ECLI:NL:RBOVE:2023:482

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
ak_22_1676
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het projectplan voor de stuwverplaatsing in de Kramerswatergang

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen het besluit van het dagelijks bestuur van waterschap Vechtstromen, dat op 30 augustus 2022 het projectplan ‘Stuwverplaatsing Kramerswatergang’ heeft vastgesteld. Dit besluit is bekendgemaakt in het Waterschapsblad op 8 september 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning en stelt dat de stuwverplaatsing negatieve gevolgen heeft voor zijn woon- en leefsituatie, met name op esthetisch vlak. De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk is, omdat eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de vaststelling van het projectplan. De rechtbank stelt vast dat de belangen van eiser zorgvuldig zijn afgewogen en dat de bezwaren met betrekking tot de esthetische aspecten van de nieuwe stuw niet opwegen tegen de belangen die met de stuwverplaatsing zijn gediend. De rechtbank wijst erop dat de bezwaren van eiser over de esthetiek van de stuw in de procedure voor de omgevingsvergunning aan de orde kunnen komen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ontvangt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/1676

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen (verweerder)

(gemachtigde: M. Guijs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 30 augustus 2022 tot vaststelling van het projectplan ‘Stuwverplaatsing Kramerswatergang’ (het projectplan). Dit besluit is bekendgemaakt in het Waterschapsblad op 8 september 2022 [1] .
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam 1] , adviseur Water, en [naam 2] , projectleider.

