ECLI:NL:RBOVE:2023:479

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
ak_22_1847
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de vaststelling van het projectplan Stuwverplaatsing Kramerswatergang door het waterschap Vechtstromen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen het besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen, dat op 30 augustus 2022 het projectplan voor de stuwverplaatsing in de Kramerswatergang heeft vastgesteld. Eiseres, die landbouwpercelen exploiteert nabij de Kramerswatergang, stelt dat de nieuwe stuw niet in het landschap past en dat de stuwverplaatsing negatieve gevolgen zal hebben voor haar percelen. De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk is, omdat eiseres belanghebbende is bij het projectplan. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de vaststelling van het projectplan. De rechtbank stelt vast dat verweerder alle relevante belangen zorgvuldig heeft afgewogen en dat de gemaakte keuzes voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de esthetische bezwaren van eiseres in de procedure voor de omgevingsvergunning aan de orde kunnen komen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/1847

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen (verweerder)

(gemachtigde: M. Guijs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van 30 augustus 2022 tot vaststelling van het projectplan Stuwverplaatsing Kramerswatergang (het projectplan).
Dit besluit is bekendgemaakt in het Waterschapsblad op 8 september 2022 [1] .
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam 1] , adviseur Water, en [naam 2] , projectleider.

De totstandkoming van het bestreden besluit

2. Het projectplan gaat over de aanleg van een nieuwe stuw in de Kramerswatergang. De Kramerswatergang ligt in het gebied Boven Dinkel in het Dinkeldal.
In de Kramerswatergang liggen enkele stuwen die toe zijn aan vervanging of renovatie.
Medewerkers van de afdeling beheer hebben het waterschap, ten behoeve van het beheer en onderhoud, verzocht om verplaatsing van één van de stuwen (ST00086) naar een locatie 40 meter stroomafwaarts ten opzichte van de oude locatie. Daarbij zullen de zomer- en winterpeilen en de doorstroombreedte worden gehandhaafd.
Het projectplan heeft alleen betrekking op verplaatsing van deze stuw.
In het projectplan staan de redenen voor de stuwverplaatsing en de modernisering van de stuw beschreven.
Eiseres is gevestigd op het adres [adres] in [plaats] .
Dit adres ligt op een afstand van ruim 500 meter tot de nieuwe locatie van de stuw. Eiseres exploiteert twee landbouwpercelen gelegen langs de oevers van de Kramerswatergang, ter hoogte van de oude en nieuwe locatie van de stuw.
Verweerder heeft bij de gemeente Losser een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit ‘het bouwen van een bouwwerk’.
Er is een omgevingsvergunning verleend. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank zal allereerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
Indien het beroep ontvankelijk is, zal de rechtbank vervolgens beoordelen of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectplan.
De rechtbank zal dat beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
De rechtbank komt hierna tot het oordeel dat het beroep ontvankelijk is, omdat eiseres belanghebbende is bij het projectplan.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectplan en de stuwverplaatsing in de Kramerswatergang.
Verweerder heeft alle bij de besluitvorming rond de stuwverplaatsing betrokken belangen zorgvuldig afgewogen.
De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Ontvankelijkheid
4. Het projectplan ziet op de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet.
5. Op grond van de artikelen 2, 3 en 4 van de Inspraak - en participatieverordening van het waterschap Vechtstromen is op een dergelijk projectplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit betreft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
5.1.
Op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Awb zijn ‘belanghebbenden’ in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen over het ontwerpbesluit.
Eiseres heeft geen zienswijze ingebracht.
Uit artikel 6:13 van de Awb volgt dat een belanghebbende beroep kan instellen bij de bestuursrechter indien hij eerst een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 14 april 2021 [2] bepaald dat in alle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken (onder andere zaken over besluiten op grond van de Waterwet) de uitgebreide (uniforme) openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb
nietzal worden tegengeworpen aan belanghebbenden.
Dit betekent dat ‘een belanghebbende’ ontvankelijk is in zijn beroep bij de bestuursrechter, ook al heeft hij geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit.
