5.3.6De verklaring van getuige [getuige 1]
5.3.6.1 Algemene overwegingen over betrouwbaarheid verklaring [getuige 1]
Het dossier bevat een groot aantal verklaringen van [getuige 1] in de vorm van getuigenverklaringen en processen-verbaal van bevindingen van gesprekken met de politie. Hij heeft verklaard over de feiten in deze zaak en in andere zaken met andere verdachten, zoals het onderzoek Duin naar de dood van [naam 4] . Hij is gehoord door de politie, de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris, in de periode van 24 april 2017 tot en met 5 april 2022. Het openbaar ministerie baseert de gevorderde bewezenverklaringen in belangrijke mate op die verklaringen.
Het openbaar ministerie gaat uit van betrouwbare verklaringen en hecht veel waarde aan de overwegingen van de rechtbank Overijssel in de zaken tegen [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] .
De rechtbank wijst er op dat het antwoord op de betrouwbaarheidsvraag in de zaken [medeverdachte] en [verdachte] niet zonder meer gebaseerd kan worden op de overwegingen bij [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] , omdat het destijds ging over de verklaringen van [getuige 1] over de rol van [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] en nu over de rol van [medeverdachte] en [verdachte] .
Mr. Franken constateert inconsistenties en speculaties en vermoedt een wraakmotief bij [getuige 1] . Mr. Janssen trekt de verklaringen niet in twijfel op die onderdelen waarover [getuige 1] consistent en eenduidig is geweest en acht de verklaringen in grote lijnen juist en op detailniveau af en toe niet.
De rechtbank overweegt het volgende over de betrouwbaarheid en bruikbaarheid voor het bewijs van [getuige 1] ’s verklaring.
[getuige 1] is een man met een brede kennissenkring van personen die in het dossier voorkomen in verschillende min of meer vaste maar ook wel van samenstelling of loyaliteit veranderende groepen. Zo onderhield hij contacten met personen gelieerd aan of deel uitmakend van een groepering die bekend staat als de Tattookillers. Daarnaast had hij contact met [naam 5] en met een groep personen rondom [naam 5] , al dat niet (ook) deel uitmakend van de inmiddels verboden motorclub Satudarah of de daarmee in verband gebrachte club Saudarah. De scheidslijnen tussen genoemde groeperingen zijn diffuus. [getuige 1] verklaart over contacten met de broers [naam 3] en [naam 6] , met [medeverdachte] en met diens echtgenote [naam 2] en met andere personen uit de kring rond [medeverdachte] . [verdachte] heeft hij een enkele keer ontmoet, hij kent hem als Brillie, het was de man van de telefoons, computers, een slimme jongen, een nerd die het geld voor [medeverdachte] verdiende en met wie hij niet omging.[uitvoerder 1] heeft hij eenmaal ontmoet en diens broer, [uitvoerder 2] , kent hij niet. Van [uitvoerder 1] kent hij niet de voornaam, hij noemt hem [alias uitvoerder 1] . [uitvoerder 2] kent hij als [alias uitvoerder 2] .Hij brengt die namen in verband met wat [medeverdachte] eerder al tegen hem had gezegd en wat [getuige 1] toen niet had begrepen: dat hij “ [uitvoerders] ” had.Hij spreekt over “ [naam 7] ” van wie hij de echte naam niet weet en die hij ook [naam 7] noemt. [naam 7] verklaart daarover bij de politie dat [getuige 1] hem [naam 7] of [naam 7] noemt.Waar [getuige 1] verklaart over [slachtoffer 7] of [slachtoffer 7] bedoelt hij [slachtoffer 7] , die hij koppelt aan [loungeclub] . Met [naam 8] en [slachtoffer 4] bedoelt hij diens broers.
Met de verdediging constateert de rechtbank verschillen in de verklaringen. De rechtbank analyseert en waardeert de verklaringen op betrouwbaarheid in dit hoofdstuk in algemene termen.
Daarbij is het overige bewijsmateriaal van belang. Past wat [getuige 1] heeft verklaard bij die andere bewijsmiddelen zodat de betrouwbaarheid van zijn verklaring daaraan afgemeten kan worden? En, indien de verklaringen betrouwbaar worden geoordeeld, hoe beantwoordt de rechtbank de vraag of het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden?
