latere slachtoffer en diens familieleden. Niet alleen getuigt dat van een kille vastberadenheid, maar de lange voorbereidingstijd heeft verdachte ook bedenktijd te over gegeven. Tijd die hij in elk geval niet heeft benut om van verdere uitvoering af te zien. Verdachte is na de aanslag op de kapper op een rijdende trein gestapt en is willens en wetens voortgegaan met de planning, uitvoering en afwikkeling van de volgende aanslag. Zijn bijdrage aan deze zeer schokkende aanslag bracht verdachte niet tot zelfreflectie, laat staan tot inkeer. Weliswaar is verdachte enige tijd nadien naar Marokko vertrokken, maar dat was veeleer omdat hij voor zijn leven vreesde nadat de woning van zijn ouders was beschoten, dan om zich aan het mede door hem zelf georganiseerde geweld te onttrekken. Tijdens zijn proces heeft verdachte er blijk van gegeven het kwalijke van het handelen van zijn medeverdachte scherp in te zien. Dat is anders voor zijn visie op zijn eigen rol, aangezien hij de verantwoordelijkheid voor de gebeurtenissen volledig bij zijn medeverdachte [medeverdachte] legt.
Verdachte heeft met zijn handelen op niets en niemand ontziende wijze zijn bijdrage geleverd aan de poging tot moord op [slachtoffer 3] in Gronau, een slachtoffer dat hem persoonlijk nooit een strobreed in de weg heeft gelegd. Zijn bijdrage is gekwalificeerd als poging tot moord. Medeplegen is een strafverzwarende omstandigheid. De aard van de rol van verdachte in het geheel, die feitelijk neerkomt op voorbereiding, logistieke organisatie tijdens het gehele proces en financiële afwikkeling na afloop, maakt hem een essentiële spil in de geheel, zonder wie de operatie in deze vorm niet had plaatsgevonden.
En dit terwijl, zeker in de periode voor verdachtes aanhouding, van een allesoverheersende angst voor [medeverdachte] niet is gebleken uit verdachtes daden of uit zijn communicatie met derden, voor zover deze zich in het – omvangrijke – dossier bevindt. Verdachte had zich kennelijk een positie verworven waarin hij zelfstandig en min of meer op voet van gelijkheid kon overgaan tot het organiseren van zeer ernstig geweld. Veelzeggend acht de rechtbank in dit verband dat de verdachte de uitvoerders van de aanslagen in dit dossier consequent als ‘loopjongens’ betitelt.
Het ernstige feit waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, heeft niet alleen een enorme impact op het slachtoffer, maar leidt vanwege het brutale, gevaarzettende en meedogenloze karakter van het handelen bovendien tot grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit soort feiten schokt de rechtsorde en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid. Dat het slachtoffer de beschieting heeft overleefd, lijkt slechts een gelukkig toeval. De maatschappelijke onrust die mede door dit feit, in een serie soortgelijke feiten, is veroorzaakt is aanzienlijk. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Niet ter discussie staat dat artikel 63 Sr niet van toepassing is. Voor zover het standpunt van de raadsman inhoudt dat de rechtbank op soortgelijke wijze rekening dient te houden met de veroordeling van verdachte in Duitsland ter zake van grootschalige drugshandel, gepleegd in dezelfde periode als de thans aan de orde zijnde feiten, vindt dit geen steun in het recht. [36] De rechtbank heeft bij de straftoemeting de eerder in Duitsland uitgesproken veroordeling wel in haar overwegingen betrokken en meegewogen. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, slechts een gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigen.
Alles overziende acht de rechtbank daarom oplegging van een gevangenisstraf van tien jaren passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

