ECLI:NL:RBOVE:2024:5802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
ak_24_1398_tu
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging Ziektewet-uitkering na Eerstejaars-Ziektewetbeoordeling

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering per 6 oktober 2022 beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat haar uitkering beëindigde op basis van de conclusie dat zij meer dan 65% van haar loon kon verdienen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken in de eerdere uitspraak niet volledig zijn weggenomen. De rechtbank wijst op het gebrek aan onderzoek naar de inhoud en intensiteit van de behandeling van eiseres, wat essentieel is voor de beoordeling van haar belastbaarheid. De rechtbank stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de voorbereiding op de behandeling en het effect daarvan op het functioneren van eiseres. De rechtbank geeft het UWV de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen, met een termijn van zes weken. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van eiseres en de noodzaak om de arbeidskundige beoordeling opnieuw uit te voeren, waarbij ook de functie van archiefmedewerker opnieuw moet worden bezien.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1398 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).

Procesverloop

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 6 oktober 2022.
1.2.
Na een Eerstejaars ZW-beoordeling heeft het UWV met het besluit van
31 augustus 2022 aan eiseres medegedeeld dat haar ZW-uitkering per 6 oktober 2022 wordt beëindigd, omdat zij op 5 september 2022 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Met het besluit van 7 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.3.
Met de uitspraak van 21 december 2023 (ECLI:NL:RBOVE:2023:5263) heeft deze rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit van 7 augustus 2023 vernietigd. Het UWV is opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Het UWV heeft in de uitspraak berust.
1.4.
Met het bestreden besluit 12 januari 2024 heeft het UWV het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het UWV heeft gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiseres deelgenomen. De gemachtigde van het UWV heeft zich afgemeld.
Bestreden besluit van 12 januari 2024
2.1.
Na de uitspraak van 21 december 2023 is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 2 januari 2024 een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld. Vanwege de rugklachten zijn ook beperkingen vastgesteld voor gebogen en/of getordeerd actief zijn (item 5.6) en langdurig lopen/staan (items 4.16, 4.17, 5.3 en 5.4). Voor de nekklachten is een lichte beperking vastgesteld (item 4.15). Daarbij is toegelicht dat het maken van hoofdbewegingen in geringe mate beperkt is. Dat wil zeggen in de eindbewegingen. Ook is een aanvullende beperking vastgesteld in de rubriek werktijden (item 6.4). Eiseres was volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de dagen dat zij revalideerde (maandag en woensdag) alleen in staat om te werken tot circa 10.00 uur.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens de eerder geselecteerde functies verworpen. Wel zijn binnen dezelfde SBC-code functies bijgeduid. Dit zijn de functies archiefmedewerker, administratief ondersteunend medewerker en telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound). Op basis van het middelste uurloon van deze functies, gecorrigeerd met de laagst bijbehorende reductiefactor, afgezet tegen het loon dat eiseres verdiende, is de verdiencapaciteit op 5 september 2022 berekend op 88,51%. Omdat dit percentage hoger is dan 65% blijft de ZW-uitkering beëindigd per 6 oktober 2022.