Bij lezing en veelvuldige herlezing van de zeer uitgebreid aan het papier toevertrouwde verklaringen van [getuige 1] , is het, mede door het gebrek aan redactie, lastig om houvast te vinden. De veelheid aan informatie uit de (criminele) kringen waarin hij verkeerde, over personen, kongsis, ruzies, geweldsfeiten enzovoort: om daarin een lijn te ontdekken voor de feiten waarover het in deze zaak gaat, is niet eenvoudig. Ontdaan van alle zijpaden is het verhaal van [getuige 1] wel als logische en betrouwbare getuigenverklaring te kwalificeren. En na het destilleren van helderheid over onderlinge relaties en de chronologie van gebeurtenissen waarin verschillende personen en wisselende loyaliteiten een rol spelen, vallen ook de ogenschijnlijke tegenstrijdigheden en inconsistenties en terughoudendheid, bijvoorbeeld het aanvankelijk niet willen noemen van namen, te verklaren. Dat kan in de zaak van de kapper bovendien getoetst worden aan bewijsmateriaal waarvan [getuige 1] bij het afleggen van zijn verklaringen geen kennis kon hebben of aan onderzoeksresultaten die na het afleggen van zijn verklaringen beschikbaar zijn gekomen.
Het patroon in de verklaringen is dat [getuige 1] niet van aanvang af het achterste van zijn tong laat zien. Dat valt te begrijpen voor zover hij wel over valide informatie beschikt maar zelf nog zoekend is naar de duiding daarvan (zoals in zijn eerste verklaringen over de kapper). En het is ook voorstelbaar gegeven enerzijds zijn aanvankelijke sympathie voor [medeverdachte] , met wie hij op vriendschappelijke voet stond, en anderzijds zijn angst voor het leven van hemzelf en zijn familie. Hij is terughoudend in het noemen van namen maar doet dat uiteindelijk wel. Zijn eerdere onwil om antwoord op te geven, verwoordt hij in niet altijd de lading dekkende termen zoals het zich zaken niet kunnen herinneren, “geen commentaar” en: “Valt geen deal te sluiten”.Of, als hem naar de redenen van wetenschap wordt gevraagd: “Telepathie”.En als hij dan namen noemt refereert hij aan zijn angst dat met zijn leven te moeten bekopen.
Uiteindelijk noemt hij toch man en paard, eerst geleidelijk aan de sluier oplichtend, maar voluit vanaf zijn verklaring van 23 september 2017. Het gevolg is dat het dreigingsniveau voor hem zo hoog wordt dat hij, niet in een getuigenbeschermingsprogramma (zoals de officieren van justitie ter zitting nadrukkelijk hebben verklaard), maar vermoedelijk uit eigen beweging vertrekt en sedertdien op een geheim adres verblijft.
In het gesprek op 25 mei 2017 waarschuwt hij voor toekomstige slachtoffers.Waarom hij naar de politie is gegaan en is gaan praten, legt hij onder andere uit in het verhoor bij de rechter-commissaris op 10 december 2018 in de zaken [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2] :
“Ik ben zelf naar de politie gegaan. Ik was het zat. Ik wil een gewoon leven hebben als een normaal mens.
(…)
Ik was er klaar mee. Mensen worden bedreigd met een handgranaat. Mensen bedreigd met een RPG. Er wordt geschoten met een AK. Ik was er klaar mee. Ik wilde gewoon rustig leven.
(…)
Ik heb er geen baat bij. Ik krijg geen geld, niks. Ik doe dit omdat ik er klaar mee ben Als anderen niet willen verklaren omdat ze bang zijn, kan ik daar niets aan doen”.
Voor het laatst zegt hij daarover bij de rechter-commissaris op 5 april 2022, pagina 13:
“Ik was er klaar mee en ik wilde verder gaan met mijn leven. U vraagt mij of dit op mijn eigen initiatief is geweest of dat ik ben benaderd door de politie. Op mijn eigen initiatief. Ik had zoveel druk van alle kanten, van [naam 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) en van [naam 5] (de rechtbank begrijpt: [naam 5] ) en van [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ). Ik heb voor mijn vrijheid gekozen. Ik wilde een normaal iemand zijn”.
Op de vraag of hij daarvoor op welke wijze dan ook is bevoordeeld, antwoordt hij ontkennend.
Ten slotte is van belang dat hij in de laatste verhoren, in april 2022, vaker dan voorheen, zich zaken niet kan herinneren, of niet meer weet wat hij eerder heeft verklaard. Uiteraard valt dat te verklaren door het lange tijdsverloop en de grote hoeveelheid van hem afkomstige informatie over uiteenlopende onderwerpen. Dat neemt niet weg dat hij onder ede blijft zeggen dat hij in eerdere verklaringen de waarheid heeft gesproken.
De rechtbank beantwoordt de vraag of de verklaringen van [getuige 1] in het algemeen als betrouwbaar hebben te gelden op grond van dit alles bevestigend.
