ECLI:NL:RBOVE:2024:6115

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
C/08/321755 / KG ZA 24-203
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap en verkoop gezamenlijke woning met ontruimingsbevel

In deze zaak is het geregistreerd partnerschap van partijen ontbonden, waarbij de vrouw in de gezamenlijke woning verblijft. De man vordert een machtiging om de woning te verkopen en de vrouw te verplichten de woning te ontruimen, omdat zij nog geen nieuwe woning heeft gevonden. De vrouw betwist de spoedeisendheid van de vorderingen en stelt dat de proceskosten gecompenseerd moeten worden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man wel degelijk een spoedeisend belang heeft, aangezien de vrouw geen recht meer heeft om in de woning te verblijven. De vorderingen van de man worden toegewezen, met de beperking dat de woning niet eerder dan 1 april 2025 geleverd mag worden, zodat de vrouw tijd heeft om een nieuwe woonruimte te vinden. De vrouw wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/321755 / KG ZA 24-203
Vonnis in kort geding van 20 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R.D.Z. Asmus,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.V.S. Cassese.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van de man,
- de overgelegde stukken van de vrouw,
- de mondelinge behandeling van 6 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De samenvatting

2.1.
Het geregistreerd partnerschap van partijen is ontbonden. Zij hebben nog een gezamenlijke woning, waar de vrouw in woont. De man vordert in deze procedure onder andere een machtiging zodat hij de gezamenlijke woning kan verkopen en dat de vrouw de woning moet ontruimen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten. Volgens de vrouw kan de man niet van haar verlangen dat zij aan verkoop en ontruiming meewerkt, omdat zij nog geen nieuwe woning heeft gevonden. Daarnaast heeft de man volgens de vrouw geen spoedeisend belang bij zijn vorderingen en moeten de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.
2.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man een spoedeisend belang heeft. Zijn vorderingen zijn toewijsbaar, maar de voorzieningenrechter verbindt daar een aantal beperkingen aan. Zo mag de woning niet eerder dan 1 april 2025 geleverd worden aan de koper(s), waardoor de vrouw wat tijd heeft om andere woonruimte vinden. De vrouw wordt veroordeeld in de proceskosten. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op [datum 1] met elkaar een geregistreerd partnerschap aangegaan in algehele gemeenschap van goederen.
3.2.
De relatie tussen partijen is eind 2022 verbroken. Het geregistreerd partnerschap van partijen is ontbonden door middel van een beschikking van deze rechtbank van 15 januari 2024, ingeschreven op [datum 2] in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
In de beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw de gezamenlijke woning van partijen aan de [adres] (hierna: de woning) nog voor zes maanden mocht gebruiken, te rekenen vanaf de dag van inschrijving van de beschikking. Zij mocht de woning dus gebruiken tot en met 31 juli 2024.
3.4.
Partijen hebben overlegd over de afwikkeling van de verdeling van hun vermogen en over de verkoop van de woning. De man heeft voor de verkoop van de woning [bedrijf] uit [plaats] ingeschakeld. De makelaar heeft de vrouw meerdere keren gebeld, maar krijgt geen contact met haar.
3.5.
Bij schrijven van 21 mei 2024 is de vrouw verzocht om uiterlijk op 4 juni 2024 mee te werken aan de verkoop van de woning. Zij heeft daar niet op gereageerd.

