ECLI:NL:RBOVE:2024:6359

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
ak_23_2397
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens ontbrekende machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep van de Stichting tegen de niet-ontvankelijkverklaring van hun bezwaar door het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel. De Stichting had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college met betrekking tot een POP3-subsidie, maar het college had de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen correcte machtiging was ingediend. De gemachtigde van de Stichting, M.G. Kroonenburg-Kolk, had op 14 augustus 2023 bezwaar gemaakt, maar het college verzocht om een machtiging die niet tijdig werd overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de Stichting niet kon aantonen dat Kroonenburg-Kolk bevoegd was om bezwaar in te dienen, en dat het college de Stichting voldoende gelegenheid had gegeven om het verzuim te herstellen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de niet-ontvankelijkverklaring van het college terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/2397

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , de Stichting

(gemachtigde: M.G. Kroonenburg-Kolk),
en

het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, het college

(gemachtigde: A.P. Diermanse).

Inleiding

1. Op 17 juli 2023 heeft het college bij besluit het wijzigingsverzoek van de Stichting toegewezen inzake een POP3-subsidie op grond van de Regeling uitvoering van LEADER-projecten in Noord-Overijssel (primair besluit 1).
1.1.
Op 24 juli 2023 heeft het college bij besluit de aanvraag van de Stichting voor een deelbetaling van de hiervoor genoemde subsidie deels toegekend en deels afgewezen (primair besluit 2).
1.2.
Bij afzonderlijk ingediende bezwaarschriften heeft M.G. Kroonenburg-Kolk namens de Stichting op 14 augustus 2023 bezwaar gemaakt tegen de besluiten. Bij brief van 24 augustus 2023 heeft het college de ontvangst van de bezwaarschriften bevestigd en verzocht een correcte machtiging in te dienen voor 8 september 2023 waaruit blijkt dat zij bevoegd is om namens de Stichting bezwaar in te dienen. Omdat een correcte machtiging is uitgebleven, heeft het college met het bestreden besluit van 19 oktober 2023 de bezwaarschriften van de Stichting, ingediend door gesteld gemachtigde M.G. Kroonenburg-Kolk niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De Stichting heeft op 9 november 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de Stichting deelgenomen, vergezeld door [naam] . Het college is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de Stichting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van de Stichting.
Was M.G. Kroonenburg-Kolk bevoegd om bezwaar in te stellen?
3. De Stichting stelt zich primair op het standpunt dat M.G. Kroonenburg-Kolk bevoegd was om namens haar bezwaar in te dienen, omdat zij vanaf het begin als penvoerder voor het LEADER-project heeft opgetreden.
3.1.
Volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een bezwaarschrift ondertekend. Wanneer degene die het bezwaarschrift heeft ondertekend niet voor zichzelf maar voor een ander bezwaar maakt, moet de bevoegdheid tot het indienen van bezwaar aangetoond worden. Het bestuursorgaan kan volgens artikel 2:1, tweede lid, van de Awb van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen om aan te tonen dat diegene wettelijk bevoegd is om een bezwaarprocedure te starten namens een ander. Het belang van een correcte machtiging is namelijk gelegen in het voorkomen van misbruik van (proces)recht.
3.2.
Van een (tijdige) machtiging aan M.G. Kroonenburg-Kolk om namens de Stichting bezwaar in te dienen is niet gebleken. Het feit dat zij zich als penvoerder heeft gemeld aan het begin van het LEADER-project is daartoe niet voldoende. Zij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij als penvoerder is aangewezen en dat zij als penvoerder gemachtigd is om rechtshandelingen (zoals bezwaar indienen) namens de Stichting te verrichten.
3.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de machtiging, gedateerd 3 november 2023. Uit deze machtiging blijkt dat M.G. Kroonenburg-Kolk bevoegd is om namens de Stichting bezwaar in te dienen. Deze machtiging dateert echter van na de beslissing op bezwaar van 19 oktober 2023 en kan haar daarom niet baten.
3.4.
Gelet op het bovenstaande is niet gebleken dat M.G. Kroonenburg-Kolk op 14 augustus 2023 bevoegd om bezwaar in te dienen namens de Stichting. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft het college de Stichting in de mogelijkheid gesteld het verzuim te herstellen?
4. De Stichting stelt zich secundair op het standpunt dat het college haar er nooit op heeft gewezen dat er een machtiging benodigd was. Ook de brief, gedateerd 24 augustus 2023 en per e-mail verzonden op 29 augustus 2023 heeft zij niet ontvangen, waardoor zij niet in de mogelijkheid is gesteld om het verzuim te herstellen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat, in het geval van niet-aangetekende verzending van een besluit of een ander rechtens van belang zijnd document, het bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. [1]
4.2.
Het college heeft in een brief, gedateerd 24 augustus 2023 en verzonden per e-mail op 29 augustus 2023 de Stichting in de gelegenheid gesteld om een correcte machtiging over te leggen waaruit blijkt dat M.G. Kroonenburg-Kolk bevoegd is om bezwaar in te dienen namens de Stichting en daarmee het verzuim te herstellen.
4.3.
In artikel 2:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch kan worden verzonden. Volgens artikel 2:14, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
4.4.
M.G. Kroonenburg-Kolk heeft de bezwaarschriften digitaal ingediend en daarbij een telefoonnummer en e-mailadres opgegeven. Daarmee heeft zij kenbaar gemaakt via de digitale weg voldoende bereikbaar te zijn.
4.5.
Het college heeft een uitdraai van het mailsysteem overgelegd waaruit blijkt dat de herstelverzuimbrief op 29 augustus 2023 naar het e-mailadres is verzonden dat M.G. Kroonenburg-Kolk heeft opgegeven bij het indienen van het bezwaarschrift. Daarmee heeft het college aangetoond de herstelverzuimbrief te hebben verzonden. De Stichting heeft geen omstandigheden aangevoerd waardoor de ontvangst van de e-mail van 29 augustus 2023 redelijkerwijs kan worden betwijfeld. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat zij de e-mail heeft ontvangen.
4.6.
De rechtbank overweegt tot slot dat het feit dat M.G. Kroonenburg-Kolk in oktober 2023 telefonisch contact heeft gehad met het college en zij er in dat gesprek niet op is gewezen dat een correcte machtiging ontbrak, haar niet kan baten omdat de termijn voor het herstellen van het verzuim op 8 september 2023 al was verstreken.
4.7.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de Stichting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaren. De Stichting krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Veelen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Fortuin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 30 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:358.