ECLI:NL:RBOVE:2023:975

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
AK_22_1826
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring door de urgentiecommissie van Welbions Woningcorporatie

In deze zaak heeft eiseres op 6 oktober 2022 beroep ingesteld tegen een afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring door de urgentiecommissie van Welbions Woningcorporatie. De afwijzing vond plaats op 4 januari 2022, en eiseres heeft ook bezwaar gemaakt tegen een latere beslissing van 31 augustus 2022. De rechtbank Overijssel heeft de zaak op 23 februari 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van de verweerders aanwezig waren. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard, omdat de urgentiecommissie en de klantenservice van Welbions Woningcorporatie geen bestuursorganen zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat er geen publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend aan de urgentiecommissie om te beslissen op urgentieaanvragen, en dat de woonruimteverdeling in Hengelo een civielrechtelijke aangelegenheid is. Eiseres heeft betoogd dat de woonruimteverdeling een publiekrechtelijke aangelegenheid is, maar de rechtbank volgt dit niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen huisvestingsverordening van kracht is in Hengelo en dat de urgentiecommissie geen bevoegdheid heeft om besluiten te nemen die onder de Awb vallen. De rechtbank heeft daarom de zaak niet in behandeling genomen en zich onbevoegd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/1826

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en
de urgentiecommissie en de klantenservice van Welbions Woningcorporatie,verweerder,
(gemachtigde: mr. R.M. Goeman).