Beoordeling door de rechtbank

3. Het beroep van eiseres is gegrond, omdat de in de uitspraak geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken niet volledig zijn weggenomen. De rechtbank licht dit vanaf rechtsoverweging 4.1 toe aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Voor een goed begrip van de rechtsoverwegingen citeert de rechtbank eerst uit wat in de uitspraak van 21 december 2023 staat. Voor het wettelijk kader en de relevante feiten en omstandigheden in deze zaak verwijst de rechtbank ook naar die uitspraak. In rechtsoverwegingen 3.3. tot en met 3.6. van die uitspraak is het volgende geoordeeld:
“3.3. Voor de rechtbank is niet inzichtelijk gemotiveerd dat met de klachten die eiseres ervaart aan de rug en de nek voldoende rekening is gehouden. In de radiologieberichten van 7 oktober 2021 en 13 december 2021 (bijgevoegd bij het bezwaarschrift) wordt melding gemaakt van enige facetartrose zowel hoogthoracaal als laaglumbaal. Dit lijkt een objectivering te bieden voor de door eiseres ervaren klachten. Eiseres heeft er verder terecht op gewezen dat in het medisch onderzoeksverslag van de verzekeringsarts van 15 juni 2022 nog werd aangenomen dat eiseres beperkt is voor gebogen actief werken, langdurig staan en langdurig lopen. Tegen de achtergrond van deze beoordeling van 15 juni 2022, en de hiervoor genoemde radiologieberichten, is naar het oordeel van de rechtbank niet navolgbaar waarom er geen (verdergaande) beperkingen voor de rug en nek in de FML van 11 augustus 2022 zijn opgenomen. Het standpunt van verweerder dat de afwijkingen passen bij de leeftijd van eiseres heeft de rechtbank niet overtuigd, nu uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet blijkt dat daarbij rekening is gehouden met de aanwezige facetartose.
3.4.
Op het punt van de aangenomen urenbeperking van 30 uur per week overweegt de rechtbank als volgt. Niet ter discussie staat dat eiseres op de datum in geding nog een revalidatietraject volgde. Gelet op de tekst van de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid (hierna: de standaard) is in een dergelijke situatie een urenbeperking geïndiceerd.
3.5.
Op bladzijde 24 van de standaard staat het volgende:
“Het aantal uren dat cliënt niet kan werken kan op twee gronden worden beperkt:
• het feitelijk niet aanwezig kunnen zijn van cliënt
• het niet beschikbaar zijn van cliënt in verband met voorbereiding op een
behandeling, herstel van een behandeling en/of effect van een behandeling op het
totale functioneren van cliënt
Voorbeeld: een psychotherapeutische behandeling kan één tot twee keer per week
een uur in beslag nemen. Dit betreft het feitelijke cliëntcontact. Het effect van de
therapie kan echter zo groot zijn dat cliënt de rest van de dag niet meer in staat is
(goed) te functioneren. Ook op dagen waarop geen therapie plaatsvindt kan de
invloed ervan merkbaar zijn, zodanig dat hij niet tot voltijds werken in staat is. In
feite is hier sprake van overlap met het indicatiegebied stoornis in de
energiehuishouding, omdat zich hier een toename van de recuperatienoodzaak
manifesteert”.
Dit betekent dat voor de bepaling van de duurbelastbaarheid niet alleen onderzocht moet worden in hoeverre de betrokkene feitelijk niet beschikbaar is in verband met de revalidatiebehandelingen, maar ook wat het effect is van de voorbereiding op een behandeling, van de behandeling zelf en/of van het herstel van een behandeling op het totale functioneren.
3.6.
Met de tijd die de revalidatiebehandelingen in beslag nemen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden. Duidelijk is dat eiseres met een urenbeperking van 30 uur per week feitelijk op twee dagen per week van 11.00 tot 14.15 haar revalidatietraject kan volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft echter onvoldoende gemotiveerd dat rekening is gehouden met de effecten van de voorbereiding op de behandeling, de behandeling zelf en het herstel van de behandelingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 30 oktober 2023 beschreven dat in de behandeltijd van 11.00 tot 14.15 ongetwijfeld voorzien zal zijn in pauzes, zodat met de huidige urenbeperking van 30 uur per week, voldoende tijd en ruimte beschikbaar is voor recuperatie. Deze toelichting is naar het oordeel van de rechtbank van algemene aard en niet het resultaat van onderzoek naar de specifieke behandeling die eiseres heeft ondergaan. Concreet onderzoek naar de vraag hoe de behandeling er in de praktijk uitzag en of het voor het herstel van eiseres al dan niet noodzakelijk was terusten
na afloop van de door haar geleverde inspanning tijdens het revalidatietraject is niet (kenbaar) verricht. Dat eiseres tijdens haar revalidatietraject pauzemomenten zal hebben is daarom, zonder nadere motivering, onvoldoende voor het standpunt van verweerder dat voldoende rekening is gehouden met de voor eiseres benodigde recuperatie. Dit is in het bijzonder bezwaarlijk omdat uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 15 november 2023 blijkt dat diverse geselecteerde functies alleen aan eiseres te duiden zijn als zij daadwerkelijk in staat is op de dag van de behandeling ook nog te werken. Om die reden is de rechtbank er evenmin van overtuigd dat eiseres op de datum in geding geschikt was voor de geduide functies.”

