1.2.Op 24 augustus 2023 hebben [eisers] c.s. een brief naar [gedaagde] gestuurd waarin zij aanspraak maken op de betaling van € 293.059,00. [eisers] c.s. stellen in deze brief voor om een regeling te treffen waarbij [gedaagde] , tegen finale kwijting, een bedrag van € 50.000,00 aan [eisers] c.s. zal betalen. [gedaagde] heeft immers, op grond van een geldleningsovereenkomst, een vordering ter hoogte van dat bedrag op zijn moeder, zo schrijven [eisers] c.s. in de brief. Vervolgens heeft er een e-mailwisseling tussen partijen plaatsgevonden over de invulling van een betalingsregeling. Daarin hebben partijen onder meer het volgende aan elkaar geschreven:
- Op 5 oktober 2023 schreef de accountant van [gedaagde] :
“De heer [gedaagde] wil graag via deze weg aangeven dat hij instemt met het voorstel uit de brief van
24 augustus j.l.(…). De verdere afhandeling ziet de heer [gedaagde] graag tegemoet.”
- Op 6 oktober 2023 schreef de gemachtigde van [eisers] c.s.:
“Dat is goed nieuws, en volgens mij ook de beste oplossing voor deze kwestie. Heel fijn wanneer we dit zo kunnen afwikkelen. Zal ik de afspraak vastleggen in een vaststellingsovereenkomst, en die in concept naar u beiden sturen? Zijn er nog bijzonderheden rondom de betaling?”
- Op 10 oktober schreef de accountant van [gedaagde] :
“Wat betreft de betaling, deze zal plaatsvinden nadat de heer [gedaagde] de gelden van zijn moeder ontvangt. Dit zal plaatsvinden nadat haar huis wordt verkocht, op een door haar te bepalen moment.”
- Op 6 november 2023 schreef de gemachtigde van [eisers] c.s.:
“Bijgaand stuur ik u een concept vaststellingsovereenkomst in deze zaak. Ik verzoek u deze goed te lezen en mij te berichten of de inhoud daarvan akkoord is.
Graag uw aandacht voor de navolgende bepaling:
•
Ik heb de te betalen hoofdsom op € 50.000 gezet, zoals afgesproken, maar de betaling dient wel binnen een redelijke termijn plaats te vinden. Het voorstel is 2 maanden, wat al een ruime termijn is. Het is echt niet akkoord maar af te wachten of en wanneer de moeder van de heer [gedaagde] haar huis verkoopt. Dat is een keuze waar mijn cliënten geen invloed op hebben.
•
De overeengekomen hoofdsom wordt, bij wanbetaling, verhoogd met een bedrag van € 12.500. Dit bedrag is bedoeld als vorm van schadevergoeding, maar ook een aansporing om de overeenkomst goed na te komen. Mijn cliënten kunnen als alternatief de volledige hoofdsom dan wel weer opeisen, maar het gevaar bestaat dan de heer [gedaagde] tot in lengte van dagen aan deze schulden vastzit. Het is juist de bedoeling hem ook een schone lei te gunnen, zodat hij weer door kan.
Voor het overige spreekt het volgens mij voor zich. Laat u mij weten of een en ander zo akkoord is?”