Inleiding

Eiseres heeft bij brief van 6 oktober 2022 beroep ingesteld tegen een afwijzing van 4 januari 2022 en een weigering om een aanvraag en een bezwaar in behandeling te nemen van 31 augustus 2022. Het gaat hierbij om aanvragen om een urgentieverklaring.
De rechtbank heeft dit beroep op 23 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Namens verweerder waren ook H.J.M. Pierik en M.B.M. Bentert aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank verklaart zich onbevoegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Relevante feiten en omstandigheden
2. Bij e-mail van 19 april 2021 heeft eiseres de commissieleden van de urgentiecommissie gevraagd om haar een urgentieverklaring te verlenen. Op 10 december 2021 is een formele urgentieaanvraag ingediend.
2.1.
Bij bericht van 4 januari 2022 heeft de voorzitter van de urgentiecommissie eiseres laten weten dat de urgentiecommissie op 3 januari 2022 heeft besloten om geen urgentie aan eiseres (en haar man) te geven.
2.2.
Op 23 juni 2022 heeft eiseres een tweede formele urgentieaanvraag ingediend.
2.3.
Op 27 juni 2022 heeft de urgentiecommissie eiseres laten weten dat ze vorig jaar urgentie heeft aangevraagd, dat de urgentiecommissie toen haar situatie heeft besproken en dat zij daarom niet opnieuw urgentie kan aanvragen voor gezinshereniging.
2.4.
Bij brief van 17 augustus 2022 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het bericht van 4 januari 2022.
2.5.
Bij bericht van 25 augustus 2022 heeft de bezwaarschriftencommissie eiseres laten weten dat het indienen van bezwaar op basis van de afgewezen urgentieverklaring niet meer mogelijk is.
2.6.
Bij bericht van 31 augustus 2022 heeft de klantenservice van Welbions Woningcorporatie eiseres laten weten dat de termijn voor het indienen van bezwaar, tegen zowel de reactie van 4 januari 2022 als tegen de reactie van 27 juni 2022, is verstreken.
Standpunten partijen
3. Eiseres heeft zich in beroep tegen het bericht van 4 januari 2022 en tegen het bericht van 31 augustus 2022 gekeerd. Volgens eiseres is de woonruimteverdeling een publiekrechtelijke aangelegenheid en zijn ten onrechte de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in acht genomen. Volgens eiseres levert het uitvoeren van een urgentieregeling zonder huisvestingsverordening strijd op met de bedoeling van de wetgever. Eiseres heeft hierbij verwezen naar passages uit de memorie van toelichting bij de Huisvestingswet. Eiseres is van mening dat de besluitvorming niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en wenst in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat Welbions Woningcorporatie geen bestuursorgaan is en dat de woonruimteverdeling in Hengelo een civielrechtelijke aangelegenheid is. De gemeenteraad van Hengelo heeft geen huisvestingsverordening vastgesteld en de verwijzingen naar de Huisvestingswet 2014 missen toepassing als de gemeente zich onthoudt van regulering van de woonruimteverdeling. Er is hier geen sprake van een publiekrechtelijk kader voor de woonruimteverdeling. In het verweerschrift is toegelicht dat Welbions Woningcorporatie en Twinta Wonen zelf een urgentieregeling hebben afgesproken. Dit is een civielrechtelijke afspraak tussen deze woningcorporaties, die betrekking heeft op de civielrechtelijke verhouding met woningzoekenden. Als woningzoekenden in aanmerking wensen te komen voor urgentie dan kan iemand een urgentieaanvraag indienen. De aanvraag wordt behandeld door een onafhankelijke urgentiecommissie en deze urgentiecommissie is evenmin een bestuursorgaan. De kandidaat-huurder die het niet eens is met een afwijzing door een woningcorporatie kan dat in een civiele procedure aanvechten. Verweerder heeft subsidiair gesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor urgentie.
Gevraagd is om eiseres te veroordelen in de kosten van deze procedure. Ter zitting is dit verzoek ingetrokken.
Overwegingen
5. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is.
5.1.
Beroep bij de bestuursrechter kan alleen worden ingesteld tegen een besluit, zo volgt uit artikel 8:1 van de Awb. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling (artikel 1:3, eerste lid, van de Awb).
5.2.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de urgentiecommissie en de klantenservice van Welbions Woningcorporatie bestuursorganen zijn op grond van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Alleen als dit het geval is, zouden het bericht van de urgentiecommissie van 4 januari 2022, respectievelijk het bericht van de klantenservice van 31 augustus 2022, besluiten kunnen zijn in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
5.3.
De rechtbank overweegt dat de urgentiecommissie, noch de klantenservice, een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de Awb (‘a-orgaan’). Zij kunnen wel een persoon of college zijn als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Awb (‘b-orgaan’), voor zover zij met enig openbaar gezag zijn bekleed.
5.4.
Voor de vraag of sprake is van toegekend openbaar gezag is bepalend of aan het betrokken orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat in de gemeente Hengelo - ten tijde hier van belang - geen huisvestingsverordening van kracht is. Dit is ook niet door eiseres betwist. Er is evenmin een ander wettelijk voorschrift, waarin aan de urgentiecommissie of de klantenservice van Welbions Woningcorporatie de publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend om te beslissen over geschillen over urgentie. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de urgentiecommissie en de klantenservice van Welbions Woningcorporatie daarom in beginsel dan ook geen b-orgaan.