De totstandkoming van het besluit

2. Het projectplan gaat over de aanleg van een nieuwe stuw in de Kramerswatergang. De Kramerswatergang ligt in het gebied Boven Dinkel in het Dinkeldal.
In de Kramerswatergang liggen enkele stuwen die toe zijn aan vervanging of renovatie.
Medewerkers van de afdeling beheer hebben het waterschap, ten behoeve van het beheer en onderhoud, verzocht om verplaatsing van één van de stuwen (ST00086) naar een locatie 40 meter stroomafwaarts ten opzichte van de oude locatie. Daarbij zullen de zomer- en winterpeilen en de doorstroombreedte worden gehandhaafd.
Het projectplan heeft alleen betrekking op verplaatsing van deze stuw.
In het projectplan staan de redenen voor de stuwverplaatsing en de modernisering van de stuw beschreven.
Verweerder heeft bij de gemeente Losser een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit ‘het bouwen van een bouwwerk’.
Er is een omgevingsvergunning verleend. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank zal allereerst beoordelen of het beroep ontvankelijk is.
Indien het beroep ontvankelijk is, zal de rechtbank vervolgens beoordelen of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectplan.
De rechtbank zal dat beoordelen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank komt hierna tot het oordeel dat het beroep ontvankelijk is, omdat eiser belanghebbende is bij het projectplan.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot vaststelling van het projectplan en de stuwverplaatsing in de Kramerswatergang.
Verweerder heeft alle bij de besluitvorming rond de stuwverplaatsing betrokken belangen zorgvuldig afgewogen.
De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Ontvankelijkheid
4. Het projectplan ziet op de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet.
5. Op grond van de artikelen 2, 3 en 4 van de Inspraak - en participatieverordening van het waterschap Vechtstromen is op een dergelijk projectplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit betreft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
5.1.
Op grond van artikel 3:15, eerste lid, van de Awb zijn ‘belanghebbenden’ in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen over het ontwerpbesluit.
Eiser heeft geen zienswijze ingebracht.
5.2.
Uit artikel 6:13 van de Awb volgt dat een belanghebbende beroep kan instellen bij de bestuursrechter indien hij eerst een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 14 april 2021 [2] bepaald dat in alle gevallen waarin in omgevingsrechtelijke zaken (onder andere zaken over besluiten op grond van de Waterwet) de uitgebreide (uniforme) openbare voorbereidingsprocedure is toegepast, het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb
nietzal worden tegengeworpen aan belanghebbenden.
Dit betekent dat ‘een belanghebbende’ ontvankelijk is in zijn beroep bij de bestuursrechter, ook al heeft hij geen zienswijze ingediend tegen het ontwerpbesluit.
Op grond van artikel 1:2 van de Awb wordt onder ‘belanghebbende’ verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Echter, het moet dan wel gaan om gevolgen van enige betekenis. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft de betrokkene geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen.
Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen daarbij een rol spelen. [3]
5.3.
Voor de vraag of eiser als ‘belanghebbende’ moet worden beschouwd, is van belang of eiser ter plaatse van zijn perceel of in de nabijheid van zijn woning gevolgen van enige betekenis zou kunnen ondervinden als gevolg van de uitvoering van het projectplan. [4]
5.3.1.
Volgens verweerder is eiser geen belanghebbende. De stuwverplaatsing heeft voor eiser geen gevolgen ‘van enige betekenis’. De bezwaren van eiser zien voornamelijk op de esthetische aspecten van de nieuwe stuw maar eiser heeft, volgens verweerder, geen direct zicht op de stuw, anders dan - mogelijk - vanaf zijn oprit.
5.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser als gevolg van de uitvoering van het projectplan feitelijk gevolgen van enige betekenis ondervindt, in de zin van een zekere (volgens eiser: negatieve) ruimtelijke uitstraling, waarbij het gaat om gevolgen van een zodanig betekenis voor zijn woon - en leefsituatie, dat eiser een persoonlijk belang heeft bij het besluit. Daarbij vindt de rechtbank vooral de bijzondere ligging van de woning van eiser ten opzichte van de stuw van belang.
De woning van eiser ligt aan [adres] in de Lutte, op een afstand van ongeveer 230 meter van de nieuwe locatie van de stuw. De [straat] is een zeer verkeersluwe, doodlopende, weg die uitkomt bij het perceel van eiser. Eiser kan zijn woning alleen via deze weg bereiken.
Het perceel van eiser grenst aan de grond rondom de locatie van de nieuwe stuw. Deze locatie ligt op een afstand van ongeveer 30 à 60 meter van het perceel van eiser. De [straat] passeert op ongeveer 200 meter van eisers woning een brug over de Kramerswatergang. Vanaf deze brug bestaat direct zicht op de stuw.
5.3.3.
In het bijzonder gezien de hiervoor beschreven bijzondere ligging van de woning van eiser ten opzichte van de nieuwe stuw is hij belanghebbende bij het bestreden besluit.
Het beroep is daarom ontvankelijk.
Omvang van het geschil
6. Op het bestreden besluit is de Crisis - en herstelwet (Chw) van toepassing.
Een projectplan als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet is een ruimtelijk en infrastructureel project zoals genoemd in artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw. Op grond van artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de beroepstermijn geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.
Eiser heeft op 11 september 2022 een beroepschrift met gronden ingediend.
Buiten de beroepstermijn heeft eiser (op 22 november 2022) nog nadere stukken ingebracht. Bij deze stukken gaat het om een nadere onderbouwing van de eerder ingediende beroepsgronden. De rechtbank zal deze nadere uitwerking daarom meenemen bij haar beoordeling van de beroepsgronden van eiser.
De beroepsgronden
Heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen tot de stuwverplaatsing in de Kramerswatergang?
7. Volgens eiser heeft verweerder een onjuiste belangenafweging en onjuiste keuzes gemaakt wat betreft de vormgeving van de nieuwe stuw. Eiser vindt de nieuwe stuw erg lelijk. Eiser is bovendien van mening dat het landschap door de stuwverplaatsing ernstig wordt aangetast. De dubbele balustrade van de nieuwe stuw is volgens eiser te hoog; deze steekt boven het landschap uit.
Bovendien blijft bij hoog water ter hoogte van de nieuwe stuw veel zwerfafval hangen in de Kramerswatergang, wat eiser als hinderlijk ervaart.
Volgens eiser is hierbij van belang dat de stuw in een Natura 2000-gebied ligt.
7.1.
Op grond van artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet dient voorafgaand aan de aanleg of de wijziging van een waterstaatswerk door de beheerder - hier: het waterschap - een projectplan te worden vastgesteld.