4.Het geschil

4.1.
De man vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man machtigt om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, met inschakeling van de makelaar zijnde [bedrijf] , dan wel een opvolger en/of vervanger;
II. de vrouw veroordeelt om volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, maar niet beperkt tot het houden van de woning in verkoopklare staat gedurende het verkooptraject, hierin bestaande dat de vrouw [1] de woning opgeruimd houdt en bij bezichtigingen in exact dezelfde staat heeft zoals de woning was ten tijde van het verkoop gereed zijn;
III. de vrouw veroordeelt om de man alsook de door de man daartoe aan te wijzen hulppersonen, waaronder de makelaar, toegang te verschaffen tot de woning alsook de man een sleutel te overhandigen, onder meer maar niet beperkt ten behoeve van het verkoop klaar maken van de woning, de opname van de woning alsook voor te houden bezichtigingen;
IV. als de vrouw verzuimt aan het in punt II genoemde te voldoen, haar veroordeelt om de woning te ontruimen en ontruimd te houden;
V. bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als de voor levering en eigendomsoverdracht van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw;
VI. de vrouw veroordeelt de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de notariële akte van levering van de woning zal worden verleden;
VII. te bepalen dat de kosten van de makelaar en de notaris voor rekening van partijen komen, ieder voor de helft;
VIII. de vrouw veroordeelt in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente als betaling binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis uitblijft.
4.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat niet langer van hem kan worden verlangd dat de woning onverdeeld blijft. De rechtbank heeft bepaald dat partijen de woning moeten verkopen, maar de vrouw werkt daar niet aan mee. Volgens de man kan hij er niet op vertrouwen dat de vrouw haar medewerking zal verlenen zonder deze procedure, omdat zij niet reageert op berichten van hem en de makelaar. De man vordert dat de vrouw in de proceskosten veroordeeld moet worden, omdat hij onnodig kosten heeft moeten maken voor deze procedure om zo de vrouw mee te laten werken aan de verkoop van de woning.
4.3.
De vrouw voert verweer. Zij erkent dat de woning moet worden verkocht, maar volgens haar kan de man niet van haar verlangen dat zij daar op dit moment aan meewerkt. De reden daarvan is dat zij nog geen nieuwe woning heeft gevonden. De vrouw is lichamelijk beperkt, waardoor zij is aangewezen op een woonzorglocatie. Zij stelt dat zij inmiddels een half jaar staat ingeschreven bij alle woonzorglocaties in [gemeente] en dat zij mogelijk op korte termijn in aanmerking komt voor een plek bij [locatie] in [plaats] . Als dit rond is, wil de vrouw verhuizen en meewerken aan het verkopen van de woning. Voor die tijd ziet zij dit niet zitten, omdat zij dan op straat komt te staan. Gezien haar lichamelijke beperkingen is dit onwenselijk. Volgens de vrouw moeten de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, omdat zij ex-partners van elkaar zijn.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de man ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
5.2.
Het spoedeisend belang van de man volgt volgens de voorzieningenrechter voldoende uit zijn stellingen. Hij heeft onweersproken gesteld dat de rechtbank heeft bepaald dat partijen de woning moeten verkopen, nu het voor de vrouw niet mogelijk is om deze over te nemen. Zij weigert tot op heden daaraan mee te werken, terwijl zij volgens de beschikking van 15 januari 2024 op dit moment geen recht meer heeft om van de woning gebruik te maken. Door de vrouw is betwist dat de man spoedeisend belang heeft, omdat hij op dit moment onderdak heeft bij zijn broer en over voldoende financiële middelen beschikt om een eigen woning te kunnen huren. Volgens de voorzieningenrechter doet dat aan het spoedeisend belang niet af. Het wettelijk uitgangspunt is dat niemand gehouden kan worden om tegen zijn wil in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dat geldt ook voor iemand die onderdak heeft of over de middelen beschikt om een andere woning voor zichzelf te kunnen financieren.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De man vordert een machtiging om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning. Dat betreft een machtiging tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in artikel 3:174 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Dit kan bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding worden verleend in geval van spoedeisende omstandigheden waarin aannemelijk is dat de bodemrechter een dergelijke machtiging zou hebben verleend, als daarom zou zijn verzocht (HR 21 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4380). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat hier het geval, nu de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van gewichtige redenen in de zin van artikel 3:174 BW lid 1 BW. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
5.4.
Het belang van de vrouw om de woning niet te verkopen is dat zij daar nog langer gebruik van wil maken, omdat zij meer tijd nodig heeft om een plek te vinden bij een woonzorglocatie. De vrouw heeft naar voren gebracht dat zij zich een half jaar geleden heeft ingeschreven bij alle woonzorglocaties in [gemeente] . Dit had naar het oordeel van de voorzieningenrechter eerder gekund en gemoeten, nu partijen al bijna twee jaar uit elkaar zijn en uit de beschikking van deze rechtbank van 31 januari 2024 volgt dat zij per 31 juli 2024 geen gebruik meer mag maken van de woning. De vrouw heeft niets overgelegd waaruit blijkt dat zij op korte termijn in aanmerking kan komen voor een woonzorglocatie. Bij de door haar overgelegde stukken zit een brief van het Centrum Indicatiestelling Zorg, waarin staat dat haar aanvraag voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg is afgewezen. Dit kan de zoektocht naar een woonzorglocatie mogelijk belemmeren, aangezien een indicatie vaak een vereiste is om daarvoor in aanmerking te komen. Het ontbreken van een indicatie wijst er bovendien niet op dat de vrouw is aangewezen op woonruimte waarin ook intensieve zorg kan worden geboden. De voorzieningenrechter is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat het belang van de man bij verkoop van de woning zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. Van hem kan niet worden verlangd dat de onverdeeldheid nog veel langer zal duren, terwijl het niet zeker is dat de vrouw op korte termijn een andere woning vindt.