5.6.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in een uitspraak van 1 februari 2023 [1] in een soortgelijk geschil vervolgens nog beoordeeld of er aanleiding is om de in die procedure verwerende partij (de Geschillencommissie Woningcorporaties Regio Midden-Brabant; hierna: Commissie) bij wijze van uitzondering toch als b-orgaan aan te merken vanwege een beslissende mate van zeggenschap van het college in de woonruimteverdeling, zoals in die procedure was betoogd.
De Afdeling heeft in deze uitspraak van 1 februari 2023 in dit kader onder meer overwogen dat, zowel in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 4 van de Huisvestingswet [2] als in de door de Tweede Kamer aangenomen motie [3] , is benadrukt dat gemeenten de woonruimteverdeling uitsluitend mogen sturen door middel van een huisvestingsverordening en dat dit onverlet laat dat gemeenten en woningcorporaties privaatrechtelijke werkafspraken mogen maken, zolang daarin niets over woonruimteverdeling is geregeld. Ook is overwogen dat uit de Huisvestingswet niet volgt dat de toewijzing van woningen door woningcorporaties en het in dat kader geven van voorrang een publiekrechtelijke grondslag moet hebben.
De Afdeling heeft in deze uitspraak verder overwogen:
‘De gemeente heeft dus geen inspraak in of zeggenschap over de verdeling van woonruimte en het verlenen van voorrang aan urgent woningzoekenden. Van een beslissende zeggenschap zoals door [appellant] betoogd is geen sprake. Alleen al daarom kan in het geval van de Commissie van een b-orgaan ook geen sprake zijn.
De conclusie is dat aan de Commissie geen publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend om te beslissen over urgentiegeschillen. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de Commissie geen bestuursorgaan is en dat de e-mail van 12 mei 2020 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is.
(…)
Tegen de afwijzing stond dus geen bestuursrechtelijke rechtsgang open. De rechtbank heeft zich terecht onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep.’
5.7.
Ter zitting van de rechtbank is aan eiseres gevraagd waarom de overwegingen van de Afdeling in deze uitspraak van 1 februari 2023 niet ook op de situatie van eiseres van toepassing zijn. Eiseres heeft hierop geantwoord dat de gemeente Hengelo wel betrokken is bij de woonruimteverdeling. Volgens eiseres volgt dit uit een brief van 18 mei 2011 (
lees: 16 mei 2011),waarin wordt aangegeven dat de gemeente de taak tot woonruimteverdeling heeft neergelegd bij Welbions. Ook volgt dit volgens eiseres uit een brief van 20 oktober 2020 (
lees: 30 oktober 2020)van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo aan de gemeenteraad.
5.8.
De rechtbank volgt eiseres niet in het betoog dat uit deze brieven volgt dat de gemeente Hengelo betrokken is bij de woonruimteverdeling, waardoor de aangehaalde overwegingen van de Afdeling uit de genoemde uitspraak van 1 februari 2023 hier niet van toepassing zouden zijn. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de brief van 16 mei 2011 juist volgt dat het publiekrechtelijk kader ten aanzien van de woonruimteverdeling is komen te vervallen. De brief van 30 oktober 2020 heeft betrekking op de voortgang van de prestatieafspraken. Dit zijn privaatrechtelijke werkafspraken over onder meer de gewenste samenstelling, omvang en kwaliteit van de woningvoorraad. Dit betreft niet de woonruimteverdeling.
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om de urgentiecommissie of de klantenservice van Welbions Woningcorporatie als b-orgaan aan te merken vanwege een beslissende mate van zeggenschap van het college van burgemeester en wethouders in de woonruimteverdeling. Welbions Woningcorporatie is een civielrechtelijke rechtspersoon. De urgentiecommissie is opgezet door Welbions Woningcorporatie en een andere corporatie en beoordeelt aanvragen op basis van een urgentieregeling, die beide corporaties hebben afgesproken. De urgentiecommissie is onafhankelijk van de gemeente en er is geen bemoeienis van de gemeente met de urgentiecommissie. De gemeente heeft dus geen inspraak in of zeggenschap over de verdeling van woonruimte en het verlenen van voorrang aan urgent woningzoekenden.
5.10.
Dit leidt tot de conclusie dat aan de urgentiecommissie geen publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend om te beslissen op urgentieaanvragen. Dit betekent dat de urgentiecommissie geen bestuursorgaan is en dat het bericht van 4 januari 2022 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
5.11.
Ook aan de klantenservice van Welbions Woningcorporatie is niet bij wettelijk voorschrift openbaar gezag toegekend. De gemeente heeft geen inspraak in of zeggenschap over deze klantenservice. Ook de klantenservice is daarom geen bestuursorgaan. Het bericht van 31 augustus 2022 van de klantenservice is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
5.12.
Nu de berichten van 4 januari 2022 en 31 augustus 2022 geen besluiten zijn in de zin van artikel 1:3 van de Awb en evenmin gekwalificeerd kunnen worden als een beslissing op een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 7:11 van de Awb, is de rechtbank niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Richart, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Kamerstukken II 2009/10, 32 271, nr. 3
3.Kamerstukken II 2020/21, 32 847, nr. 789