Het projectplan is vormvrij. Aan een projectplan wordt op grond van de Waterwet wel een aantal inhoudelijke eisen gesteld, zoals de eis dat het plan een beschrijving bevat van te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de eventuele nadelige gevolgen van het werk.
Bij het vaststellen van een projectplan komt aan verweerder beleidsvrijheid toe. De rechter zal zich bij de toetsing van het projectplan aan de hand van de aangevoerde gronden, beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot vaststelling van het projectplan. Dit betekent dat de bestuursrechter de gemaakte keuzes terughoudend toetst. Dit neemt niet weg dat verweerder zijn besluitvorming zorgvuldig moet voorbereiden en deugdelijk moet motiveren. Verweerder moet alle verschillende bij het projectplan betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het niet zo dat er helemaal geen nadelige gevolgen als gevolg van een projectplan mogen optreden. Ook is niet vereist dat met álle betrokkenen volledige overeenstemming bestaat over de te nemen maatregelen. Het is voldoende wanneer in een projectplan staat omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken en welke mogelijkheden er - zo nodig - zijn om financiële vergoeding te krijgen indien schade niet kan worden voorkomen. [5]
7.2.
In het projectplan staat onder 2.1 de keuze voor het type van de nieuwe stuw toegelicht. Er wordt gekozen voor een moderne stuw, omdat die bij de bediening
(kosten-)efficiënter zal zijn. Het materiaal van de nieuwe stuw zal staal zijn in plaats van hout en de stuw krijgt een klep in plaats van een balk. Dit is volgens verweerder wenselijk uit duurzaamheidsperspectief en om het beheer en het onderhoud van de stuw te vergemakkelijken. Ook zal de nieuwe stuw zonder mechanische hulpmiddelen bediend kunnen worden. Daardoor zullen er minder onderhoudskosten zijn, omdat geen sprake meer zal zijn van de huur van een kraan en een machinist en de vergoeding van gewasschade. [6]
Uit het projectplan blijkt verder dat bij de voorbereiding aandacht is besteed aan en/of onderzoek is verricht naar allerlei andere, relevante, aspecten zoals de ligging van de Kramerswatergang en het gebied eromheen, de beoogde locatie bij stuwverplaatsing, de beschikbaarheid van de gronden, de te verwachten hydrologische effecten, de te verwachten lokale waterpeil - en grondwaterstandverhoging en de gevolgen voor de flora en fauna.
7.2.1.
In het verweerschrift en ter terechtzitting heeft verweerder een nadere toelichting gegeven op de belangenafweging die is gemaakt bij de keuze voor het type stuw. Volgens verweerder is daarbij met alle relevante aspecten rekening gehouden, zoals met de functie van de nieuwe stuw, de waterstaatkundige wensen, en de gevolgen van de aanleg van de nieuwe stuw op - onder meer - de bodem, de waterpeilen en de natuurwaarden.
Bij de keuze van het type stuw is rekening gehouden met de beschikbare ruimte en de afmetingen.
Daarnaast spelen de eisen voortvloeiend uit de Arbo-wetgeving een belangrijke rol. De dubbele balustrade en de hoogte ervan zijn belangrijk voor de veiligheid van de medewerkers bij de bediening en het onderhoud. Bovendien is gekozen voor een wat hogere stuw omdat dit leidt tot minder verstopping met takken en dergelijke. Daarmee is de nieuwe stuw weliswaar meer zichtbaar in het landschap dan de vorige stuw maar naar mening van verweerder is het beeld niet storend.
Het uiterlijke voorkomen en de inpassing in het landschap van de stuw zijn wel degelijk factoren die bij de gemaakte afwegingen zijn meegenomen, aldus verweerder. Volgens verweerder kunnen de door eiser opgeworpen bezwaren betreffende esthetische aspecten van de nieuwe stuw voor het overige aan de orde komen bij de procedure in het kader van de omgevingsvergunning.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het projectplan en de daarop gegeven toelichting de door hem gemaakte keuzen ten aanzien van de nieuwe stuw voldoende heeft onderbouwd. Verweerder heeft de verschillende aan de orde zijnde belangen en aspecten ook zorgvuldig gewogen. Bij de te maken belangenafweging heeft verweerder, behalve met - onder meer - waterstaatkundige factoren en arbo-aspecten, ook rekening gehouden met de inpassing van de nieuwe stuw in het landschap.
7.3.1.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de bezwaren van eiser met betrekking tot de esthetische aspecten van de nieuwe stuw voor het overige aan de orde kunnen komen bij de procedure betreffende de omgevingsvergunning, waarbij een welstandsbeoordeling plaatsvindt.
7.3.2.
Ten aanzien van de - overigens begrijpelijke - vrees van eiser met betrekking tot het zich ophopen van zwerfafval voor de nieuwe stuw volgt de rechtbank verweerder in zijn betoog dat het verwijderen van dat afval valt onder één van de taken - het reguliere onderhoud van de wateren en waterstaatswerken - van het waterschap in zijn beheersgebied. Daaronder valt: het zoveel mogelijk obstakelvrij houden van stuwen.
De rechtbank ziet ook daarom geen reden om te oordelen dat verweerder niet heeft kunnen kiezen voor de stuwverplaatsing en het beoogde type van de nieuwe stuw.
7.3.3.
Appellant heeft nog benoemd dat de locatie van de nieuwe stuw in of bij een Natura 2000-gebied ligt.
Voor zover eiser dit bedoeld heeft als beroepsgrond is niet duidelijk wat daarvan precies de strekking is, ook nu hij zijn mededeling verder niet heeft onderbouwd.
Bovendien heeft verweerder gemotiveerd betwist dat de locatie van de stuw in een Natura 2000-gebied ligt.
De beroepsgronden slagen gelet op het voorgaande niet.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde beroepsgronden geen aanleiding geven voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit tot vaststelling van het projectplan.
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:4

Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
(…)
Waterwet

Artikel 5.4

De aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. (..)
Het plan bevat ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd, alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk. (..)
Crisis – en Herstelwet

Artikel 1.6

De bestuursrechter behandelt het beroep met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet.
(..)
De bestuursrechter doet uitspraak binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn.

Artikel 1.6a

Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.

Voetnoten

1.Waterschapsblad, 8 september 2022, nr. 10161.
2.Deze uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:RVS:2021:786.
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1909, rechtsoverweging (r.o.) 5.2, en 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1981, r.o. 18.
5.Zie r.o. 6 van de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1909, en r.o. 5.1 van de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1311.
6.Zie het projectplan onder 2.1 Stuw Kramerswatergang, pag. 4.