5.2.
Eiseres is belanghebbende bij het bestreden besluit omdat is gebleken dat haar landbouwpercelen vlakbij de oude en nieuwe locatie van de stuw zijn gelegen.
Dat dit zo is blijkt in het bijzonder uit de informatie die verweerder de rechtbank op haar verzoek heeft toegezonden per e-mail van 6 december 2022. Hieruit blijkt dat beide percelen ( [nummer 1] en [nummer 2] ) langs de Kramerswatergang zijn gelegen, naast het traject van de beoogde stuwverplaatsing waarover het projectplan gaat.
Het beroep is daarom ontvankelijk.
De rechtbank zal de beroepsgronden van eiseres daarom inhoudelijk beoordelen.
De beroepsgronden
Heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen tot stuwverplaatsing en de aanleg van een nieuwe stuw in de Kramerswatergang ?
6. Eiseres is van mening dat verweerder om verschillende redenen met de vaststelling van het projectplan een onjuiste belangenafweging en onjuiste keuzes heeft gemaakt.
 Eiseres is allereerst van mening dat het uiterlijke voorkomen van de nieuwe stuw niet in het landschap past. De ijzeren leuningen van de stuw, ofwel de balustrades, zijn veel te hoog en steken wel 1.50 meter boven het maaiveld uit.
 In geval van hoog water blijft voor de nieuwe stuw veel zwerfafval liggen.
 Eiseres vreest dat het, na de aanleg van de nieuwe stuw, niet meer goed mogelijk zal zijn om - indien nodig, uit agrarisch oogpunt - het zomerwaterpeil te laten dalen zodat haar percelen bij de Kramerswatergang bewerkbaar blijven. In het verlengde hiervan is eiseres van mening dat verweerder ten onrechte niet op een door haar voorgestelde alternatieve constructie - waarbij de klep vanaf de oever wordt bediend, zodat het water onbelemmerd over de stuw kan stromen - is ingegaan, terwijl zo’n constructie goed denkbaar is.
Eiseres voert verder nog aan dat verweerder handelt zonder dat zij, eiseres, toestemming heeft verleend voor de gebruikmaking van haar gronden voor de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van de stuwverplaatsing.
Oordeel rechtbank
7.1.
Op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet dient voorafgaand aan de aanleg of de wijziging van een waterstaatswerk door de beheerder - hier: het waterschap - een projectplan te worden vastgesteld.
Het projectplan is vormvrij. Aan een projectplan wordt op grond van de Waterwet wel een aantal inhoudelijke eisen gesteld, zoals de eis dat het plan een beschrijving bevat van te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de eventuele nadelige gevolgen van het werk.
Bij het vaststellen van een projectplan komt aan verweerder beleidsvrijheid toe. De rechter zal zich bij de toetsing van het projectplan aan de hand van de aangevoerde gronden, beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot vaststelling van het projectplan. Dit betekent dat de bestuursrechter de gemaakte keuzes terughoudend toetst. Dit neemt niet weg dat verweerder zijn besluitvorming zorgvuldig moet voorbereiden en deugdelijk moet motiveren. Verweerder moet alle verschillende bij het projectplan betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het niet zo dat er helemaal geen nadelige gevolgen als gevolg van een projectplan mogen optreden. Ook is niet vereist dat met álle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. Het is voldoende wanneer in een projectplan staat omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken en welke mogelijkheden er - zo nodig - zijn om financiële vergoeding te krijgen indien schade niet kan worden voorkomen. [3]
7.2.
In het projectplan is onder 2.1 de keuze voor het type van de nieuwe stuw toegelicht. [4]
Er wordt gekozen voor een moderne stuw, omdat die bij de bediening
(kosten-)efficiënter zal zijn. Het materiaal van de nieuwe stuw zal staal zijn in plaats van hout en de stuw krijgt een klep in plaats van een balk. Dit is volgens verweerder wenselijk uit duurzaamheidsperspectief en om het beheer en het onderhoud van de stuw te vergemakkelijken. Ook zal de nieuwe stuw zonder kraan bediend kunnen worden. Daardoor zullen er minder onderhoudskosten zijn, omdat geen sprake meer zal zijn van de huur van een kraan en een machinist en de vergoeding van gewasschade.
Uit het projectplan blijkt verder dat bij de voorbereiding aandacht is besteed aan en/of onderzoek is verricht naar allerlei andere, relevante, aspecten zoals de ligging van de Kramerswatergang en het gebied eromheen, de beoogde locatie bij stuwverplaatsing, de beschikbaarheid van de gronden, de te verwachten hydrologische effecten, de te verwachten lokale waterpeil- en grondwaterstandverhoging en de gevolgen voor de flora en fauna.
7.3.