5.3.6.2 Overwegingen over bruikbaarheid verklaring [getuige 1]
Belangrijk bewijsmiddel vormen de verklaringen van [getuige 1] . In die verklaringen is in de loop van de tijd een ontwikkeling te zien. Nadat [getuige 1] door [medeverdachte] was gevraagd de man die [naam 2] zou hebben verkracht voor 100.000 euro te doden, vonden de aanslagen op de kapper en in Gronau plaats. [getuige 1] is dan nog niet zeker van een verband tussen het een en ander. Aanvankelijk vermoedt hij dat twee scenario’s denkbaar zijn. Hij denkt daarbij aan een aanslag op iemand in de omgeving van (Satudarah-man) [naam 9] in opdracht van [naam 3] . In dat scenario zou een aanslag op [slachtoffer 1] denkbaar zijn. Daarnaast is hij minder concreet over de tweede optie: een aanslag op een NN-man door een hem bekende opdrachtgever, van wie hij de naam niet wil noemen. Die opdrachtgever wordt aangeduid als mr. X. De beschrijving van die mr. X past naadloos bij het profiel van [medeverdachte] . Als [medeverdachte] in een chatwisseling in juni 2017 [getuige 1] en diens familie fors heeft bedreigd, besluit [getuige 1] , die inmiddels uitgaat van het tweede scenario, om de naam van mr. X te noemen: [medeverdachte] . Hij vertelt dan ook dat [medeverdachte] hem eerder had benaderd om [slachtoffer 2] te doden.
De rol van [verdachte] is geweest dat hij de stoel van de kapper had aangewezen en de vluchtauto had gereden.
De rechtbank geeft, met name om inzicht te geven in de gevolgde gedachtegang bij de duiding ervan, de verklaringen over de kapper tamelijk uitputtend maar zoveel mogelijk in vogelvlucht weer.
- 24 april 2017 verhoor als getuige in onderzoek Duin
Op 24 april 2017 wordt [getuige 1] gehoord als getuige in het onderzoek Duin. Hij verklaart spontaan over de kapper. Hij heeft daarover gesproken met [naam 3] (met wie hij [naam 3] bedoelt) en met een vriend van [naam 3] en van hemzelf. [naam 3] en die vriend hebben verteld over het in brand steken van de kapper en dat het de verkeerde was. En over het naderhand in brand steken van de Seat die daarbij betrokken was. [getuige 1] zegt dat het bedoeld was voor [naam 9] z’n vader. Hij zegt niet waarop hij dat baseert en koppelt het aan een conflict tussen [naam 3] en [medeverdachte] enerzijds en Satudarah anderzijds.
- 9 mei 2017 verhoor als getuige
[naam 3] wilde de vader van [naam 9] een lesje leren. Een andere man heeft een persoonlijk conflict met “deze man” (met wie hij in retrospectief kennelijk [slachtoffer 2] bedoelt) en vraagt [getuige 1] die man te doen, als in doden. [getuige 1] denkt dat niet de vader van [naam 9] maar de (verkeerde) kapper het doelwit was. Omdat “deze man” met wie hij [medeverdachte] bedoelt zoals uit latere verhoren blijkt, verklaart dat er twee opdrachtgevers waren. [naam 3] heeft een mannetje geregeld om het te doen. Er waren twee redenen om het te doen. Het ene verhaal is het verhaal van [naam 9] , het andere heeft te maken met de man die hem heeft gevraagd het te doen.
- 25 mei 2017 telefoongesprek met politie de dag na Gronau
In de nacht na de aanslag op [slachtoffer 3] in Gronau neemt [getuige 1] contact met de politie op en verklaart hij het volgende. [medeverdachte] (die hij dan nog aanduidt als mr. X) heeft op 24 mei 2017 contact met [getuige 1] opgenomen en verteld dat er in Gronau is geschoten. [slachtoffer 2] kan vertellen waarom de man in Gronau is neergeschoten en moet toch nu weten dat ze hem moeten hebben. [getuige 1] verwacht dat er nog iemand zal worden neergeschoten omdat [medeverdachte] hem heeft gezegd dat er nog iemand “gaat lekken”.
- 2 juni 2017 verhoor als getuige
[getuige 1] wordt die dag twee keer als getuige gehoord, vanaf 13:12en vanaf 15:04 uur.Hij denkt, maar weet dat niet zeker, dat [slachtoffer 2] , de kapper, het doelwit kan zijn geweest van de aanslagen op de kapperszaak en in Gronau. In het tweede verhoor komen de twee theorieën die hij over de aanslag op de kapper had aan de orde. [getuige 1] geeft hints maar herhaalt over een van die theorieën wat hij ook op 25 mei 2017 al zei: dat vermoedelijk doelwit [slachtoffer 2] zelf dit maar moet vertellen. Hij zegt dat de achtergrond in de zedensfeer ligt en dat de opdrachtgever, die vastzit maar niet in Nederland, eerst hem gevraagd heeft het te doen. Hij wil niet zeggen wie die opdrachtgever is, maar uit de reactie van de verhoorder blijkt dat zijn hints duidelijk genoeg zijn.