12.De schade van benadeelden

12.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1)
12.1.1
De vordering
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. A.P. Drosten, advocaat in Hengelo (O), heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade van een bedrag van € 30.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, met het verzoek ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
12.1.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 1] wordt toegewezen, met dien verstande dat [medeverdachte] en [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade. Daarnaast wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
12.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair niet-ontvankelijkheid bepleit, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Subsidiair refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
12.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder feit 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 1] op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
12.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2)
12.2.1
De vordering
[slachtoffer 3] , vertegenwoordigd door mr. A.P. Drosten, advocaat in Hengelo (O), heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 66.281,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, met het verzoek ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank begrijpt de vordering aldus, dat deze uit de volgende posten bestaat:
1. immateriële schadevergoeding € 30.000,00
2. daggeldvergoeding ziekenhuis/lening herinrichting € 3.292,44
3. verlies verdiencapaciteit 1/6/17 – 1/6/19 € 32.988,80.
12.2.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 3] ten aanzien van de posten 1 en 2 wordt toegewezen, met dien verstande dat [medeverdachte] en [verdachte] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de geleden schade. Daarnaast wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Post 3 achten de officieren van justitie onvoldoende onderbouwd. Zij verzoeken de benadeelde partij met betrekking tot deze post niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
12.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair niet-ontvankelijkheid bepleit, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Subsidiair refereert hij zich wat betreft de posten 1 en 2 aan het oordeel van de rechtbank en stelt hij zich op het standpunt dat de vordering ten aanzien van post 3 onvoldoende onderbouwd is. Op dat punt moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
12.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
- Posten 1 en 2
De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde daggeldvergoeding wegens verblijf in het ziekenhuis voldoende aannemelijk en aldus toewijsbaar. Dat geldt eveneens voor de lening voor woninginrichting, gelet op de abrupte wijze waarop de benadeelde als gevolg van het strafbare feit zijn huis heeft moeten verlaten.
Ten aanzien van het gevorderde smartengeld is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en zijn mededaders een zeer ernstige inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 3] . Men heeft geprobeerd [slachtoffer 3] met zes pistoolschoten te vermoorden en heeft hem daarbij niet alleen forse lichamelijke schade toegebracht, maar ook buitengewoon aangetast in zijn gevoelens van veiligheid. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat een smartengeldvergoeding van € 30.000,00 op zijn plaats is. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen opleggen.
- Post 3
Ten aanzien van het verlies verdiencapaciteit is gesteld dat de benadeelde partij per 1 juni 2017 zijn Duitse ziektewetuitkering heeft verloren. Gelet op zijn netto uurloon van € 7,93 netto per uur (in loondienst bij [bedrijf 2] GmbH) moet de benadeelde partij voor de periode van 1 juni 2017 tot 1 juni 2019 voor – zo leest de rechtbank in het gestelde – zijn gederfde inkomsten gecompenseerd worden. Hierover overweegt de rechtbank als volgt. Ten tijde van het strafbare feit genoot [slachtoffer 3] als werknemer van een Duitse onderneming een Duitse ziektewetuitkering. Uit de overgelegde Duitse stukken kan de rechtbank niet afleiden wat de aard en mate van zijn initiële arbeidsongeschiktheid was. Niet blijkt waarom [slachtoffer 3] als werknemer van een Duits bedrijf deze uitkering verloor toen hij zijn woning moest verlaten, zoals in de vordering is gesteld. Voorts wordt in de Duitse stukken melding gemaakt van ‘Arbeitslosengeld’. Of deze uitkering is toegekend is bij gebrek aan vertaling en toelichting niet duidelijk. Wel leidt de rechtbank hieruit af dat het dienstverband met [bedrijf 2] GmbH kennelijk in juli 2017 niet langer bestond. Uit de stukken blijkt niet waarom [slachtoffer 3] pas in augustus 2018 voor een (Nederlandse) bijstandsuitkering in aanmerking kwam. Bovendien is niet onderbouwd waarom [slachtoffer 3] , na toekenning van deze uitkering, nog steeds tot hetzelfde nettobedrag als voor 1 augustus 2018 inkomsten derft.
Kortom, de onder de post verlies verdiencapaciteit opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. Gelet op het gebrek aan onderbouwing van zowel de gestelde gederfde inkomsten als het causaal verband met het strafbare feit zal de rechtbank de gevorderde kosten voor verlies verdiencapaciteit afwijzen.
Conclusie
Door de gebezigde bewijsmiddelen en het behandelde ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte en diens mededaders schade heeft geleden. Verdachte is om die reden met zijn mededaders hoofdelijk voor het gehele toegewezen bedrag aansprakelijk. De rechtbank zal op grond van het vorenstaande het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 33.292,44, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en zal het meer of anders gevorderde afwijzen.
12.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft verzocht en de officieren van justitie hebben gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 201 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