Beoordeling van de beroepsgronden

Het maken van hoofdbewegingen
4.1.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat voor het maken van hoofdbewegingen (item 4.15) ten onrechte slechts een lichte beperking is vastgesteld, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de vastgestelde discopathie. Hiertoe voert eiseres aan dat op basis van de onderzoeken van revalidatiearts [naam 1] en verzekeringsarts [naam 2] geconcludeerd kan worden dat zij evidente problemen heeft aan de rechterkant van haar nek. Zij hebben beide geconcludeerd dat het draaien van haar nek voor klachten zorgt.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen bezwaar en beroep de nekklachten van eiseres inzichtelijk en navolgbaar hebben betrokken bij hun beoordeling. In het rapport van 2 januari 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vermeld dat uit de CT van de centrale wervelkolom (nek) blijkt dat sprake is van een normale hoogte van de wervelcorpora en lichte discopathie C5/C6 met gering hoogteverlies van de discus en beginnende degeneratieve haakvorming anterieur en posterieur. Vervolgens is toegelicht waarom het maken van hoofdbewegingen in geringe mate beperkt is. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarbij de eerder genoemde discopathie uit het oog heeft verloren. Daarnaast zijn in het rapport van 18 april 2024 de degeneratieve afwijkingen van de cervicale werkvelkolom ook beoordeeld. De spierspanningspijn van de trapeziusrand rechts bij de beweging van het hoofd bij rotatie en bij toepassen van lokale druk vormen volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen contra-indicatie voor het maken van bewegingen met het hoofd binnen de gestelde grens van het betreffende item in de FML. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze beoordelingen te twijfelen.
Urenbeperking
4.2.
Eiseres volgde van 11 juli 2022 tot 1 november 2022 een revalidatiebehandeling op maandag en woensdag van 11.00 tot 14.15 uur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had hiervoor een urenbeperking aangenomen van 30 uur per week en heeft na de uitspraak van de rechtbank ook geconcludeerd dat eiseres op de dagen dat zij revalideerde (maandag en woensdag) alleen in staat was om tot circa 10.00 uur te werken. Omdat eiseres revalideerde van 11.00 tot 14.15 uur was er volgens de verzekeringsartsen bezwaar en beroep na de behandeling tijd om te herstellen van de geleverde inspanning. In de aanvullende rapportage van 18 april 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres in staat is te achten tot het verrichten van reguliere passende werkzaamheden binnen de overige beperkingen tot 10.00. Zij kan zich in de avonden daarvoor voorbereiden op de behandeling.
Eiseres stelt dat hiermee nog steeds geen rekening is gehouden met de voorbereiding en het effect van de fysieke inspanning die de behandeling vergde. Hiertoe voert zij aan dat geen onderzoek is gedaan naar de inhoud en de intensiteit van de behandeling. Het zou betekenen dat zij direct vanuit het werk naar de revalidatiebehandeling moet gaan die om 11:00 uur begint. Dit is niet van haar te verwachten omdat zij dan na de nodige fysieke inspanning op haar werk in de ochtend ook nog in staat zal moeten zijn om een behandeling te volgen die een intensieve inspanning vereist.
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond slaagt. Uit het rapport van 2 januari 2024 van de verzekeringsarts beroep blijkt niet dat onderzoek is gedaan naar de inhoud en de intensiteit van de behandeling, terwijl in de eerdere uitspraak (r.o. 3.6) nadrukkelijk is gemotiveerd dat dat van belang is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat geen rekening is gehouden met het beschikbaar zijn van eiseres in verband met voorbereiding op de behandeling en het effect van een behandeling op het totale functioneren van eiseres. Dat is conform de standaard wel van belang (r.o. 3.5). Dit is ook toegelicht met een voorbeeld. Nu is alleen het herstel van de geleverde inspanning meegewogen. De enkele stelling dat eiseres zich de avonden daarvoor kan voorbereiden zonder repercussies voor haar belastbaarheid, is daarom ook onvoldoende.