- Tussentijds
In de periode tussen het verhoor van 2 juni 2017 en het eerste daarop volgende van
23 september 2017 ontspint zich een verhitte correspondentie tussen [medeverdachte] en [getuige 1] . En in de tussenliggende tijd vinden aanslagen plaats op [loungeclub] , de woning in de Benkoelenstraat en diverse andere woningen van (familie van) personen uit de kringen waarin [getuige 1] en [medeverdachte] zich, al dan niet virtueel, bewegen. Inmiddels heeft de politie informatie bereikt dat [getuige 1] gevaar loopt en bedreigd wordt.
- 23 september 2017 verhoor als getuige
[getuige 1] legt een uitgebreide en gedetailleerde verklaring af over de kapper, Gronau, [loungeclub] en de Benkoelenstraat. Over de kapper (en Gronau) vertelt hij dat [medeverdachte] hem heeft gevraagd de man die [naam 2] verkracht zou hebben dood te maken. Hij zou daar 100.000 euro voor krijgen. Omdat [getuige 1] , na eigen onderzoek, betwijfelde of het een verkrachting of een vrijwillig seksueel contact was geweest, heeft hij de opdracht niet aangenomen. Hij verklaart dat [uitvoerder 1] , over wie hij later bij de rechter-commissaris verklaart dat hij diens voornaam niet kent, de uitvoerder is van de aanslag op de kapperszaak en dat [medeverdachte] de opdracht heeft gegeven.[uitvoerder 1] had hem dat een week eerder (de rechtbank begrijpt een week eerder dan 23 september 2017) verteld. [uitvoerder 1] zou 26.000 euro hebben gekregen voor deze actie. [uitvoerder 1] had hem verteld dat [naam 2] de kapperszaak had aangewezen en [verdachte] de stoel en dat [verdachte] in de vluchtauto met [uitvoerder 1] daarna was weggegaan.[medeverdachte] maakte altijd grapjes: “Ik heb [uitvoerders] geregeld”. De opdracht was dat de kapper dood moest, met zo veel mogelijk pijn. Zowel na de kapper als na Gronau had [getuige 1] contact met [medeverdachte] .
- 3 oktober 2017 gesprek met [getuige 1]
Op 3 oktober 2017 spreekt de politie opnieuw met [getuige 1] . Van dat gesprek is een proces-verbaal bevindingen opgemaakt waarin de politie schrijft dat een zekere [naam 7] volgens [getuige 1] in opdracht van [medeverdachte] bedreigd wordt.Met [naam 7] , die hij ook wel [naam 7] noemt, bedoelt hij [naam 7] , zoals hiervoor al vastgesteld, hetgeen blijkt uit de omschrijving die hij bij de rechter-commissaris geeft en de hiervoor aangehaalde verklaring van Karadag.Karadag kent het motief, de achtergrond en de uitvoerders van de Twentse aanslagen en kan de verklaring van [getuige 1] ondersteunen.
- 9
- 9 februari 2018 telefoongesprek met politie
In het daarvan opgemaakte proces-verbaal staat als verklaring van [getuige 1] :
“…en toen hoorde ik die man is de broer van die andere en toen begreep ik het hele verhaal tot ik zelf met [uitvoerder 1] heb gepraat en toen begreep ik het hele verhaal helemaal”
.
- 10 december 2018 verhoor als getuige bij de rechter-commissaris in de zaken [uitvoerder 1] en [uitvoerder 2]
In dit verhoor verklaart [getuige 1] dat [uitvoerder 1] hem heeft verteld dat hij de aanslag op de kapper had gepleegd en dat [verdachte] of [naam 2] , daarover is hij niet zeker, de stoel van de kapper had aangewezen. En hij verklaart wat [medeverdachte] hem daarover heeft verteld. En dat [medeverdachte] tegen hem had gezegd dat hij [uitvoerders] had.
- 4 en 5 april 2022 als getuige bij de rechter-commissaris
In de kern komen deze verklaringen er op neer dat [getuige 1] blijft bij wat hij eerder, naar waarheid zegt hij, heeft verklaard en dat hij zich inmiddels veel niet meer kan herinneren.
