In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan over de vordering van de besloten vennootschap [eiseres] B.V. tegen de vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F. en de betrokken gedaagden. De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagden verplicht zijn om de facturen van eiseres te betalen voor het huren van steigers en andere materialen. Gedaagden voerden aan dat zij geen overeenkomst met eiseres hadden gesloten, maar met hun klant, mevrouw [naam 1]. De kantonrechter oordeelde echter dat dit verweer niet slaagde. De rechter stelde vast dat de overeenkomst tot stand was gekomen tussen eiseres en gedaagden, en dat gedaagden verantwoordelijk waren voor de betaling van de facturen. De kantonrechter wees de vordering van eiseres toe, inclusief de rente en incassokosten, en veroordeelde gedaagden hoofdelijk tot betaling van een totaalbedrag van € 14.185,94, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de rechtsverhouding tussen partijen en de verplichtingen die voortvloeien uit de gesloten overeenkomst.