Functie Archiefmedewerker (SBC-code 315132)
4.3.
Eiseres stelt dat de geselecteerde voorbeeldfunctie archiefmedewerker niet passend is, vanwege de repetitieve hand/vingerbewegingen (item 4.3.8). Volgens eiseres heeft arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam 3] ten onrechte gemotiveerd dat de signalering op dit item niet bezwaarlijk is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangegeven dat er geen sprake mag zijn van langdurige repetitieve hand- en vingerbewegingen.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [naam 4] heeft, na het instellen van beroep, navraag gedaan bij een arbeidsdeskundige analist en (aanvullend) gemotiveerd dat het niet zo is dat bij alle werkzaamheden sprake is van repetitieve handelingen. De arbeidsdeskundig analist heeft toegelicht dat de repetitieve handelingen 2 uur per werkdag voorkomen. De werknemer heeft redelijke sturing hierin en zou kunnen afwisselen met andere taken die minder repetitief zijn. Zij kunnen de werkzaamheden opknippen. Echter, gezien het volume van het lichten, scannen en verplaatsen van dossiers en het verwerken van de poststukken zijn zij daar meerdere uren per dag mee bezig. Het uur aaneengesloten kan opgeknipt worden. De repetitieve handelingen komen in ieder geval 2 uur op een werkdag voor.
De verzekeringsarts heeft gesteld dat eiseres niet langdurig repetitieve handelingen kan uitvoeren. Volgens [naam 4] is in de functie van archiefmedewerker, gelet op de toelichting van de arbeidskundig analist, geen sprake van langdurig repetitief werk en er is voldoende regelvrijheid in de functie aanwezig, waardoor betrokkene zelfstandig naar eigen inzicht overbelasting kan voorkomen.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van eiseres te kennen gegeven dat niet in geschil is dat moet worden uitgegaan van wat de arbeidskundig analist heeft toegelicht over de functie. Onduidelijk blijft echter of eiseres in staat is om deze functie uit te oefenen, omdat de verzekeringsarts in de rapportage en de FML van 2 januari 2024 niet heeft toegelicht wat onder de beperking ‘niet langdurig’ moet worden verstaan.
De rechtbank is van oordeel dat ook deze beroepsgrond van eiseres slaagt. De arbeidsdeskundigen bezwaar en beroep hadden hierover eerst navraag bij de verzekeringsarts(en) bezwaar en beroep moeten doen, voordat zij tot hun conclusies konden komen.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Dit is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is in die zin dan ook gegrond. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het UWV in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
6. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering of met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet de verzekeringsarts zorgvuldig onderzoek doen naar de inhoud en de intensiteit van de behandeling, en vervolgens deugdelijk motiveren of en waarom (g)een verdergaande urenbeperking nodig is (r.o. 4.2). Vervolgens dient een nieuwe arbeidskundige beoordeling plaats te vinden, waarbij moet worden bezien wat de gevolgen van de eventuele aanvullende urenbeperking zijn voor de geduide functies. Daarnaast moet bij de nieuwe arbeidskundige beoordeling in overleg met de verzekeringsarts gekeken worden of de functie archiefmedewerker wel passend is (r.o. 4.3). De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Het UWV moet uiterlijk binnen twee weken meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, dan zal de rechtbank eiseres daarna in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op het herstel van de gebreken door het UWV. In beginsel, ook wanneer het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.