5.3.9De beantwoording van de bewijsvraag voor [medeverdachte]
5.3.9.1 De vaststelling van de feiten en omstandigheden over de gedragingen en rol van [medeverdachte]
De rechtbank stelt vast dat de gang van zaken als volgt is geweest.
Nadat [medeverdachte] van [naam 2] had gehoord dat zij verkracht zou zijn door [slachtoffer 2] , heeft hij [getuige 1] opdracht gegeven [slachtoffer 2] zo pijnlijk mogelijk dood te maken. [getuige 1] voert die opdracht niet uit. [medeverdachte] kent [uitvoerder 1] en onderhoudt contact met hem. Hij geeft [uitvoerder 1] opdracht [slachtoffer 2] iets aan te doen, hem zwaar te mishandelen. [medeverdachte] had daarvoor een motief: wraak voor een seksueel contact tussen [slachtoffer 2] en [naam 2] . Zonder dat motief zou het feit niet hebben plaatsgevonden, de rol van [medeverdachte] was dus van groot belang.
Hoewel, [medeverdachte] het slachtoffer [slachtoffer 2] eigenlijk total loss wou laten slaan, of, zoals [verdachte] verklaart, wou laten martelen, niet dood wou hebben, pakt dat uiteindelijk anders uit. De uitvoerder, [uitvoerder 1] , had bedacht dat hij wel een keer iemand levend in brand wilde steken, als mishandeling, hij noemt dat een doodervaring en dat vond [medeverdachte] wel een leuk idee. Als het dan uiteindelijk tot het in brand steken van [slachtoffer 1] is gekomen en hij misschien wel dood was als [medeverdachte] daarover hoort, interesseert hem dat niet: “als hij dood is dan is hij maar dood”.
5.3.9.2 Het opzet en de voorbedachte raad
Dit alles wettigt de conclusie dat [medeverdachte] , instemmend met het in brand steken van de kapper, de aanmerkelijke kans dat deze man daarbij het leven zou verliezen bewust heeft aanvaard. Het zou eigenlijk geen nadere motivering behoeven maar het is evident dat een in brand gestoken mens het leven verliest, tenzij zeer tijdig adequate maatregelen getroffen worden. Dat is hier gelukkig gebeurd, hetgeen niets af doet aan het enorme risico dat door (voorstellende) uitvoerder en (instemmende) opdrachtgever met dat in brand steken willens en wetens werd genomen. Ook de vraag of van voorbedachte raad sprake is geweest beantwoordt de rechtbank hiermee bevestigend. [medeverdachte] is vanaf het moment dat hij hoorde van het seksuele contact tussen [naam 2] en [slachtoffer 2] doende geweest een wraakactie te organiseren. [uitvoerder 1] kwam met het idee [slachtoffer 2] in brand te steken. [medeverdachte] vond dat een leuk idee. Hij heeft zich vanaf dat moment tot de daadwerkelijke aanslag kunnen beraden op zijn instemming met deze suggestie van [uitvoerder 1] en heeft dat niet gedaan. Hij heeft [uitvoerder 1] niet op andere gedachten proberen te brengen en heeft met zijn instemming het bestanddeel voorbedachte raad vervuld.
Bij de daadwerkelijke uitvoering was [medeverdachte] , die in Duitsland gedetineerd zat, niet fysiek betrokken. Er was in die zin geen sprake van gezamenlijke uitvoering. Maar zijn rol was essentieel: hij gaf ter voorbereiding [uitvoerder 1] de opdracht tot de afstraffing, stemde ook in met het eigen initiatief van [uitvoerder 1] om het beoogde slachtoffer levend in brand te steken en hij liet [verdachte] de financiering regelen. In zijn opdracht gaf [verdachte] [uitvoerder 1] tevoren werkgeld en achteraf een beloning. [uitvoerder 1] voerde uit, samen met een onbekend gebleven mededader. Aan het feit dat [medeverdachte] , wetend dat [uitvoerder 1] het slachtoffer in brand wilde steken, zich daarvan had kunnen distantiëren door de opdracht in te trekken of anderszins, maar dat niet deed, komt eveneens betekenis toe.
Deze intellectiele en materiële bijdrage was van cruciaal en dus voldoende gewicht. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen die tot bewezenverklaring van medeplegen leidt.
De rechtbank vat het voorgaande samen en komt tot de volgende conclusie.
De verklaring van [getuige 1] over wat hij uit eigen wetenschap en de auditu van [uitvoerder 1] weet, in combinatie met de verklaringen van [verdachte] en de overige bewijsmiddelen, brengen de rechtbank tot de conclusie dat [medeverdachte] zich aan het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer 1] heeft schuldig gemaakt.