Verweerder heeft in het verweerschrift en ter terechtzitting een nadere toelichting gegeven op de belangenafweging die is gemaakt bij de keuze voor het type stuw. Volgens verweerder is daarbij met alle relevante aspecten rekening gehouden, zoals met de functie van de nieuwe stuw, de waterstaatkundige wensen, en de gevolgen van de aanleg van de nieuwe stuw op - onder meer - de bodem, de waterpeilen en de natuurwaarden.
Bij de keuze van het type stuw is rekening gehouden met de beschikbare ruimte en de afmetingen.
Daarnaast spelen bij de te maken belangenafweging de eisen met betrekking tot de Arbo-wetgeving een belangrijke rol. De dubbele balustrade en de hoogte ervan zijn belangrijk voor de veiligheid van de medewerkers bij de bediening en het onderhoud.
Bovendien is gekozen voor een wat hogere stuw omdat dit leidt tot minder verstopping met takken en dergelijke. Daarmee is de nieuwe stuw weliswaar meer zichtbaar in het landschap dan de vorige stuw maar naar mening van verweerder is het beeld niet storend.
Het uiterlijke voorkomen en de inpassing in het landschap van de stuw zijn factoren die bij de gemaakte afwegingen zijn meegenomen.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door eiseres opgeworpen bezwaren betreffende esthetische aspecten van de nieuwe stuw voor het overige aan de orde komen bij de procedure in het kader van de omgevingsvergunning.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het projectplan en de daarop gegeven toelichting de door hem gemaakte keuzen ten aanzien van het type van de nieuwe stuw voldoende heeft onderbouwd. Verweerder heeft alle relevante aspecten zorgvuldig gewogen. Bij de te maken belangenafweging heeft verweerder, behalve met - onder meer - waterstaatkundige factoren en arbo-aspecten, ook rekening gehouden met de inpassing van de nieuwe stuw in het landschap.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de bezwaren van eiseres met betrekking tot de esthetische aspecten van de nieuwe stuw voor het overige aan de orde kunnen komen bij de procedure betreffende de omgevingsvergunning, waarbij een welstandsbeoordeling plaatsvindt.
7.5.
Ten aanzien van de vrees van eiseres met betrekking tot het zich ophopen van zwerfafval voor de nieuwe stuw volgt de rechtbank verweerder in zijn betoog dat het verwijderen van dat afval valt onder één van de taken - het reguliere onderhoud van de wateren en waterstaatswerken - van het waterschap in zijn beheersgebied. Daaronder valt: het zoveel mogelijk obstakelvrij houden van stuwen.
De rechtbank ziet ook hierin geen reden om te oordelen dat verweerder niet heeft kunnen kiezen voor het beoogde type stuw.
7.6.
Ten aanzien van beroepsgrond met betrekking tot de bewerkbaarheid van de percelen van eiseres in de toekomst overweegt de rechtbank als volgt.
7.6.1.
In het projectplan staan de gevolgen van de stuwverplaatsing voor het waterpeil en de grondwaterstand in het gebied rond de oude en nieuwe locatie van de stuw beschreven. Dit is geïllustreerd met (ingekleurde) kaarten en water- en bodemstaatkundige afbeeldingen/tekeningen. [5]
Uit deze - naar oordeel van de rechtbank helder beschreven - informatie blijkt het volgende.
De nieuwe locatie van de stuw ligt 40 meter benedenstrooms ten opzichte van de oude locatie. De stuwverplaatsing brengt geen verandering in het functioneren van de Kramerswatergang als bypass van de Dinkel. Na aanleg van de nieuwe, moderne, stuw worden de peilhoogten en doorstroombreedte gehandhaafd. De afvoercapaciteit en de hoeveelheid water dat door de Kramerswatergang stroomt zal niet veranderen.
De stuwverplaatsing zal wel lokaal een hydrologisch effect kunnen hebben. Binnen het traject van (ongeveer) 40 meter waarover de stuw zal worden verplaatst zal het peil van de Kramerswatergang veranderen. [6] Dit traject van 40 meter had in de oude situatie (onder invloed van een andere stuw, namelijk stuw ST04816) een zomerpeil 26,85 meter en een winterpeil van 26,55 meter. Het traject zal na de stuwverplaatsing een zomerpeil hebben van ongeveer 27,10 meter en een winterpeil van 26,80 meter. De stuwverplaatsing zal over dit deel van de Kramerswatergang dus een peilverhoging tot gevolg hebben van ongeveer 25 centimeter in zomer en winter, wat tevens tot een lokale grondwaterstandsverhoging zal leiden.
Om het effect op de grondwaterstand te kunnen inschatten heeft verweerder een berekening laten maken. Hieruit is gebleken dat de invloedafstand van de peilverhoging (tot 5 centimeter effect) kan reiken tot maximaal 70 meter aan weerszijden van de Kramerswatergang. [7]
7.6.2.
Uit de door verweerder op 6 december 2022 toegezonden informatie over de exacte ligging van de percelen van eiseres, bezien in samenhang met de inhoud van het projectplan, blijkt als volgt.