5.5.
Het voorgaande brengt met zich dat de woning moet worden verkocht. De vrouw is naar het oordeel van de voorzieningenrechter gehouden daaraan mee te werken op de in de beslissing vermelde wijze en de woning te ontruimen als zij dat niet doet.
5.6.
De man vordert dat hij [bedrijf] te [plaats] mag inschakelen om de woning te verkopen. De vrouw heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt, waardoor dit toewijsbaar is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding daarbij te bepalen dat de makelaar een reële marktconforme vraag- en laatprijs zal moeten vaststellen.
5.7.
Gelet op wat de vrouw aanvoert over haar fysieke situatie, ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding om de vrouw nog wat tijd te geven om een andere woning te vinden. De voorzieningenrechter bepaalt daarom dat de woning niet eerder dan 1 april 2025 aan de koper(s) geleverd mag worden, tenzij de vrouw akkoord gaat met een eerdere leveringsdatum of als zij een andere woning heeft gevonden.
5.8.
Er is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan de overdracht van de woning en, volgens artikel 3:300 lid 2 BW, te bepalen dat, als de vrouw deze medewerking niet verleent, deze beschikking in de plaats treedt van de voor het opmaken van de notariële leveringsakte noodzakelijke handtekening van de vrouw. Deze onderdelen van de vordering zullen op na te melden wijze worden toegewezen.
5.9.
De voorzieningenrechter ziet daarnaast aanleiding om de vrouw te veroordelen om de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de notariële akte van levering van de woning zal worden verleden.
5.10.
De man vordert dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de kosten van de makelaar en de notaris voor rekening van partijen komen, ieder voor de helft. De manier waarop dit gevorderd is, wekt de indruk dat hij een verklaring voor recht vordert. In een kort geding is een verklaring voor recht niet toewijsbaar. De voorzieningenrechter begrijpt dat de man heeft bedoeld te vorderen dat de vrouw veroordeeld wordt om de helft van de makelaars- en notariskosten te betalen. Deze vordering wordt daarom op die manier gelezen en toegewezen.
Proceskosten
5.11.
In procedures tussen ex-partners wordt in het algemeen besloten tot compensatie van proceskosten, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken en de vrouw als de in het ongelijk gestelde partij wel in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor vindt de voorzieningenrechter van belang dat de vrouw wist dat zij de woning maar tot 31 juli 2024 mocht gebruiken en zij deze dus al had moeten verlaten, maar zij niet aan de man heeft gevraagd of zij daar langer mag blijven wonen. In plaats daarvan heeft zij de berichten van de man en de makelaar genegeerd en te weinig ondernomen om andere woonruimte te vinden, waardoor de man genoodzaakt was om deze procedure te starten.
5.12.
De proceskosten van de man (inclusief nakosten) worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.349,72
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
machtigt de man om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning aan de [adres] , met inschakeling van de makelaar zijnde [bedrijf] , gevestigd te [plaats] , dan wel een opvolger en/of vervanger, waarbij de makelaar op basis van zijn vakmanschap een reële marktconforme vraag- en verkoopprijs bepaalt en dat bij de verkoop rekening wordt gehouden met dat de woning niet eerder dan 1 april 2025 geleverd mag worden aan de koper(s), tenzij de vrouw akkoord gaat met een eerdere leveringsdatum of als zij een andere woning heeft gevonden,
6.2.
veroordeelt de vrouw om volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, maar niet beperkt tot het houden van de woning in verkoopklare staat gedurende het verkooptraject, hierin bestaande dat de vrouw de woning opgeruimd houdt en bij bezichtigingen in exact dezelfde staat heeft zoals de woning was ten tijde van het verkoop gereed zijn,
6.3.
veroordeelt de vrouw om de man, alsook de door de man daartoe aan te wijzen hulppersonen, waaronder de makelaar, toegang te verschaffen tot de woning, alsook de man een sleutel te overhandigen, onder meer maar niet beperkt ten behoeve van het verkoop klaar maken van de woning, de opname van de woning alsook voor te houden bezichtigingen,
6.4.
veroordeelt de vrouw om, als zij verzuimt om aan de veroordeling als bedoeld onder 6.2. te voldoen, de woning te ontruimen en ontruimd te houden,
6.5.
bepaalt dat, in geval de vrouw de onder 6.2. opgedragen medewerking niet (volledig) verleent, dit vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw die nodig is voor de verkoop en de levering en het notariële transport van de woning, onder de voorwaarde dat die verkoopopdracht en/of verkoopovereenkomst en/of notariële akte geen bepalingen inhoudt/inhouden die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, dit ter beoordeling van de betreffende makelaar en/of de notaris ten overstaan van wie de betreffende akte gepasseerd wordt,
6.6.
veroordeelt de vrouw om de woning te ontruimen en ontruimd te houden op het moment dat de notariële akte van levering van de woning zal worden verleden;
6.7.
veroordeelt de vrouw tot betaling van de helft van de makelaarskosten en de notariskosten voor de verkoop van de woning,
6.8.
veroordeelt de vrouw in de proceskosten van € 1.349,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de vrouw niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.9.
veroordeelt de vrouw tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Voetnoten

1.In het petitum van de dagvaarding staat op deze plek ‘de man’ waar bedoeld zal zijn ‘de vrouw’. De voorzieningenrechter vat dit op als een kennelijke verschrijving.