13.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

14.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 3, en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2 primair, het misdrijf: medeplegen van poging tot moord;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 primair eerste deel bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
de vordering van [slachtoffer 1]
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] (feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de vordering van [slachtoffer 3]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het bedrag van € 33.292,44 (drieëndertigduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en vierenveertig eurocent), bestaande uit € 30.000,00 immateriële schade en € 3.292,44 materiële schade;
- veroordeelt de verdachte die, met zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2) van dat bedrag van € 33.292,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2017, met dien verstande dat als en voor zover al door anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige deel af;
de maatregel van 36f Sr
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 2 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 33.292,44(drieëndertigduizend tweehonderdtweeënnegentig euro en vierenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 201 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek en D.A.C. Brockötter, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.

Voetnoten

1.Pagina ZD01 NAURU, 376.
2.Pagina ZD01 NAURU, 1854 en RC-verhoor [getuige 1] 5 april 2022, pagina 9.
3.Pagina ZD01 NAURU, 1850 en RC-verhoor [getuige 1] 5 april 2022, pagina 15.
4.Pagina ZD01 NAURU, 1827 en 1849.
5.Pagina ZD01 NAURU, 1578 en pagina ZD01 NAURU, 1853.
6.Pagina ZD01 NAURU, 1854.
7.Pagina ZD01 NAURU, 1839 in combinatie met pagina ZD01 NAURI, 1854.
8.Pagina ZD01 NAURU, 1836.
9.Pagina ZD01 NAURU, 1803.
10.Pagina Bijlage TGO EGYPTE ZD03, 831 en 832.
11.Pagina ZD01 NAURU, 1847, 1848 en 1854.
12.Pagina ZD01 NAURU, 1783 e.v.
13.Pagina ZD01 NAURU, 1795 e.v.
14.Pagina Bijlage TGO EGYPTE ZD 03, 831 en 832.
15.Pagina ZD03 EGYPTE, 833 e.v.
16.Pagina ZD01 NAURU,1809 e.v.
17.Pagina ZD01 NAURU, 1822.
18.Pagina ZD01 NAURU, 1822 e.v.
19.Pagina ZD01 NAURU, 1843.
20.Pagina ZD01 NAURU, 1830 en 1831.
21.Pagina ZD03 NAURU, 883 proces-verbaal nr. 9.
22.Pagina ZD01 NAURU, 1852.
23.Pagina ZD01 NAURU, 361 in combinatie met pagina AD NAURU, 1780.
24.Pagina ZD01 NAURU, 1847, 1848, 1854 en 1856.
25.Pagina ZD01 NAURU, 1136 e.v.
26.Pagina ZD02 NAURU, 392 e.v.
27.Pagina ZD02 NAURU, 684 e.v.
28.Pagina ZD02 NAURU, 443.
29.Pagina ZD02 NAURU, 441.
30.Pagina Bijlage TGO EGYPTE ZD03, 297 e.v.
31.Pagina ZD02 NAURU, 448 e.v.
32.Pagina Bijlage TGO EGYPTE ZD03, 1100.
33.Pagina Bijlage TGO EGYPTE ZD03, 305 e.v.
34.Pagina ZD04 NAURU, 640 e.v.
35.Pagina ZD03 NAURU, 357 e.v.
36.Zie ook HR 6 maart 2018, ECLI:NL:2018:306 en HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1458.