Het landbouwperceel [nummer 1] ligt aan de westkant langs de Kramerswatergang. Een klein deel aan de noordzijde van dit perceel ligt langs het deel van de Kramerswatergang waarvan het (zomer- en winter-)peil ongeveer 25 centimeter hoger zal komen te liggen. Dit heeft tot gevolg dat in een klein deel van dit perceel de grondwaterstand 5 tot 10 centimeter hoger zal komen te liggen.
Het landbouwperceel [nummer 2] ligt aan de oostkant langs de Kramerswatergang. Dit perceel ligt niet langs het deel van de Kramerswatergang waarin sprake zal zijn van een peilverhoging, maar direct ten zuiden daarvan. Wel zal, ten gevolge van de peilverhoging, de grondwaterstand in een klein deel van dit perceel, gelegen aan de noordkant ervan, sprake zijn van een grondwaterstandverhoging van 0 tot 5 centimeter.
Verweerder heeft in het projectplan overwogen dat van deze beperkte stijging van de grondwaterstand geen negatieve gevolgen zijn te verwachten. Eiseres heeft dit standpunt van verweerder niet gemotiveerd betwist en de rechtbank ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat uit het projectplan blijkt dat de bestaande peilhoogten en doorstroombreedte van de Kramerswatergang voor het overige gehandhaafd zullen blijven en dat bovendien de afvoercapaciteit en het debiet dat door de Kramerswatergang stroomt niet zal veranderen.
De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat op de laag gelegen gronden van eiseres, zoals verweerder heeft laten weten, de ‘Dinkeldal-regeling’ van toepassing is.
Het gaat daarbij om (zeer) laag gelegen beekdalgronden die - op grond van die regeling en de ruimtelijke bestemming - periodiek mogen inunderen.
7.7.
Naar oordeel van de rechtbank heeft verweerder haar keuze voor stuwverplaatsing en de aanleg van de nieuwe stuw in het projectplan voldoende toegelicht en verantwoord. Verweerder heeft daarbij voldoende inzicht gegeven in de gemaakte afwegingen, de voor- en nadelen van de aanleg en verplaatsing van de stuw en de gemaakte keuze. In het projectplan is bovendien uitdrukkelijk aandacht besteed aan de nadelige gevolgen die mogelijk zullen optreden tijdens en ten gevolge van de uitvoering van het project en de beperking van die gevolgen.
Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd waarom de door eiseres voorgestelde alternatieve constructie - waarbij de klep vanaf de oever wordt bediend, zodat het water onbelemmerd over de stuw kan stromen - niet wordt overgenomen. Verweerder heeft er in dit verband op gewezen dat het idee niet kan worden overgenomen omdat een horizontaal mechanisme de doorstroming zou belemmeren en een brug noodzakelijk is in verband met het beheer, het onderhoud en de arbo-eisen. [8]
7.7.1.
Ten aanzien van de aandacht voor de nadelige gevolgen die mogelijk zullen optreden tijdens en ten gevolge van de uitvoering van het project neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder heeft aangegeven dat de gronden van eiseres niet hoeven te worden betreden voor het plaatsen van de nieuwe stuw en dat deze gronden ten behoeve van de verwijdering van de oude stuw slechts korte tijd zullen worden betreden. Verweerder heeft toegezegd dat dit met eiseres zal worden afgestemd, dat hij eventuele schade aan het talud zal herstellen en dat hij eventuele andere schade aan eiseres zal vergoeden.
De rechtbank ziet, mede gelet op deze toezeggingen, geen aanleiding voor het oordeel dat de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
De beroepsgronden slagen gelet op het voorgaande niet.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectplan en de stuwverplaatsing in de Kramerswatergang.
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand zal blijven.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:4

Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
(…)
Waterwet

Artikel 5.4

De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. (…)
Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. (…)
Crisis – en Herstelwet

Artikel 1.6

De bestuursrechter behandelt het beroep met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet.
(..)
De bestuursrechter doet uitspraak binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn.

Artikel 1.6a

Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.

Voetnoten

1.Waterschapsblad, 8 september 2022, nr. 10161.
2.Deze uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:RVS:2021:786.
3.Zie r.o. 6 van de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1909, en r.o. 5.1 van de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1311.
4.Zie het projectplan onder 2.1 ‘Stuw Kramerswatergang’, pag. 4.
5.Het projectplan onder 2.1 (‘Stuw Kramerswatergang’) en 4.1 (‘Watersysteem’, pagina 4 onderaan, 5, 6, 7, en 8).
6.Het projectplan, pagina 5 bovenaan, figuur 2.
7.Het projectplan, pagina 7, figuur 5.
8.Zie r.o. 5.2 van de uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2323.