ECLI:NL:RBOVE:2023:836

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
ak_22_1416
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering compensatie kinderopvangtoeslag op basis van lichte toets

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Mercanoğlu, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de Belastingdienst om hem niet in aanmerking te brengen voor een compensatiebedrag van € 30.000,- op basis van een lichte toets. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 februari 2023, waarbij eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en de Belastingdienst vertegenwoordigd was door hun gemachtigde en een andere heer.

Eiser heeft in het verleden kinderopvangtoeslag ontvangen voor zijn twee kinderen, maar heeft over de jaren 2008 tot en met 2013 een deel van deze toeslag moeten terugbetalen. Hij heeft verzocht om herbeoordeling van zijn recht op kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst heeft zijn bezwaar ongegrond verklaard. Eiser betwistte de motivering van de Belastingdienst en stelde dat er sprake was van vooringenomenheid in de besluitvorming.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser ongegrond was. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag terecht was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij recht had op de gevraagde compensatie. De rechtbank merkte op dat eiser niet had betwist dat de terugvordering was gelegen in het feit dat een te hoog voorschot was verstrekt of dat hij de gevraagde informatie niet had verstrekt. De rechtbank benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van informatie bij de aanvrager ligt en dat de Belastingdienst niet verplicht is om actief rechthebbenden te benaderen als er geen informatie wordt verstrekt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/1416

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. I. Mercanoğlu),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: mr. [naam 1] ).

Inleiding

Bij besluit van 1 mei 2021 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij op basis van een zogenoemde lichte toets niet in aanmerking komt voor een (minimaal) compensatiebedrag van € 30.000,-, maar dat hierover pas later een definitief besluit wordt genomen.
Met het bestreden besluit van 27 juni 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 1 mei 2021 ongegrond verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen bij zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en de heer [naam 2] .

Feiten

Eiser heeft twee kinderen, geboren op respectievelijk 27 september 2007 en 7 april 2009. In de periode van 2008 tot en met februari 2013 heeft eiser ten behoeve van de opvang van zijn kinderen kinderopvangtoeslag aangevraagd en ontvangen. Eiser heeft over deze jaren, met uitzondering van het jaar 2011, ontvangen kinderopvangtoeslag terug moeten betalen. Tegen de terugvorderingsbesluiten zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
Eiser heeft verweerder gevraagd om een herbeoordeling van zijn recht op kinderopvangtoeslag. Verweerder heeft de ontvangst van de aanvraag op 4 februari 2021 aan hem bevestigd.

Beoordeling door de rechtbank

Tussen partijen is in geschil of verweerder eiser op juiste gronden in het kader van de lichte toets het compensatiebedrag van € 30.000,- geweigerd heeft.
Eiser heeft aangevoerd dat het besluit van 1 mei 2021 in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het Kabinet een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000,- aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend. Ook zullen de schulden die deze ouders hebben bij de Belastingdienst/Toeslagen worden kwijtgescholden. Eiser heeft die forfaitaire vergoeding niet ontvangen, omdat uit de uitgevoerde lichte toets zou blijken dat eiser geen recht heeft op deze vergoeding.
Eiser is van mening dat verweerder gehandeld heeft met vooringenomenheid. Deze institutionele vooringenomenheid hoeft niet altijd op basis van de nationaliteit op of basis van de huidskleur te zijn. Dit kan ook op basis van de maatschappelijke positie. Daarmee bedoelt eiser dat de overheid een bepaalde werkwijze hanteert die een duidelijke groep op achterstand zet en dat de overheid deze werkwijze blijft hanteren. Eiser heeft veel financiële ellende gehad door de terugvorderingsbesluiten. Om discriminatie en toenemende ongelijkheid te voorkomen, had de overheid de gevolgen van de getroffen maatregelen moeten onderzoeken en blijven monitoren.
Verweerder heeft niet bestreden dat eisers kinderen steeds kinderopvang hebben genoten. De handelingen van verweerder worden zo geautomatiseerd dat de menselijke maat verloren gaat. Verweerder vraagt zich niet af waarom een belanghebbende geen informatie verstrekt terwijl het financiële belang groot is, aldus eiser.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep van eiser niet slagen.
Hiertoe wordt overwogen dat namens eiser ter zitting niet betwist is dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2013 is gelegen in het gegeven dat een te hoog voorschot is verstrekt óf omdat door eiser de gevraagde informatie niet verstrekt is. Hieruit volgt niet reeds dat verweerder vooringenomen heeft gehandeld. De rechtbank merkt hierbij op dat ter zitting door eiser ook is aangegeven dat hij in die tijd moeite had om adequaat te reageren op de verzoeken van verweerder om nadere informatie over te leggen. De rechtbank overweegt daarover dat eiser in die jaren nog getrouwd was en dat hij heeft verklaard dat zijn toenmalige echtgenote hem ondersteunde. In dat kader had zijn toenmalige echtgenote er destijds dan ook voor kunnen zorgen dat de door verweerder gevraagde informatie verstrekt werd. Niet is gesteld dat zij dat niet had kunnen doen.
De door eiser gestelde zorgplicht van verweerder gaat niet zover dat hij actief rechthebbenden op kinderopvangtoeslag moet benaderen als niet op informatieverzoeken wordt gereageerd. Zoals ter zitting door verweerder is toegelicht is verweerder de uitvoerder van de kinderopvangtoeslag. De aanvrager van de toeslag dient aan te tonen dat er recht op de gevraagde toeslag bestaat. Daarvoor verzendt verweerder verzoeken om informatie, en indien de gevraagde informatie niet ontvangen wordt, wordt daarop gerappelleerd.
Ter voorlichting van eiser merkt de rechtbank op dat het door eiser bestreden besluit ziet op de lichte toets. Zoals in dat besluit aangegeven volgt er nog een integrale herbeoordeling.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt zijn griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
Y. van Arnhem, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.